De bhikshu en bhikshuni (Sanskriet voor een monnik en non) ontvingen oorspronkelijk hun enige dagelijkse maaltijd door op bedelrondes in lokale dorpen en steden te gaan, een praktijk die nog steeds in sommige theravada boeddhistische regio’s van Zuidoost-Azië wordt gevolgd.
Ze moesten accepteren wat door leken werd aangeboden, met inbegrip van vlees, aangezien liefdadigheid (dana) het belangrijkste middel voor leken is om verdiensten te vergaren en dus een beter vooruitzicht te creëren op een gelukkige wedergeboorte. De monnik mocht volgens de regel in de Vinaya (de regels voor monniken en nonnen in de sangha) weigeren het vlees te eten als het dier speciaal voor hem is geslacht om hem te voeden. Monniken waren indertijd overigens altijd al vrij om te kiezen aan wat ze aan voedsel aten uit hun kommen, maar de overgrote meerderheid koos er waarschijnlijk voor om vlees te eten.
De Boeddha verwierp het naleven van een streng vegetarisme als een dwingende noodzaak van het monastieke leven, na een geschil daarover met zijn neef Devadatta, een ambitieuze monnik, die de vergeefse pretentie had Boeddha’s opvolger te worden. Devadatta was een overtuigd vegetariër. Hij vroeg de Boeddha alle monniken te verplichten om strikte vegetariërs te zijn. De Boeddha weigerde aan dit verzoek te voldoen, aangezien een dergelijke eis een beperking inhield van wat monniken aan voedsel konden accepteren van leken, en dus voor die leken een beperking van de hoeveelheid verdiensten kon opleveren.
Een ander bewijs dat vroege boeddhisten vlees aten komt voor in het verhaal rond Boeddha’s dood. Volgens de Mahaparinibbana Sutta, die het laatste jaar van Boeddha’s leven verhaalt, werd zijn laatste maaltijd aangeboden door de smid Cunda, die de Boeddha en zijn monniken thuis had uitgenodigd om een maaltijd te nuttigen. Cunda bood hen een gerecht genaamd sukaramaddava aan, dat de Boeddha namens de monniken accepteerde, maar waarschuwde dat niemand anders van de schotel mocht eten en beval dat de rest van de schotel moest worden begraven. Na het eten van deze sukaramaddava kampte de Boeddha met een ernstig geval van dysenterie, hetgeen vermoedelijk zijn doodsoorzaak was.
Cunda was radeloos toen de Boeddha ziek werd, maar de Boeddha stuurde zijn verzorger Ananda om hem te troosten en hem te vertellen dat hij grote verdienste had verworven door het aanbieden van de laatste maaltijd aan de Boeddha. Er is veel debat geweest in de traditionele commentaren over wat precies sukaramaddava was. Er is een duidelijke link in die teksten met varkens. De term kan slaan op- wat in Indische en Singalezen commentaren geacht moet zijn geweest, een soort varkensvleesschotel. In Oost-Azië, waar vegetarisme meer gemeenschappelijk was, wordt deze term vertaald als chantanshu’er, wat boomschimmel betekent, suggererend dat in de maaltijd ingrediënten kunnen hebben gezeten die gegeten worden door varkens, zoals truffels of paddenstoelen.
In de loop der eeuwen na de Boeddha’s overlijden werd het naleven van streng vegetarisme opgenomen in sommige boeddhistische teksten, zoals de Mahayana uitleg van de Mahaparinirvana Sutra, en werd uiteindelijk gecodificeerd als één van de bodhisattva voorschriften in boeddhistische geschriften als de Fanwang-jing (de Brahma Sutra) in boeddhistische China. Het vegetarisme in het Oost-Aziatische boeddhisme heeft mogelijk te maken met dieet beperkingen van Taoïstische aanhangers, in de tijd van het vroege boeddhisme in China.
Zelfs vandaag zijn niet alle boeddhistische monniken en nonnen vegetariërs. In bijvoorbeeld China en Korea meestal wel; in Tibet en Thailand vaak niet.
Joost zegt
Er word ook beweerd dat het varken in beeld is gekomen door een vergissing. Namelijk dat in de maaltijd die de verhevene at een groente zat die varkensoor werd genoemd.
bolletje zegt
boeddhisme is best wel een mens centrisch systeem, toch ? Het is de mens die uitverkoren is en verlichting kan bereiken. Het was niet een materialistisch/wetenschappelijke visie op de wereld.
Aan de andere kant, als je en dier eet, eet je wel een incarnatie van iemand, in theorie, toch ?
Punt is ook een beetje. In deze tijd is er veel meer reden om vegetarisch te zijn. In de tijd van de Boeddha had je nog geen problemen met zoiets als de bio-industrie, opwarming van de aarde etc.
Voor veel mensen zijn dat de redenen om vegetarisch te leven, waaronder ik.
Als je meer wetenschappelijk kijkt en de mens als ‘een ander dier’ bekijkt, zal je minder problemen hebben met vlees. Maar, het boeddhisme is geen wetenschappelijk systeem.