Veruit de meest populaire Boeddha in het mahayana is Amitabha (Amituofo in China, Amida Butsu in Japan). In het schema van de vijf Boeddha-families is het de Boeddha van de rode familie.
In het hoogste paviljoen van een Chinese tempel vind je Amitabha geflankeerd door de bodhisattva’s Avalokiteshvara (Guanyin) en Mahastamaprapta (Dashizhi). In boeddhistische kloosters ligt de naam van Amitabha op ieders lippen. Mensen begroeten elkaar met ‘Amituofo’. Ook in Chan-kloosters reciteren de monniken Amituofo als een mantra in hun ceremonies. (Anders dan in Japan waar de verschillende boeddhistische stromingen van elkaar gescheiden zijn geraakt).
Amitabha is de boeddha van het mateloze mededogen. In zijn vorig leven legde hij de gelofte af dat hij als Boeddha, een ongerept land zou creëren: Sukhāvatī, het westelijke Reine Land, een plaats zonder lijden. Door het reciteren van zijn naam (nianfo in het Chinees, nembutsu in het Japans), kan iedereen die dat wil daar herboren worden. Als je bij je overlijden zijn naam uitspreekt dan komt Amitabha jou samen met zijn twee bodhisattva’s persoonlijk ophalen om je in het Reine Land te verwelkomen. Van daaruit zul je zelf een boeddha worden en je eigen Reine Land creëren, vanwaaruit je op jouw beurt andere lijdende wezens kunt helpen.
Kun je dit nog wel boeddhisme noemen? Of is dit boeddhisme gedegenereerd tot een bijgelovige volksreligie? Ik moet toegeven dat ik er ooit ook zo over dacht. En het is maar door heel fijne mensen te ontmoeten, die geen zen beoefenden maar met een mantra zoals de nianfo mediteerden, dat ik mij realiseerde dat ik mijn vooroordeel moest bijstellen.
Het Reine Land-boeddhisme situeert zich als traditie binnen het mahayana. Het mahayana is ontstaan uit de vraag ‘Kunnen we na de dood van de Boeddha het onderricht aanpassen aan nieuwe omstandigheden, of houden we ons aan de oorspronkelijke woorden en vormen?’ Mahayana kiest radicaal voor aanpassen. Zo ontstonden nieuwe boeddha’s en bodhisattva’s, nieuwe praktijken, en nieuwe teksten.
In de Vimalakirti Sutra, een mahayanatekst, vinden we de zin: ‘Wijsheid (prajnaparamita) is de moeder van de bodhisattva’s, vaardige middelen (upaya) is hun vader’. Anders dan in de boekgodsdiensten waar het woord van God letterlijk en voor eeuwig is opgetekend, zoekt de wijsheid in het boeddhisme telkens nieuwe wegen. Het mahayana wordt soms gezien als een verdere evolutie van het onderricht van de historische Boeddha. Voor sommigen is het een hoger pad, voor anderen een degeneratie ervan. Of is het, zoals de Vimalakirti Sutra suggereert, een nieuwe expressie van de oorspronkelijke wijsheid?
Nieuwe tijden en nieuwe omstandigheden stellen ons voor nieuwe vragen. We weten heel weinig over de historische context waarin de verschillende mahayanatradities ontstaan zijn. Maar uit de mahayanasutra’s en de vele polemieken die daarop volgden leren we welke vragen zich stelden. Ook de Reine Land-sutra’s leggen pertinente vragen op tafel.
1 Is het boeddhisme moeilijk?
Waar komt het idee vandaan dat het boeddhisme moeilijk zou moeten zijn? De Boeddha onderrichtte iedereen, geleerd of niet geleerd, van hoge of lage komaf, monnik of leek, en hij vond voor iedereen gepaste woorden. De Palicanon gebruikt hiervoor al de term upaya. In de eeuwen daarna gingen steeds meer geleerde mensen zich met de leer bezighouden. Uit de Reine Land-sutra’s begrijp ik dat het boeddhisme steeds moeilijker werd en een bijna onbereikbaar ideaal vooropstelde. Amitabha Boeddha richt zich weer tot alle mensen, ook tot degenen voor wie dat hoge ideaal van ‘de verlichting’ onbereikbaar lijkt.
