En je doet er niets aan.
Eeuwige wijsheid is mij niet geopenbaard, een hogere werkelijkheid heb ik nooit gezien, mijn ware zelf heb ik nooit ontmoet. Wat niet betekent dat dit alles niet bestaat, ik kan er alleen niet over meepraten. Ik wil er ook niet over meepraten. Het enige wat me eraan boeit is dat het andere mensen boeit, en wat dat met ze doet.
Mijn eigen denken landt nooit meer en vestigt zich nergens meer. Het pendelt onvermoeibaar tussen weten en niet weten. Antwoorden (weten) roepen nieuwe vragen in me op (niet-weten), oplossingen (weten) nieuwe problemen (niet-weten), indelingen (weten) nieuwe grensgevallen (niet-weten), visies (weten) nieuwe horizonten (niet-weten), beperkingen (weten) nieuwe mogelijkheden (niet-weten).
Om dat te laten gebeuren hoef ik me niet uit de wereld terug te trekken. Ik hoef niet mindful te wezen, op een kussentje te gaan zitten of op mijn hoofd te gaan staan. Ik hoef er niets voor te doen en ik kan er niets tegen doen.
Niet-weten is net ademhalen, maar je adem kun je tenminste nog inhouden. Niet-weten kan ik onmogelijk inhouden, geen minuut, ik zou stikken. Niet-weten is geen bijbaan, nooit komt er een eind aan.
Ik weet niet bij de dokter en ik weet niet bij de super, ik weet niet op straat en niet thuis, niet in bad, niet in bed. Ik weet niet als ik bang ben en ik weet niet als ik kalm ben, ik weet niet als ik liefheb en niet als ik haat, niet als ik spreek, niet als ik zwijg.
Alleen in mijn dromen weet ik nog altijd van alles. Daarin heeft Nauwe Weetal zich teruggetrokken sinds hij door Wijde Weetniet werd ontmaskerd.