Monnik: Heb je een stok dan krijg je er een, heb je er geen dan neem ik hem af.
Meester: Heb je er geen dan krijg je er een, heb je er een dan neem ik hem af.
Monnik: Verdraaid.
Meester: Heb je er een dan heb je er geen, heb je er geen dan heb je er een.
Monnik: Dat kan ook nog.
Meester: Heb je er een dan ben je er een, ben je er geen dan heb je er geen.
Monnik: Niet te geloven.
Meester: Vier voor de prijs van één.
Monnik: Welke is waar?
Meester: Zou er maar één waar zijn?
Monnik: Welke zijn waar?
Meester: Zou er wel een waar zijn?
Monnik: Waar in welke zin?
Meester: Interpreteren maar.
Monnik: Wat is interpreteren?
Meester: Waarmaken.
Monnik: Interpreteren is waarmaken?
Meester: Dat is één interpretatie.
Monnik: Wat is waarmaken?
Meester: Heb je geen stok dan denk je er een, denk je er een dan zwaai je ermee.
Monnik: Herkenbaar.
Meester: Zwaai je ermee dan sla je ermee, sla je ermee dan sla je jezelf.
Monnik: Inderdaad zeg.
Meester: Sla je niet mee en zwaai je niet mee en denk je niet mee dan heb je er geen.
Monnik: Wat voor stok hebben we het eigenlijk over?
Meester: Een stok tussen je spaken.