Weergaloze agnose.
‘Ben jij gelovig, Hans?’
‘Ik ben bevrijd van elk geloof.’
‘Bedoel je dat je niet gelooft?’
‘Ik ben bevrijd van elk ongeloof.’
‘Hoe heb je dat gedaan?’
‘Ik ben bevrijd van ieder doen.’
‘Is dat een kwestie van overgave?’
‘Ik ben bevrijd van ieder laten.’
‘Maar komt dat uit jezelf of uit God?’
‘Ik ben bevrijd van zelf en God.’
‘Doel je op de unio mystica?’
‘Ik ben bevrijd van een, twee, veel.’
‘Verwijs je daarmee naar het niets?’
‘Ik ben bevrijd van vorm en leegte.’
‘Hoe is het om zo vrij te zijn?’
‘Vrij noch onvrij, dat is pas fijn.’