Deze woorden! Dat ik ze kan opschrijven! Dat jij ze kunt lezen!
Meester: Hoor je dat? Een wonder!
Leerling: Wat nu weer.
Meester: Deze woorden! Dat ik ze kan uitspreken! Dat jij ze kunt horen! Dat je ze verstaat! Dat je wat terug kunt zeggen!
Leerling: Dat zei u gisteren precies zo.
Meester: Kan best wezen, maar het blijft een wonder!
Leerling: Dat is ook maar een gedachte.
Meester: Dat het maar een gedachte is ook!
Leerling: En wat is een gedachte nu helemaal.
Meester: Een wonder! Dat je hem kunt denken! Dat je hem kunt delen! Dat je het ermee eens of oneens kunt zijn! Dat je er iets bij kunt voelen!
Leerling: Dat zei u gisteren precies zo.
Meester: Hoor je dat? Een wonder!
Leerling: Wat nu weer.
Meester: Dat jij jezelf kunt herhalen! Dat ik dat opmerk! Dat ik mezelf kan herhalen! Dat jij dat opmerkt! Dat het je ergert! Dat je dat onder woorden kunt brengen! Dat ik dat versta!
Leerling: Ik vind het de normaalste zaak van de wereld.
Meester: Hoor je dat? Een wonder!
Leerling: Wat nu weer.
Meester: Dat jij het de normaalste zaak van de wereld vindt! Dat je je er niet over verbaast! Dat het je verveelt, en mij niet minder! Dat wonderen altijd zo snel gewoon worden! Dat we daar niets aan kunnen doen!
Leerling: Dit heb ik u nog niet eerder horen zeggen! Een wonder!
Meester: Dat heb ik je nog niet eerder horen zeggen! Een wonder!