Tijdens mijn allereerste sesshin (trainingsweek) in Japan gebeurde er de derde dag iets totaal onverwachts, tijdens de meditatie vloog iedereen zonder enige aanleiding van zijn plek, renden de trap van de zendo af alsof er brand was. Ik bleef verbouwereerd met een handje vol monniken achter. Dit herhaalde zich soms twee of drie keer per dag. Na de sesshin bleef dit ritueel zich wat minder frequent herhalen. Een week of wat later vroeg Phil (een Australiër) ‘waarom ga jij nooit naar dokusan?’. ‘Ga naar wat?’. Was mijn vraag. Het bleek dat dat een ‘1 op 1 zijn’ was met de roshi. Dat ging als volgt, Roshi Sama zat achter in de tempel waar de Ihai-tabletten (herdenkingstablet) van de overledenen staan.
Dan sloeg hij op een bel als teken dat men voor dokusan bij hem kon komen. Dokusan betekent ‘doku=alleen en san=omhoog’. Dus de eerst volgende keer wandelde ik nieuwsgierig achter de horde zogenoemde brandvluchtelingen aan. Na enige tijd kom je er achter waarom ze zo snel de trap af vliegen. Je zit in een lange rij in seiza (op je knieën) achter elkaar, telkens als de roshi met zijn dokusan-bel belt, slaat de eerste in de rij op de bel die voor hem staat.. Hij staat vervolgens op loopt door een smal gangetje tot achter het hoofdaltaar en wacht tot zijn voorganger alle plichtplegingen heeft voldaan. Die loopt vervolgens achteruit tot naast diegene die naar de roshi gaat, dan maken ze samen een volledige buiging(sanrai).
Maar ik was een onwetende ‘gajin’, wat zoveel als buitenaards wezen betekend, tenminste op mijn Japanse vreemdelingen paspoort stond ‘alien passport’. Voor het eerst in de rij zitten is al een verschrikking; wat een opluchting als je even je knieën kan ontzien wanneer je opschuift in de rij. Als je achteraan zit dan beginnen je benen lang voor aan de beurt bent sterk te protesteren. Maar hoe dichter je bij de bel komt hoe meer de schrik je om het hart slaat. Soms is het doodstil, maar even later is het geschreeuw niet van de lucht. Japanse kreten ‘Dōsa roshi dōsa’, Engelse kreten ‘No roshi, don’t do it’ Kreten van de roshi ‘Isho kemé, ichi tanté’. De monniken die terug kwamen zagen er ‘bedrukt, gelukzalig, met tranen in de ogen, of soms bijna dansend uit.
Dan zit je zelf opeens voor de bel. Als de roshi belt, bel jij ook en met kloppend hart loop je door het gangetje tot achter het altaar. Je voorganger ligt op zijn knieën voor het trapje van drie treden waar op een verhoging de roshi zit. Dan staat de monnik op, loopt achteruit tot hij naast mij staat en maakt mij duidelijk dat ik een volledige buiging moet maken. Tegelijkertijd met mij maakt mijn voorganger een buiging en verdwijnt. De roshi maakt mij duidelijk dat ik naar voren moet komen. Ik maak nog een buiging voor het trapje en ga op het kussen voor de roshi zitten. In zijn steenkool Engels maakt hij mij duidelijk dat ik voor het trapje één keer moet buigen en drie keer op het platform, dan moet ik mijn naam zeggen en welke trainingsmethode ik gebruik. De roshi vraagt welke meditatie ik doe. Ik snap de vraag niet, ik doe zenmeditatie, nu blijken er meerdere technieken te bestaan. De roshi maakt mij duidelijk dat ik mijn ademhaling moet tellen en dat ik mij op mijn buik moet concentreren. Een langgerekt ooooo ontsnapt mijn mond, maar dat deed ik al. De roshi zegt: good, good, this is Shikantaze. The next time you say ‘Watashinonamaeha Corru dearu to watashi wa Shikantaze o jissen shimasu’. (mijn naam is Cor en ik doe Shikantaze). De roshi belt en ik moet drie buigingen op het platform maken, achteruit lopen en samen met het volgende slachtoffer nog een buiging maken, mij omdraaien en weer in de zendo op mijn plekje gaan zitten.
De keren er na was dokusan heel anders; alle houvast werd onder je vandaan getrokken, uit je handen gegrist en nooit meer teruggegeven. Geen denken aan dat je vragen kon stellen, zodra je daar maar enige aanstalten toe maakte brulde de roshi ‘nothing grasp, pont here’ en daarbij sloeg hij met zijn vuist op zijn buik. Als ik weg ging en de ceremoniële buigingen voor hem maakte gebeurde het meerdere malen dat zijn kyosaku (slaghout) hard op mijn rug belande. Dan bleek er ook nog daisan te bestaan, dit werd door de hoofdmonnik gegeven. Daisan kun je vertalen met ‘generatie deelname’. Tijdens daisan werden de ‘gajin’ (buitenlanders) bijgespijkerd in hun gedrag voor ceremonies, dagelijkse routine en werkzaamheden. Maar wederom was vragen stellen ‘not done’. Je komt er later achter dat uitleg tijdverlies is en hetgeen je zou willen weten of leren niet indaalt, maar alleen de bodemloze put van je ‘willen weten’ bevredigt. Het navolgen van meer ervaren monniken werkt beter, op een gegeven moment valt het kwartje en is het besef of begrip je volledig eigen. De kreet ‘only doing’ is de beste les die je krijgen kunt. En wat dokusan betreft…dat is werkelijk een gang naar het hogere.