Wij zijn als een schaal die op het water drijft. Deze schaal is geen meester over zichzelf, maar is overgeleverd aan de genade en de beweging van het water.
Rumi
Hans: Het water is net zo goed overgeleverd aan de genade en de beweging van de schaal.
Ayah: Het is de schaal die op het water drijft, niet omgekeerd.
Hans: Het is het water dat wordt weggedrukt door de schaal. Hoe licht de schaal ook mag zijn, zijn gewicht drukt het omringende water omhoog. Een uitdijende opstuwing die zich in alle richtingen uitbreidt.
Ayah: Ja, dat zal wel.
Hans: En de bewegingen van de schaal veroorzaken rimpels op het wateroppervlak die eveneens uitdijen.
Ayah: Maar het is het water dat de schaal in beweging brengt.
Hans: Of de wind of wat dan ook. Het punt is dat de schaal en het water elkaar wederzijds in beweging brengen.
Ayah: Maar het effect van de schaal op het water is veel geringer dan omgekeerd.
Hans: Alleen als de schaal veel kleiner is dan het water. Wat als de schaal een tanker is en het water een schutsluis?
Ayah: Zo had ik het nog niet bekeken.
Hans: Een kwestie van schaal.
Ayah: Ah ja.
Hans: Bovendien is het water op zijn beurt overgeleverd aan de genade en de beweging van wat dan ook.
Ayah: Van wat dan wel?
Hans: Van het water zelf, om te beginnen. Van de golven erop, van de golfstromen en getijdenstromen erin. Van verticale en horizontale temperatuursverschillen. Van de wind aan de oppervlakte. Van de bewegingen van de maan en de zon. Van de rotatie en de zwaartekracht van de aarde. Van de waterwezens, de waterplanten, noem maar op.
Ayah: Je hebt het nu over de zee.
Hans: Elke schaal heeft zijn verhaal.
Ayah: Want alles hangt met alles samen.
Hans: Nou, alles.
Ayah: Volgens mij staat de schaal hier voor de mens en het water voor God.
Hans: Het is de vraag of je die twee zo kunt scheiden.
Ayah: Water is water en een schaal is een schaal.
Hans: Voor mij is het één pot nat.
Ayah: Zonder mensenmaker geen mensen.
Hans: Zonder godenmakers geen goden.
Ayah: Rumi wil alleen maar zeggen dat de mens nergens zou zijn zonder God die overal is.
Hans: Ik wil alleen maar zeggen dat God nergens zou zijn zonder de mens die overal is.