‘Wat is weten?’
‘Een perspectief op de wereld aanzien voor de wereld zelf.’
‘Hoe kan ik de wereld zelf zien?’
‘Dat je de wereld zelf zou kunnen zien is opnieuw een perspectief.’
‘Bedoel je dat je de wereld zelf niet kan zien?’
‘Dat is opnieuw een perspectief.’
‘Bedoel je dat er niet zoiets is als de wereld zelf?’
‘Dat is opnieuw een perspectief.’
‘Er zijn alleen maar perspectieven, wou je zeggen.’
‘Dat is opnieuw een perspectief.’
‘Wat is niet-weten?’
‘Geen perspectief.’
‘Daar kan ik me niets bij voorstellen.’
‘Doe dan maar elk perspectief.’
‘Is dat de waarheid of opnieuw een perspectief?’
‘Dat heb je goed gezien.’