Drie verzen uit de ‘Hymne aan de Wijsheid voorbij alle wijsheid (Prjanaparamita)’ van Rahulabhadra.
Wees gegroet. Alle hersenspinsels lossen op, zodra we hebben mogen raken aan Jou, zoals druppels dauw verdwijnen, zodra zonnestralen ze verwarmen.
Wees gegroet, Jij die ons slechts dan vreeswekkend lijkt, als wij in onwetendheid verstrikt zijn. Want in de wijsheid en de zekerheid des harten verschijn Jij steeds als Liefde, als genade schenkend.
Wees gegroet, Moeder en Oergrond van al wat is. Als wij niet gedragen worden door liefde juist tot Jou, zal ons omgaan met de tienduizend dingen gevangen blijven in het web van begeerte en afkeer.
Ooit bang geweest om te gaan zitten? Ooit angst gevoeld als je vertrok op een retraite? Ooit het gevoel gehad: ‘vandaag niet, nu liever een borrel’? Ooit gedacht: ‘dit is te veel om toe te laten, dit durf ik niet aan’?
Rahulabhadra is blijkbaar ook vertrouwd met deze angst als hij schrijft:
Wees gegroet, Jij die ons slechts dan vreeswekkend lijkt, als wij in onwetendheid verstrikt zijn.
Soms vliegt de angst ons aan. Soms mijden we ons kussen als de pest. Onwetendheid, avidya, betekent ook: niet zien, niet willen zien. De fantasy auteur Terry Pratchett beschrijft een toestand die hij ‘knurd’ noemt. Hij definieert het als “The opposite of being drunk, it’s as sober as you can ever be. It strips away all the illusion, all the comforting pink fog in which people normally spend their lives, and lets them see and think clearly for the first time ever. Then, after they’ve screamed a bit, they make sure they never get knurd again” Met zijn bijzondere combinatie van humor en diepgang geeft hij woorden aan deze angst. De realiteit is te erg. Zonder illusies kunnen we haar niet aan.
Ik herinner me een discussie met een theoloog die koudweg stelde dat mensen religie nodig hebben omdat ze niet zonder illusies kunnen leven. Ik herinner met een dader van seksuele misdrijven die in een helder moment zei: ‘als de wereld ook maar even bij zichzelf zou stilstaan dan ging ze aan wroeging ten onder’. Een kort moment van knurd. In de Palicanon biecht Koning Ajatasattu de Boeddha op dat hij zijn vader, koning Bimbisara, vermoordde om de troon te kunnen bestijgen. Na afloop van het gesprek zegt de Boeddha tegen zijn monniken: ‘De koning is in nood. Als hij zijn vader niet vermoord had, had hij op deze plek tot bevrijding kunnen komen’.
Kunnen we het aan? Kunnen we onze eigen pijn aan? Kunnen we onze wroeging aan? Kunnen we de pijn aan van de mensen om ons heen? En hoe ver reikt dat ‘om ons heen’ dan wel? Tot in Syrië? En wat moeten we daar dan mee?
Het ‘slechts dan … als’ in Rahulabhadra’s vers geeft aan dat wegkijken niet de oplossing is. Meer nog:
Want in de wijsheid en de zekerheid des harten verschijn Jij steeds als Liefde, als genade schenkend.
Het is de vanzelfsprekendheid zelve, Prajnaparamita is liefde, genade. Kon het maar voor iedereen vanzelfsprekend zijn. In werkelijkheid klinkt dit voor veel mensen tegenintuïtief, zelfs absurd.
In onze meditatie-instructie gaat het over niets afhouden. Daarin zit de bevrijding, zeggen we. Bevrijding wordt gevonden in die open ruimte waarin we bereid zijn om wat zich ook aandient, toe te laten. Bevrijding is daar waar we bereid zijn niet weg te kijken.
Onze angst houdt ons weg van de bevrijding. Wat doen we dan met de angst? Soms wordt gezegd dat we door die angst moeten doorbreken om tot ontwaken te komen. In sommige tradities wordt sterke druk gezet om een doorbraak te forceren. Ik heb als psychiater te vaak mensen gezien die met de beste bedoelingen, in een therapeutische of spirituele context, onder druk gezet waren om door iets ‘door te breken’ (alleen al het agressieve taalgebruik) en die daardoor in grote problemen gekomen waren. We hebben goede reden om bang te zijn. Emoties zijn een licht ontvlambare en explosieve materie. Knurd is niet minder gevaarlijk dan dronken.