Als je de oudste zenteksten zoals de Xinxinming en Huangbo leest, dan merk je dat zen zich aanvankelijk ook als een gemakkelijk pad presenteerde. Enkele eeuwen later was zen op zijn beurt een onbereikbaar ideaal geworden. ‘In zen mislukken negen op tien, in Reine Land slagen tienduizend op tienduizend’ zegt Zungben (16de eeuw). Reine Land-boeddhisme is voor ‘gewone mensen’, niet voor spirituele virtuozen.
2 Eigen kracht of ander kracht?
Het Reine Land bereik je niet op eigen kracht maar door toedoen van Amitabha Boeddha. Niemand beweert dat de beoefenaar hier geen enkele rol in heeft. Die moet het nog altijd willen en de naam van de Boeddha uitspreken. Maar is dat genoeg? Alleen maar dat? Niets meer? Hierover is eindeloos gediscussieerd.
In mijn ogen spreken de Reine Land-sutra’s terecht de idee tegen dat ontwaken een prestatie is die je op eigen kracht bereikt. Dat geldt evengoed voor zen. Als je op je kussen gaat zitten met de gedachte dat je op eigen kracht de verlichting gaat bereiken ben je echt niet goed bezig. Zenmeditatie is net dat hele idee loslaten en je geest en je hart openen. Wat er dan gebeurt is zeker niet je eigen kracht. Voor mijn part mag je dat dan aan Amitabha toeschrijven, zolang je het maar niet aan jezelf toeschrijft. De hele notie van ‘zelf’ is hier niet van toepassing.
3 Bestaat het Reine land echt of is het maar een metafoor?
Voor sommigen bestaat het Reine Land echt, onbereikbaar ver in het Westen, en moet je de beschrijving ervan heel letterlijk nemen. Voor anderen is het Reine Land deze wereld hier en nu, en is deze wereld maar onrein voor onze niet-ontwaakte geest. Er is veel inkt over gevloeid. In ons wetenschappelijke wereldbeeld is de letterlijke interpretatie nog moeilijk te verdedigen, maar desondanks gaat de discussie ook vandaag nog volop verder. Er is geen uitsluitsel.
Hoe meer ik erover lees, hoe meer ik hierbij het gevoel heb dat de onbepaaldheid, de open vraag, er gewoon bijhoort. ‘It’s a feature, not a bug.’ De mooiste commentaar vind ik die van Hongdao, een tijdgenoot van Zongben, die stelt dat de tegenstanders van de letterlijkheid in hun eigen valkuil trappen, door het niet-bestaan ervan letterlijk te nemen. Hij verwijst daarbij naar de middenweg tussen bestaan en niet bestaan, een idee dat we al in het oudste boeddhisme terugvinden.
4 Is er bevrijding voor iedereen?
Dit is misschien de moeilijkste. Brengt Amithaba iedereen naar zijn westerse Reine Land, ook misdadigers, ook mensen die in hun leven vreselijke dingen gedaan hebben? Je kunt toch al dat geaccumuleerde negatieve karma niet zomaar ongedaan maken. Dat is blijkbaar moeilijk te verteren. Volgens sommige interpretaties kan inderdaad iedereen in het Reine Land herboren worden, volgens andere zijn er uitzonderingen, of tussenoplossingen met gradaties van wedergeboorte … Ook hier geen uitsluitsel.
Dit wordt vaak gezien als een breuk met de karma-leer van het oudste boeddhisme. Maar als je de Palicanon leest zie je dat de Boeddha net deze ‘kwantitatieve’ visie op karma tegenspreekt. Er is het verhaal van Angulimala, een seriemoordenaar die oog in oog met de boeddha tot inkeer komt en ter plaatse tot monnik gewijd wordt.
