Hypnose komt op heel verschillende manieren in de media. Nu eens als een serieuze therapiemethodiek, dan weer als hulpmiddel bij allerlei medische problemen of bij een forensisch onderzoek. Soms zie je hypnose opduiken in liveshows of in praatprogramma’s op televisie, als een vorm van goedkoop amusement, waarbij een autoritaire hypnotiseur zijn publiek allerlei rare opdrachten geeft. De personen die gehypnotiseerd worden, volgen strikt op wat hen gesuggereerd wordt en ondergaan wat er gebeurt. Kijk je naar een film over medische hypnose, zoals “mijn stem gaat met je mee” (te bekijken via mavoixtaccompagnera.be), waarin twee anesthesisten in een Brussels ziekenhuis tonen hoe ze patiënten met hypnose begeleiden bij medische ingrepen, dan krijg je een ander beeld. Je ontdekt hoe je bij zo’n aanpak, als patiënt zelf heel actief betrokken wordt (bladzijde 11).
Tegen stress
Dr. Nicole Ruysschaert is arts, psychiater-psychotherapeute met opleiding in cognitieve gedragstherapie, hypnose, psychotraumatologie en oplossingsgerichte therapiemethoden. Ze heeft jarenlang bij de geestelijke gezondheidszorg gewerkt en een privépraktijk in Antwerpen. Daarnaast heeft ze trainingen en workshops gegeven over stresscontrole en zelfhypnose. Zij schreef eerder een boek over klinische hypnose, maar nu heeft ze een boek geschreven vol praktische oefeningen waarmee de lezer zelf aan de slag kan gaan.
Het boek bestaat uit vier delen. In het eerste deel leer je hoe je lichaam met spanningen omgaat en hoe je veerkracht kunt ontwikkelen. Het tweede deel kun je aan de hand van een zevenstappenplan zelf zelfhypnose gaan beoefenen. Om het je gemakkelijk te maken kun je via een QR-code ook toegang krijgen tot gesproken instructies. In deel drie wordt uitgelegd hoe je het beste met spanningen om kunt gaan en hoe je deze als positieve factor in je leven kunt gebruiken. Deel vier tenslotte legt uit hoe je dagelijks technieken van zelfhypnose kunt gebruiken.
Volgens Ruysschaert is hypnose voor de westerse mens een geschikter hulpmiddel dan meditatie, omdat deze mens van nature een onrustige geest heeft. Bij het beoefenen van hypnose hoef je je geest niet tot rust te brengen, maar werk je met je verbeeldingskracht. Het is volgens de schrijfster ook een krachtiger hulpmiddel dan visualisatie, omdat je niet alleen getuige bent maar ook een fysieke deelnemer. Je ziet niet alleen tijdens de hypnose, maar al je zintuigen zijn er actief.
De rol van het lichaam
De schrijfster begint met een uitgebreide beschrijving van het proces van de geboorte. Daar ontstaat al het gevaar van de onvolledige hechting met de moeder. Bij het opgroeien kun je vervolgens ook nog allerhande trauma’s oplopen. Je gaat deel uitmaken van verschillende groepjes en ervaart dan de groepsdruk. Wil je later succes hebben in het leven dan is volgens schrijfster een gelukkige jeugd onontbeerlijk.
Vervolgens wordt uitgebreid de werking van de hersenen en het zenuwstelsel uitgelegd. Het blijkt dat we op drie manieren gevaar reageren: als we denken dat we het gevaar aankunnen gaan we vechten, zo niet dan maar vluchten en als we ons lam schrikken dan bevriezen we. In de natuur zijn dit effectieve reacties, maar ze treden tegenwoordig ook vaak op als we ons onder druk voelen staan. In dat geval helpen ze niet en veroorzaken ze alleen maar de spanningen waar we geen weg mee weten. Met hypnose kunnen we de druk verminderen en een gevoel van veiligheid oproepen. Dit gaat in zeven stappen. De eerste stap is je losmaken van de wereld door je op een ding te concentreren. De tweede stap is het consolideren van de staat van rust, vaak met de hulp van de ademhaling. Vervolgens stel je je een omgeving voor waarin deze rust lichamelijk voelbaar is. Bij de vierde stap pas je deze omgeving aan aan je eigen voorkeuren. Bij de vijfde stap spreek je uit wat je graag wilt bereiken met hypnose en je geeft zo je onderbewuste eigenlijk een soort instructie. Je zegt bijvoorbeeld tegen jezelf “ik wil andere mensen met rust en mildheid benaderen”. Om deze suggestie buiten de hypnose om weer op te kunnen roepen, maak je een soort anker. Dit kan een gebaar zijn, of een ander teken dat je als het ware je onderbewuste aanleert. In spionagefilms wordt dit soms zo voorgesteld dat voorgeprogrammeerde immigranten die helemaal ingeburgerd zijn, door een krantenbericht met een soort anker erin, veranderen in een vijandig leger. Tenslotte neem je in stap zeven rustig de tijd om in kleine stapjes weer terug te keren naar de werkelijkheid van alledag.
