Vanwege corona bezoek ik gedetineerden al ruim een jaar niet meer. Het contact gaat nu schriftelijk of via (beeld)bellen. Dat is heel anders.
Door goed beleid is corona zo veel als mogelijk buiten de penitentiaire instelling (p.i.) gehouden. En wat nog belangrijker is, er zijn gelukkig geen doden gevallen. Wat een verschil met andere landen waar het dodental in gevangenissen soms extreem hoog is door de vele mensen die dicht bij elkaar zitten. In Amerika komt het zelfs voor dat iemand er door corona is overleden die voor een klein vergrijp in voorarrest zat. Het hele rechts- en gevangenissysteem is daar bizar.
De corona maatregelen hebben ook invloed op mij. Ik mis mijn wekelijkse gang naar de p.i., het contact met de mannen, de momenten van bezinning. Het is heel anders om te schrijven en/of te bellen, afstandelijker de eerste keren. Maar met sommige mannen is door het schrijven juist meer diepgang ontstaan, meer dan ik van sommigen had verwacht. Heel bijzonder om te ervaren dat door het niet door kunnen gaan van de fysieke contacten met hen nu door de afstand nog meer schroom lijkt overwonnen.
De dingen die me verteld worden zijn soms niet mis. Wat ze gedaan hebben, hun afkomst, hoe ze tot hun daad gekomen zijn, of ze wel of geen spijt hebben, hun eventuele ziekte(s), de medicijnen die ze krijgen, het gemis van dierbaren, alles wordt verteld. Het is een ware oefening in aandachtig luisteren. Ik hoef nauwelijks iets te zeggen laat staan te vragen.
Ook over het binnen zitten wordt gedeeld, hoe er met hen wordt omgegaan, hoe de onderlinge omgang is. En natuurlijk hun frustraties: “Waarom mogen de grootste criminelen wel in die luxe Range Rovers naar de rechtbank en moeten ik in zo’n busje?” “Waarom moet zo’n zware crimineel midden in de nacht met een helikopter worden afgeleverd waardoor ik wakker word; kan dat niet overdag?” Natuurlijk ook over de kwaliteit van het eten, de medewerkers, de grootte van de cel en het tv-scherm. En, nog steeds geen eigen koelkast in de cel terwijl dat in andere p.i’s wel zo is.
Drie van de mannen waarmee ik binnen de p.i. contact had zijn in het afgelopen jaar verhuisd, twee naar een tbs kliniek, een ander naar een penitentiair psychiatrisch centrum (ppc). De een heeft maanden toegeleefd en uitgezien naar zijn verhuizing, van de ander kreeg ik alleen maar een briefje met zijn nieuwe adres.
In de tbs kliniek ben je patiënt en geen gedetineerde meer. Ze krijgen een programma, diverse soorten therapie en dat is voor de een fijn, voor de ander niet omdat hij weet dat de gemiddelde duur zeven tot acht jaar is. Als je er pas bent is dat lang, maar het is een gemiddelde. Als je vindt dat je onschuldig bent is alles heel lang.
Ook in de kliniek ga ik nog niet op bezoek, het blijft bij bellen. Dat kan niet al te lang omdat er maar een telefoon per afdeling is. Even rustig aankomen of in stilte zitten met elkaar is niet mogelijk. In een telefoongesprek, na een heel verhaal van wat er ook hier mis is aangehoord te hebben, gooide ik het over een andere boeg. “Count your blessings”, zei ik. “Je hebt heel veel dingen genoemd wat er wel goed is om hier te zijn vergeleken met de p.i.. Omarm die en blijf niet hangen aan wat er beter zou kunnen.” Het kwartje viel, het gesprek werd opeens veel lichter en hij heeft zich voorgenomen dit zinnetje te onthouden.
Soms zit het in een woord, voor corona ook in een gebaar, waardoor opeens een gesprek een andere wending krijgt en iemand weer energie krijgt om ook dit pad te gaan. Wat een voorrecht daar bij te mogen helpen!