Lang geleden, in de tijd dat Shakyamuni nog leefde, ging Manjushri naar een boeddhaberaad, maar hij kwam te laat en iedereen was al naar huis. Vlak naast Boeddha’s troon zat alleen nog een meisje, diep in meditatie verzonken.
Manjushri zei: ‘Zo dicht bij uw troon, hoe doet ze dat?’ Shakyamuni zei: ‘Vraag het haar zelf maar.’ Manjushri knipte met zijn vingers, liep drie keer om haar heen, nam haar mee naar de brahmahemel en wendde al zijn bovennatuurlijke krachten aan zonder enig effect.
Boeddha zei: ‘Zelfs honderd of duizend Manjushri’s zouden haar nog niet kunnen wekken, maar daar beneden, twaalfhonderd miljoen landen verderop, ontelbaar als de zandkorrels van de Ganges, vind je een bodhisattva die in onwetendheid verkeert. Hij krijgt haar vast wel wakker.’Daar rees de bodhisattva in kwestie reeds uit de aarde op en maakte een buiging voor de Boeddha, die zonder iets te zeggen naar het meisje wees. De bodhisattva ging voor haar staan en had nog niet met zijn vingers geknipt of het meisje ontwaakte al uit haar trance.
Deze tekst maakt deel uit van de serie Niet om door te komen, de Poortloze Poort. Woord: Hans van Dam. Beeld: Lucienne van Dam. Alle teksten van deze serie. De Poortloze Poort op NietWeten.nl. Alle publicaties van Hans van Dam in het Boeddhistisch Dagblad.