Twaalf ambachten en een ongelukje
Monnik: Wie zijn ware aard kent…
Meester: Kent een spook.
Monnik: Wie zijn ware aard kent, is…
Meester: Het haasje.
Monnik: Wie zijn ware aard kent, is…
Meester: Niet vrij.
Monnik: Wie zijn ware aard kent, is…
Meester: Er vrij van.
Monnik: Wie zijn ware aard kent, is…
Meester: Wie noch wat.
Monnik: Wie zijn ware aard kent, is vrij…
Meester: Van vrijheid.
Monnik: Wie zijn ware aard kent, is vrij…
Meester: Noch onvrij.
Monnik: Wie zijn ware aard kent, is vrij van…
Meester: Waar en vals.
Monnik: Wie zijn ware aard kent, is vrij van…
Meester: Aard en bijzaak.
Monnik: Wie zijn ware aard kent, is vrij van…
Meester: Kennen en niet-kennen.
Monnik: Wie zijn ware aard kent, is vrij van leven…
Meester: Noch dood.
Monnik: Wie zijn ware aard kent, is vrij van….
Meester: Levenloosheid en doodloosheid.
Monnik: Wie zijn ware aard niet kent, is…
Meester: Vrij.