Je houdt je ego in toom door je feitelijke handelen, niet door af en toe op een kussen te kruipen en verder te doen wat je goeddunkt.
De wetenschap heeft hem het geloof in de wedergeboorte benomen, schrijft Michael Hoek in het Boeddhistisch Dagblad van vandaag.
Kijk, aan zulke artikelen hebben we nu wat. Als mensen het aandurven te schrijven over twijfel en incongruentie, dan wordt hun worsteling met het boeddhisme invoelbaar. Daar valt in het algemeen meer van te leren dan van gepolijste opstellen die de leer loepzuiver en rechtzinnig uitleggen.
Bij het lezen van het artikel van Michael Hoek komt in mij de herinnering bovendrijven aan De droom der rede, een boek van Catharina Dessaur. De auteur, tijdens haar leven hoogleraar in de criminologie aan de universiteit in Nijmegen, heeft onder haar pseudoniem Andreas Burnier de Nederlandse letterkunde verrijkt met diverse originele romans.
De droom der rede verkent de grondslagen van de wetenschap en laat zien hoe deze ankert in een eigen mythologie. Wetenschap creëert een voorstellingswereld op basis van geloof in eigen kunnen, gevoed door de almacht van feiten. Wetenschap die meent alles te kunnen verklaren, verwordt tot sciëntisme.
Uitgevlakt
Uit haar nagelaten brieven weten we dat Dessaur een grote waardering koesterde voor het boeddhisme. De droom der rede is een titel die zou moeten resoneren bij boeddhisten omdat deze in wezen treffend het inzicht tot uitdrukking brengt dat we vaak niet ontwaakt door het leven gaan. De rede en de wetenschap brengen ons het nodige, maar kunnen ons ook onwetend houden over dat wat we niet weten.
De moderne wetenschap stelt zich ook iets te gemakkelijk op als de enig mogelijke wetenschap. Zo wordt bijvoorbeeld de waarde uitgevlakt van de psychologische en filosofische fenomenologie die in de eeuwen na de dood van de historische Boeddha werd ontwikkeld uit de bouwstenen die Siddharta Gautama in zijn leerredes had aangereikt.
Eerlijkheidshalve moet hieraan worden toegevoegd dat ook het boeddhisme zelf debet is aan het verval van de waardering voor deze periode. Wij zien vooral de scholenstrijd van het vroege boeddhisme. Onnadenkend nemen we oude kretologie over en gebruiken benamingen als Hinayana en scholastiek. Aangevoerd door Nagarjuna wilden de legers van Mahayana ook welbewust een streep zetten onder het verleden en koersen op een ander soort bevrijdingsstrategie. Een bijkomend effect hiervan is dat wij onszelf nu bijna niet meer in staat kunnen stellen door de bomen heen het bos nog te ontwaren.
Democratisering
Gautama Boeddha had twee grote verdiensten. Door het monopolie te breken dat de brahmanen op de leer hadden, legde hij het fundament voor een eeuwenlang democratiseringsproces van de Dharma en voor een dynamisering van de sociale verhoudingen in zijn tijd. En hij gaf met zijn analyse van de conditionaliteit van de menselijke kennis het startschot voor een filosofie van het bestaan en de moraliteit, die wat mij betreft voorafgaat aan al het andere, inclusief de wetenschap.
Les één van de boeddhistische psychologische wetenschap is dat wat wij aanzien voor ons bewustzijn, een complex is van factoren dat in een afhankelijkheidsrelatie staat tot voortdurend veranderende omstandigheden. Les twee is dat het mogelijk is om datgene wat zich aan het menselijk bewustzijn voordoet als waarnemingen en ideeën, terug te brengen tot samenstellende elementen, dharma’s genoemd. Anders dan wij nu vaak op gezag van de volgelingen van Nagarjuna aannemen, dat alle voorstellingen dharma’s zijn, kende de oorspronkelijke psychologische wetenschap van het boeddhisme een beperkte opsomming van de werkelijke dharma’s.
Les drie is dat de menselijke waarneming gekleurd wordt door de neiging zich de werkelijkheid toe te eigenen. Gautama Boeddha waarschuwde tegen het valse, illusoire zelf dat zo ontstond. In de doorontwikkeling van het boeddhisme is het beeld ontstaan dat er nergens in de werkelijkheid een drager van identiteit (zelf) bestaat met alle filosofische repercussies van dien. De vraag is of dit is wat de Boeddha zei of bedoelde. Dat een vals zelf niet bestaat, is één ding, dat er helemaal geen vorm van een zelf bestaat, een ander. Dit is één van de neteligste kwesties uit de geschiedenis van het boeddhisme.
