Meester Tja zegt:
Een gewone krijger heerst over zijn wapens.
Een goede krijger heerst over zijn gevoelens.
Een wijze krijger heerst niet.
Hij heerst niet over anderen.
Hij heerst niet over zichzelf.
Hij heerst niet over zijn paard.
Hij heerst niet over zijn wapens.
Hij heerst niet over zijn lichaam.
Hij heerst niet over zijn geest.
Hij heerst niet over zijn gevoelens.
Hij heerst niet over zijn zintuigen.
Hij heerst niet over zijn tong.
Hij heerst niet over zijn bezit.
Hij heerst niet over zijn wil.
Hij heerst niet over het leven.
Hij heerst niet over de dood.
Een wijze krijger heerst niet.
Zelfs niet over zijn heerszucht.
Wie nergens over heerst, heeft niets.
Wie niets heeft, ziet geen reden om te strijden,
of de strijd voorgoed te mijden.
Een wijze krijger is geen hebber.
Geïnspireerd door hoofdstuk 68 van de Daodejing