En toch, toch is er die uitnodiging om niet af te wenden en te kijken en te blijven kijken. Rahulabhadra zegt zelfs:
Wees gegroet. Alle hersenspinsels lossen op, zodra we hebben mogen raken aan Jou, zoals druppels dauw verdwijnen, zodra zonnestralen ze verwarmen.
Ook dit klinkt helemaal tegenintuïtief. Oplossen? Er lost helemaal niets op. Mijn hersenen spinnen gewoon verder als ik op mijn kussen zit. Het is het meest voorkomende misverstand van meditatie, dat onze gedachten gaan ophouden.
Maar het is als de druppels dauw die door de zon verwarmd worden. De watermoleculen verdwijnen niet. Door de warmte krijgen ze een grote vrijheid, waardoor ze niet langer verdichten tot een druppel. Zodra de lucht afkoelt worden ze weer druppel. Op dezelfde manier geven we alle hersenspinsels de vrijheid. Om het met een hedendaags vers te zeggen.
Three thousand bees buzzing in my head I let the sun of awareness shine to set them free
Of met de woorden van Shunryu Suzuki: ‘om een kudde schapen te controleren, heb je een grote wei nodig.’ De gedachten houden niet op. Ze spinnen rustig verder, maar we verdichten ze niet.
Ons meest verdichte hersenspinsel is waarschijnlijk ‘ik’. Zoals in ik zit hier, ik mediteer, ik ben goed bezig, ik maak er en puinhoop van, ik ben fantastisch, ik ben een complete mislukking … En ons brein geeft geen krimp bij het spinnen van de volgende paradox: ik zou wat minder ego moeten hebben. Als we beginnen mediteren hebben we een gevoel van: ik kijk naar mijn ervaring. Als je blijft kijken, ontdek je dat de noties ik en mijn evengoed constructies zijn die verschijnen in die weidse open ruimte.
Hoe verdichten onze hersenspinsels? Wat maakt ze hard?
Wees gegroet, Moeder en Oergrond van al wat is. Als wij niet gedragen worden door liefde juist tot Jou, zal ons omgaan met de tienduizend dingen gevangen blijven in het web van begeerte en afkeer
Het is door begeerte en afkeer dat hersenspinsels verdichten. Het zijn niet de begeerte en afkeer op zich die de boosdoeners zijn. Zonder begeerte en afkeer overleven we zelfs niet. Het is onze bevangenheid erdoor die ons het leven zuur maakt.
Daarom ook is mededogen de essentie van de meditatie. Begeerte en afkeer doen ons bepaalde dingen wegduwen en andere weer aanhalen. ‘Dit vind ik goed van mezelf, dit hoort er niet bij, dit heb ik graag, daar wil ik van af.’ Mededogen is de bereidheid om het toe te laten, wat er ook op je afkomt. Het is de warmte van het mededogen dat de hersenspinsels doet smelten.
Yoko Beck vertelt hoe zenstudenten bij haar komen, hard als diep gevroren ijsblokken en hoe ze door de warmte van de mindfulness in de meditatie lanzaam smelten. Mensen die lange tijd mediteren zie ik jaar aan jaar verzachten. Soms zie je ook mensen verharden, als ze mediteren zonder mededogen, zonder warmte, zonder zachtheid. Ik heb leraren gekend waar je gewoon graag bij was omwille van hun hartelijkheid en ik heb leraren gekend waar je altijd het gevoel bij had van tekort te schieten. Als de meditatie een harde praktijk wordt, leidt ze niet tot wijsheid maar tot verharding. Wijsheid volgt uit mededogen.
Allemaal gemakkelijk te zeggen: ‘Bevrijding wordt gevonden in die open ruimte waarin we bereid zijn om wat zich ook aandient, toe te laten.’ Maar wat als ons iets ergs overkomt, als onze wereld instort? Gaat deze redenering dan ook nog op? Juist in die momenten realiseren we ons wat deze praktijk voor ons betekent. Dan pas beseffen we waarom we al die tijd op een kussen gezeten hebben. Dat is het ogenblik waarop je zegt: ‘ik weet niet hoe ik dit had kunnen overleven als ik niet mediteerde’. In die momenten zijn we zo dankbaar dat dit ooit op ons pad gekomen is.
Maar het meest wezenlijke is: het is een pad van mededogen. Toelaten wat is, zonder illusie, is enkel mogelijk met een mateloze mildheid, met liefde, met mededogen, met warmte. Dan pas kunnen we onbevreesd en ongegeneerd totally knurd zijn.
Connie zegt
Dank je wel, Edel.
Rianne zegt
Heel mooi, dank!