In vrij korte tijd zijn in onze samenleving de keuzemogelijkheden verruimd. De hele dag door spelen we met mogelijkheden. In de supermarkt vinden we voor elk artikel tig varianten. Gaan we uit eten, dan is de keuze van type restaurant en menu onbeperkt. Bij verkiezingen willen zo’n twintig partijen onze stem. Eindexamenscholieren lassen een tussenjaar in omdat ze nog niet weten welke van de vele opleidingen ze willen volgen.
Ik realiseer me dat mijn ouders in hun lange leven de komst van de keuzesamenleving meegemaakt hebben. Ze waren beiden in de negentig toen ze overleden. Hun leven viel bijna samen met de vorige eeuw. Voor hun kinderen hebben zij de keuzesamenleving toegankelijk gemaakt.
Toen zij opgroeiden in een Zeeuws dorp was er nog niet zoveel te kiezen. Toch stonden ze al voor levensbepalende keuzes. In het boerengezin van mijn vader waren er teveel zonen voor te weinig land. Wat voor werk ging hij doen? De verstedelijking was volop gaande. Rotterdam was de meest nabije groeikern. Daar werd mijn vader politieagent. Mijn ouders moesten zo hun weg vinden van het leven in een klein dorp naar een bestaan in de grote stad. Kleine tegemoetkoming: ze kwamen te wonen in een stadswijk van het type ’tuindorp’.
Er was nog een andere keuze waar mijn ouders mee geconfronteerd werden. Hij was gereformeerd, zij hervormd. De kerkscheuring had hun families zo zwaar apart gezet dat zij niet in de kerk konden trouwen. Kiezen bleek nog onmogelijk. Hun leven lang bleef de kerkelijke verdeeldheid voor hen een probleem. Pas toen hervormd en gereformeerd gezamenlijke kerkdiensten gingen houden, konden ze, inmiddels bejaard, samen naar de kerk. Uitzonderlijk in de keuzesamenleving: één keuze opgeheven.
In 1941 werd ik geboren. De eerste decennia van mijn leven beperkte de gereformeerde zuil (vaders keuze) nog wel mijn eigen mogelijkheden. De universiteit zette echter de ramen open. Tegelijk verbrokkelden de zuilen.
Ik deelde volop in de steeds maar groeiende keuzevrijheid op allerlei terrein. Ik werd antropoloog. Als gereformeerde trouwde ik – ook in de kerk! – met een hervormd meisje. Uiteindelijk hebben we ervoor gekozen doopsgezind te zijn. We besloten lid te worden van een politieke partij. In drie landen werkte ik aan faculteiten, een bewuste keuze. Mijn soort antropologie inspireerde me tot een speelse levensbeschouwing, eigenlijk een weloverwogen invulling van de keuzevrijheid. In mijn boek ‘Kieswijzer levensbeschouwing’ inventariseerde ik de vele opties. Bij al onze keuzes leefden onze ouders mee met ons speelse gebruik van het keuzespectrum.
Natuurlijk zijn er ook grenzen aan de keuzevrijheid. Zo hebben anderen de macht om onze keuzes te beperken, of zelfs voor ons te kiezen. Ben ik het eens met de keuzes van de mede door mij gekozen parlementsfractie? Gaat een rechtse regering mijn keuzevrijheid beperken, bijvoorbeeld wat NPO, schouwburg en concertzaal betreft? Als keuzevrijheid groeit en krimpt met het inkomen, wat betekent een volgende regering dan voor het keuzepakket?
Anderzijds: keuzestress is de achterkant van onbeperkte keuzevrijheid. Moet ik echt nog aan de elektrische auto en fiets? Maar welke dan? En moet ik per se iedere film zien die met vijf sterren beoordeeld wordt? Of elk boek lezen dat de hemel in geprezen wordt?
Aan mijn ervaring met de keuzesamenleving kunt u vast de uwe en die van uw ouders of grootouders spiegelen!