De redactie van het Boeddhistisch Dagblad is geïnteresseerd in de ervaringen van mensen die het boeddhistisch pad volgen. De leer bestuderen en praktiseren. Al of niet op een kussen of in een sangha of in je eentje. Ben je zo’n iemand en wil je je ervaringen delen- hoe je het boeddhisme hebt ontdekt, wat het je opbracht en niet, je teleurstellingen en hoop, je verwachting, welke richting je volgt en waarom, of als je het boeddhisme weer hebt verlaten- stuur ons jouw ervaringen in een niet zo’n heel lange tekst toe om in de serie Boeddhistische doeners en denkers gepubliceerd te worden.
‘Van huis uit ben ik vertrouwd met de christelijke religie en als kind kon ik mij geïnspireerd voelen door christelijke waarden als naastenliefde en maatschappelijke solidariteit (mijn ouders bevonden zich in de linkervleugel van de protestantse kerk), maar eenmaal ‘op kamers’ in Amsterdam bleef er binnen een paar jaar weinig over van deze interesse. Ik had mijn handen vol aan het uitvinden wie ik was en hoe ik mij tot mijn omgeving moest verhouden. Het ontwikkelen van (intieme) vriendschappen, het zoeken naar plezierig en uitdagend werk, een legaal en prettig huis vinden…
In de jaren negentig verdiepte ik mij in ‘oosterse filosofie’ ( in het bijzonder Advaita Vedanta) en hervond ik de inspiratie uit mijn jeugd. Één leraar, Isaac Shapiro, sprak mij aan en ik bezocht zijn satsangs en retraites gedurende een aantal jaren, totdat ik verhuisde naar de Veluwe. Ik trouwde, belandde in een gezin met 2 stiefkinderen. Mijn spirituele belangstelling verschoof naar het tweede plan.
Op mijn 53ste verloor ik mijn partner na een lang ziekteproces. Tijdens zijn ziekte bleek yoga voor mij een anker te zijn temidden van alle emotionele processen. Ik leerde door yogabeoefening mijn eigen draagkracht kennen en leerde vertrouwen op mijn eigen adem.
In de jaren van rouw kwam ik er achter dat alle (mentale) wijsheid uit de traditie van Advaita Vedanta mij voor geen meter hielp bij mijn rouwverwerking. Die wijsheid stond zo ver af van mijn dagelijkse geworstel in het omgaan met mijn verdriet, schuldgevoel, verlangen en eenzaamheid. Mijn gemodder kon ik niet afdoen als ‘maya’; mijn gemodder was ècht!
Een boekje van Thich Nhat Hahn (Geen komen, geen gaan) over vergankelijkheid was voor mij van ontroerende herkenning, evenals de parabel over de rouw van Kisagotami. Ik voelde mij uiteindelijk begrepen én verbonden in het verdriet.
Inmiddels volgde ik een opleiding tot yogadocent waardoor ik ook in aanraking kwam met de boeddhistische meditatiepraktijk.
Ik begon met 5 minuten dagelijks zitten.
Het zitten breidde zich geleidelijk uit omdat het verlangen naar stilte Steeds groter werd; ik voelde een groeiend vertrouwen in mijn lijf en in mijn hart, nu niet alleen gevoed door yoga, maar ook door zitmeditatie.
Ik ontdekte zenmeditatie en dit is tot op heden mijn weg. Gevoed door dagelijks ‘solozitten’, wekelijks zitten in een groep, het lezen van sutta’s in de groep en nu- in coronatijden- de rijkdom van allerlei online meditaties. Vertrouwen, zonder ondergrond, zonder ‘weten’: gewoon maar gaan.’