Een ander verhaal is dat van twee asceten die de Boeddha komen consulteren. De ene heeft als ascetische praktijk de gelofte op zich genomen om zich te gedragen als een hond, de andere als koe. Hun vraag aan de Boeddha is hoe ze zullen herboren worden. De onderliggende gedachte is dat extreme ascese negatief karma uitwist en tot een hogere geboorte leidt.
De Boeddha antwoordt dat als ze hun praktijk van leven als hond of koe tot vervolmaking brengen, dat ze dan zullen herboren worden als hond of koe. Maar, voegt de Boeddha er aan toe, als ze dit doen in de hoop dat ze zo in de wereld van de goden zullen herboren worden, dan zullen ze herboren worden in de hel. Dit verhaal gaat niet over reïncarnatie maar over karma, over gedrag en de gevolgen daarvan. Reïncarnatie was common sense in India. Maar de uitleg die de Boeddha eraan geeft staat haaks op die common sense.
Idappaccayata heet het in het Pali, soms een beetje onhandig vertaald als dit/dat voorwaardelijkheid. Dat betekent dat elk moment voortbouwt op het vorige, maar niet volledig door het vorige bepaald is. Ik kan in dit ogenblik ingrijpen. Als ik leef als een hond is het logisch dat ik ook in het volgende ogenblik zal leven als een hond. (Of je dat nu plaatst in dit of een volgend leven is even niet relevant.) Als ik in dit ogenblik verwacht om in een volgend ogenblik een god te zijn dan zal ik zwaar ontgoocheld worden. Als ik, zoals Angulimala, in dit ogenblik tot inzicht kom, dan is er iets nieuws mogelijk.
Voor mij is dit een van de belangrijkste boeddhistische inzichten. Ik ben de auteur en de erfgenaam van mijn gedrag. Er zijn dingen die ik niet onder controle heb, en er zijn dingen die ik kan doen. En die kan ik alleen maar nu doen. Als je graag in reïncarnatie gelooft is dat goed nieuws. Maar je moet niet wachten tot je dood gaat. En je moet niet in reïncarnatie geloven. Je kunt nu anders, radicaal anders zelfs. De vraag is: wat kies je om in dit ogenblik in de tijdslijn van je leven in te brengen?
5 Gaan nianfo en zenmeditatie samen?
Ook daar is veel inkt over gevloeid, met voor en tegenstanders van beide. Maar ik zie geen enkele reden waarom zenmeditatie en nianfo elkaar in de weg zouden zitten. Het hangt er maar van af hoe je naar beide kijkt. Het moge ondertussen duidelijk zijn dat voor mij zen niet voorbehouden is voor ‘spirituele virtuozen’, wat dat ook moge betekenen.
Wat doe je als in de traditie van het Reine Land-boeddhisme nianfo beoefent? Ook daar kun je op verschillende manieren naar kijken. Onze basismetafoor voor causaliteit is een biljartbalcausaliteit. De ene bal zet de andere bal in beweging. Als wij iemand in China voor een Boeddhabeeld zien knielen, en wierook branden, en iets zingen of prevelen, dan interpreteren wij dat spontaan als iemand die bidt tot een opperwezen dat in staat is om de causale lijn van zijn leven in te grijpen. Maar de Chinese basismetafoor voor causaliteit is resonantie (ganying), een trillende snaar die een gelijkgestemd snaar doet trillen. Ik begrijp nianfo als resonantie. Je zet je als het ware op dezelfde golflengte als Amithaba en zijn mateloze mededogen.
Zen is meer dan zitten. We staan van ons kussen op en gaan weer doen wat we te doen hebben. Gaan we ons in dat doen verliezen? Of kunnen we tussen alle doen in even inchecken bij dat mateloze mededogen, en dat in de tijdslijn van ons leven inbrengen? Thich Nhat Hanh noemt het een mindfulness bel, iets wat ons eraan herinnert. Dat kan een beeld zijn, of een woord, of een eenvoudige mandala van vijf gekleurde schijven. Het maakt niet uit. Als het maar helpt.