Een praktisch boek
Het boek is praktisch van opzet. Er staan 40 oefeningen in waarvan bovendien de instructies in gesproken vorm op internet beschikbaar zijn. De nadruk ligt wel heel erg op het voorkomen of genezen van overspannenheid en het opbouwen van een soort geestelijke weerbaarheid. Daarnaast worden trauma’s, overbelasting en overspannenheid nogal eenzijdig uitgelegd als medische aandoeningen en niet als het gevolg van een slechte arbeidssituatie, verkeerde beslissingen of een overmatige ambitie. De lezer wordt aangemoedigd om de problemen bij zichzelf te herkennen en krijgt overzichtelijke schema’s aangeboden waarin de weg naar genezing wordt duidelijk gemaakt. Er is zelfs een oefening, oefening 17, waarmee de lezer leert om zijn emoties te reguleren. Het is natuurlijk nog maar de vraag of de oefeningen voor iedereen even goed werken. Er worden geen garanties gegeven. Wat hier dus ontbreekt zijn adviezen om een volgende overbelasting te voorkomen.
Relatie met meditatie
Hoewel Ruysschaert schrijft dat zelfhypnose iets anders is dan meditatie, is de relatie duidelijk. Elke oefening begint met een korte concentratie op de ademhaling. De zogenaamde hypnotische staat is niets anders dan wat in het boeddhisme toegangsconcentratie heet, of in het Engels acces concentration. De oefeningen in zelfhypnose zijn in het principe hetzelfde als visualisaties. Het verschil is alleen dat je bij boeddhistische visualisaties jezelf identificeert met een boeddhavorm en daarmee met de boeddhistische leer, zoals de skanda’s, het niet-zelf, de leegte, enzovoorts. Bij de zelfhypnose is het doel alleen maar om van spanningen en trauma’s af te komen. In het boeddhisme wordt de functie van de zogenaamde “ankers”, de signalen voor het onderbewuste, vervuld door ritueel, handbewegingen en mantra’s. In de oefeningen van Ruysschaert zit echter voldoende ruimte om ze aan te passen naar eigen behoefte.
Doordat ze zo concreet zijn, zijn de oefeningen in zelfhypnose echter wel een goede manier om je visualisaties te oefenen en te verdiepen. In de boeddhistische instructies wordt vaak erg de nadruk gelegd op de details van de visualisatie en niet op de betekenis ervan. Dit maakt het inleven in de visualisatie moeilijk. De boeddhistische leraren gaan er vaak te gemakkelijk vanuit dat dit inleven vanzelf wel gebeurt als er voldoende devotie is opgewekt. Het vermogen tot devotie is echter in het Westen sinds de middeleeuwen nogal afgenomen. Als je de sādhana’s of tantrische meditaties ziet als vormen van zelfhypnose, word je verlost van een hoop heilige hocus pocus en begrijp je beter hoe ze werken en hoe je deze week nog kunt versterken.
Een zwak punt van het boek is wel de uitgebreide medische verklaring van spanningen en trauma’s. Je kunt nog zo’n gedetailleerd beeld geven van de verschillende aspecten van het zenuwstelsel en de hersenen, maar de vraag blijft altijd nog dat de relatie tussen een hormoon en een gevoel van overspannenheid een mysterie is. Deze relatie tussen materie en geest is wat de filosoof David Chalmers the hard problem noemde en het is in feite de weerlegging van het materialistische medische wereldbeeld. Gelukkig kan de lezer deze medische verklaringen gewoon overslaan en doorgaan naar de oefeningen.
Een bezwaar vind ik wel dat de schrijfster geen aandacht geeft aan de verschillen tussen man en vrouw. Uit andere bronnen heb ik geleerd dat de spanningen bij mannen zich vaak explosief voordoen en snel weer wegebben, maar dat er bij vrouwen een langzame opbouw is die dan ook langer blijft hangen. Dit kun je inderdaad verklaren uit de verschillen in hormoonhuishouding tussen de seksen.
Het boek is over het algemeen vlot geschreven, maar Ruysschaert is geen sterke styliste. Ze doorspekt haar taalgebruik met veel onnodige uit het Amerikaans overgenomen woorden, die de tekst wat minder helder maken. Zo bedankt ze de psycholoog Dirk de Wachter ervoor dat hij haar boek een “endorsement” heeft gegeven en vindt ze zelfhypnose een “verrijkende tool”. Daarnaast wordt in het boek eigenlijk het wereldbeeld verondersteld zoals dat in kringen van Amerikaanse therapeuten gangbaar is. Ook dit kan de lezer echter zonder bezwaar naast zich neerleggen.
Het is en blijft een leerzaam boek voor hen die hun verbeeldingskracht willen aanwenden om hun leven te verrijken.