Hoe weet je dat?
Leerling: Wat is verlichting?
Meester: Niet weten wat verlichting is.
Leerling: Zeker weten?
Meester: Natuurlijk niet.
Leerling: Waarom niet?
Meester: Omdat ik niet weet wat verlichting is.
Leerling: O nee.
Meester: Wat nu?
Leerling: Kent u iemand die verlicht is?
Meester: Hoezo?
Leerling: Dan kunnen we het daar gaan vragen.
Meester: Ik ken sowieso niemand.
Leerling: Echt niet?
Meester: Niet echt.
Leerling: Behalve uzelf natuurlijk.
Meester: Ken ik niet.
Leerling: Zeker weten?
Meester: Natuurlijk niet.
Leerling: Dit kan toch geen verlichting zijn.
Meester: Spreek je uit ervaring?
Leerling: Ik denk het niet.
Meester: Dat weet je ook al niet?
Leerling: Ik ben bang van niet.
Meester: Ken jij iemand die zonder twijfel verlicht is?
Leerling: U toch?
Meester: Dan weet je meer dan ik.
Leerling: Goeroe Puntje-puntje-puntje dan maar.
Meester: Ken je hem persoonlijk?
Leerling: Ik heb tien jaar aan zijn voeten gezeten.
Meester: Waren het bijzondere voeten?
Leerling: Het waren heel gewone voeten.
Meester: Gaven ze licht?
Leerling: Alleen als er licht op viel.
Meester: Hoe weet je dan dat Goeroe Puntje-puntje-puntje verlicht is?
Leerling: Dat zegt hij.
Meester: Wanneer?
Leerling: Tijdens bijeenkomsten.
Meester: Misschien zegt hij maar wat.
Leerling: In zijn boeken.
Meester: Misschien heb je de tekst verkeerd begrepen.
Leerling: Anderen zeggen het ook.
Meester: Wat zeggen anderen ook?
Leerling: Dat Goeroe Puntje-puntje-puntje verlicht is.
Meester: Wanneer?
Leerling: Op die bijeenkomsten. In die boeken. Tegen mij persoonlijk.
Meester: Misschien praten ze Goeroe Puntje-puntje-puntje wel na.
Leerling: Zou kunnen.
Meester: Misschien ken je dus wel niemand die verlicht is.
Leerling: De Boeddha.
Meester: Die is van voor jouw tijd.
Leerling: In dit leven wel.
Meester: Wat weet je van je vorige levens?
Leerling: Op dit moment niets.
Meester: Dan is de Boeddha op dit moment van voor jouw tijd.
Leerling: Toegegeven.
Meester: Al was je een wedergeboorte van de Boeddha zelf.
Leerling: Ja ja.
Meester: Als hij al verlicht was.
Leerling: Tja.
Meester: Als er al zoiets is als verlichting.
Leerling: U wrijft het er wel in.
Meester: Je hebt dus geen idee wat verlichting inhoudt?
Leerling: Of ik moest nu al verlicht zijn.
Meester: Maar dat wist je toch niet?
Leerling: Tenzij dat verlichting is.
Meester: Is dat verlichting?
Leerling: Dat weet ik dus niet.
Meester: Mocht het inderdaad verlichting zijn, weet je dan wel wat het inhoudt?
Leerling: Dan heb ik nog steeds geen idee.
Meester: Wat maakt het dan uit?
Leerling: Ik zou het ook niet weten.
Meester: Dan weet je evenveel als ik.