In het najaar 2021 beloofde ik min of meer een cursus theologie te gaan volgen. De schriftelijke cursus telt maar liefst 48 lessen en ik denk dat er over iedere les ongetwijfeld iets valt te schrijven, doordat de inhoud mij op gedachten zal brengen die ik wel wil delen. Vandaag:
De kerk van de toekomst
De titel van les 18 in de cursus heet “De kerk van de toekomst”, maar ik heb toch voor bijdrage 22 een andere titel gekozen, meer vragend: “Heeft de kerk nog toekomst?”. Reden: Niemand kent de toekomst! Je kunt je hoogstens afvragen hoe die er uit zal zien, en wellicht heb je daar gedachten over… maar of wat je denkt overeenkomt met de realiteit die er ‘in de toekomst’ is, dát weet je dus niet. Ik vraag mij af óf de kerk toekomst heeft. Ik vermoed van wel. Maar ik denk ook dat er een en ander zal moeten veranderen, want anders is het onherroepelijk einde oefening.
De vraag waar ik zowel in bijdrage 20 als 21 mee eindigde staat nog steeds open: “Waar is / was God tijdens en na de gruwelen van de vernietigingskampen, de verwoestende bombardementen en de nietsontziende slachtpartijen op stranden en slagvelden, in ontbladerde oerwouden en onder de rook van in brand staande olievelden?” Ik weet het niet! En ik hoop dat de kerk ook met zo’n uitspraak komt: een kerk die het wel meent te weten, is – in ieder geval voor mij – ongeloofwaardig. Edoch, toegeven dat je niet weet waar God was, of waarom God niks deed (als je er van uit wilt gaan dat ie ‘in de hemel’ was, of zoiets) dwingt je mijns inziens tot heroverwegen van het begrip ‘God’. Wanneer je als kerk vol wilt houden dat de historische mens Jezus Christus identiek is aan God, hang je jezelf aan het kruis en leg je het kerkelijke loodje, vrees ik. Op termijn is het niet vol te houden, net zo min als het vol te houden is dat de aarde een platte pannenkoek is, dat malaria ontstaat door kwalijke moerasdampen of dat kaboutertjes iedere herfst de blaadjes aan bomen verven voor die neerdwarrelen. Bestaat God dus niet? Dat hoor je mij niet zeggen! Wat ik zeg is dat de kerk zich dient te herbezinnen op wat ‘God’ inhoudt – wil er een toekomst voor de kerk zijn. Zeg ik dan dat Jezus géén ‘zoon van God’ is? Nee, dat beweer ik ook al niet. Ook op dit punt dient de kerk zich te herbezinnen. Wat houdt dat ‘zoon van God’ zijn dan in? Als de kerk beweert dat wij allemaal kinderen van God zijn, zijn wij dan niet allemaal zonen en dochters? Kortom: hoe kun je volhouden dat Jezus de enige zoon was én tegelijk dat wij allemaal kinderen van dezelfde Vader zijn? Zonder herbezinning op wat ze altijd heeft beweerd, heeft de kerk géén andere toekomst dan een voetnoot in de geschiedenis.
Als “waar is / was God …” niet leidt tot herbezinning, hoeft de kerk zich ook niet opnieuw uit te vinden. Laat gewoon alles bij het oude, en sterf geleidelijk uit. Ik zou bijna zeggen: “Wil de laatste conservatieve geestelijke bij het verlaten van kerk alsjeblieft het licht uitdoen?”. Het is waarschijnlijk een man.
Het dringt langzaam maar zeker tot de kerk door dat de helft van de wereldbevolking uit vrouwen bestaat. Sorry, dat wisten ze natuurlijk al. Ik bedoel: de kerk begint te begrijpen dat beide helften van de wereldbevolking weliswaar verschillend van kunne zijn, maar zeker niet verschillend in kunnen. Het scheelt maar één stomme letter, maar die ene letter maakt nogal wat uit. Volhouden dat alleen mannen priester mogen zijn omdat Jezus en zijn discipelen allemaal mannen waren, betekent dat je ergens in het patriarchale verleden bent blijven hangen. Vroeger was het in bepaalde delen van de wereld normaal dat mannen de dienst uitmaakten. Dat was niet overal zo. Er bestonden ook matriarchale samenlevingen. Als Jezus dáár geboren was, als dochter van … dan droeg de baas van de kerk nu misschien een broekpak, inplaats van een lange jurk. Ik wil maar zeggen: wil de kerk een toekomst hebben, dient het een kerk voor alle kunne te zijn die allemaal evenveel kunnen. Zo niet, dan kalft de kerk wellicht af tot ze een oude mannetjesclub is. Gemiste kans.
Ik denk ook dat de kerk zich niet hoeft te schamen heel veel helemaal niet zeker te weten. Wanneer ik om mij heen kijk, bestaat er onder massa’s mensen een enorme behoefte aan zingeving. Er heerst een bijna onstilbare spirituele honger en dorst en men laaft zich ongegeneerd aan van alles en nog wat dat op de schelven van sekten, occulte groepjes; mysterieuze bewegingen en zelfbenoemde goeroes te vinden is. Waaronder óók christelijke clubjes. God is een consumptieartikel geworden! Ik zeg tegen de kerk: zeg nou niet direct ‘nee!’ tegen alle aanbod. Veroordeel die honger en dorst niet, maar zoek een manier er wijs mee om te gaan. Zolang je zelf niet met iets aansprekenders komt, houd dan je mond… En wat is er nu aansprekender dan ‘zeggen wat je doet en doen wat je zegt’. Leer van de kritiek die je in het verleden hebt gekregen van mensen die zeiden dat je terug moest naar de basis. Die kritiek is er nog steeds. En misschien moet je als kerk echt de hand eens in eigen boezem steken en jezelf gaan afvragen of geloof in God wel te institutionaliseren is. Zijn instituten nu niet precies het tegenovergestelde van echt geloof? Ik denk dat geloven alleen geloven kan zijn wanneer je durft te zeggen dat je het niet weet, maar dat je ondanks dat je het niet weet toch … Snap je?
Ik hoop dat de kerk van de toekomst toestaat dat ik oprecht zeg dat ik het niet weet en dat ze dan toegeeft het evenmin te weten, maar dat ze dan met mij toch … en dat ze mij dan – als ik ook dat ‘toch …’ niet weet – richting wijst, zonder mij te veroordelen of te excommuniceren wanneer ik eigenwijs de andere kant op ga. Ik wil een kerk die mij neemt zoals ik ben en zegt wat ze doet en doet wat ze zegt. Of is dat teveel gevraagd?