Les vier is dat mensen zich kunnen zuiveren van hun karmische erfenis door de dingen te zien zoals ze zijn en zich daarnaar te gedragen, volgens de pragmatische richtlijnen die de Boeddha daarvoor formuleerde in zijn achtvoudige pad. Je houdt je ego in toom door je feitelijke handelen, niet door af en toe op een kussen te kruipen en verder te doen wat je goeddunkt. Meditatie is een oefening voor het leven, maar als je de geschiedenis van het boeddhisme bestudeert, dan kun je je met recht afvragen of langdurig volgehouden meditatieoefening wel een noodzakelijke voorwaarde is om tot bevrijding (nirvana) te komen. Maar dit terzijde.
Gnosis
Of je het nu achtvoudig pad noemt of het een andere naam geeft zoals sila, het zijn allemaal variaties op hetzelfde thema. Boeddhisme kenmerkt zich door de idee dat een bepaalde manier van leven de hindernissen wegneemt om bevrijding te realiseren.
De bottom line is dat Gautama Boeddha een toetsingskader aanreikte voor alle, ik herhaal: alle, ervaring. Gnosis gaat voor al het andere. Dat omvat zeker een wetenschap die subject en object scheidt. Die vooruitgang boekt door proefdieren aan onmenselijk lijden te onderwerpen. Die materie op een voetstuk plaatst. Die bestudeert hoe je levende wezens kunt conditioneren. Die zich bezighoudt met het perfectioneren van geweldstoepassing. Die zich in dienst stelt van ongeremde welvaartsgroei.
Sluit wetenschap wedergeboorte uit? Ik ken daar geen bewijs voor. Ik denk dat de wetenschap over zulke dingen ook niet gaat. Zij kan er wel van dromen het antwoord op zulke vragen te kunnen geven. Wij moeten er tegelijkertijd ook voor zorgen dat we ons verplaatsen in de voorstellingswereld van de tijd waarin er over de keten van wedergeboortes werd gesproken.
Als je kijkt naar het ontstaan van nieuw leven, gemedieerd door ouders, als je kijkt naar de rol van erfelijkheid, dan vraag ik me af of dat hele proces niet is wat de Boeddha en zijn nazaten op het oog hadden. Wedergeboorte hoeft niet te zijn persoonlijke wedergeboorte rechtstreeks van het ene op het andere leven, maar kan ook een metafoor zijn voor de cyclus van opkomen en ondergaan van leven in de natuur. Op grond van tekstonderzoek is ook de hypothese geopperd dat de twaalf nidana’s gaan over de conceptie van nieuw leven, en niet over persoonlijke wedergeboorte.
Beeldtaal
De democratisering van de Dharma gaf, eeuwen na de dood van de historische Boeddha, de stoot tot Mahayana, van oorsprong een beweging binnen het ‘oude’ boeddhisme die de beeldtaal van het religieuze voorstellingsvermogen vernieuwde. Ergens in de latere doorontwikkeling van Mahayana is men zich, helaas, tegen dat oude boeddhisme gaan afzetten. Dat houdt mede verband met de culturen waarin het boeddhisme landde, maar het blijft jammer dat het onderscheid zich in de hoofden van mensen nu heeft voortgezet. Alsof bodhisattva’s superieur zouden zijn aan arhats.
De Hartsutra, een pronkstuk van de prajnaparamitaliteratuur van Mahayana, legt het accent volkomen juist. In laatste instantie is er in de wereld van vorm en leegte geen lijden en geen weg tot opheffing daarvan. De sutra is een geloofsbelijdenis die tegelijkertijd ook op een subtiele manier de verschuiving rechtvaardigt naar een prajna die je kunt realiseren zonder de ballast van het verleden.
De rechtstreekse weg naar bevrijding heeft het uitgewerkte toetsingskader van het oude boeddhisme niet meer nodig. Alle stromingen van Mahayana hebben hier een andere legitimatie tegenovergesteld, maar wat zich in de volksmond heeft vastgezet is: theorie is speculatie is overbodig. Het gevolg is dat wij dit niet goed genoeg meer kennen om het te vergelijken met de sciëntistische mythologie van het heden.
Scholing
Naar mijn smaak kleeft er iets bijzonder eendimensionaals aan het moderne mindfulness boeddhisme. De rechtstreekse weg is zó rechtstreeks geworden, dat de onderbouwing ervan in de knel is geraakt. Alle boeddhistische beoefening behoeft echter scholing, reflectie op de fundamenten ervan, ook en juist wanneer de uitkomst ervan is niet-weten. Juist het weten van het niet-weten stelt je in staat om het niet-weten van de wetenschap aangaande wedergeboorte te ontmaskeren.
Ik kan me de weg die Michael Hoek aflegt, in gedachten voorstellen, maar ik vind het altijd jammer wanneer mensen afscheid nemen van de historische Boeddha. Het is niet nodig. Ondanks het binnen-boeddhistische gekrakeel en de breuklijnen over de juiste leer en de juiste weg, is er een fundamentele continuïteit. Ik verwijs graag naar Het hart van Boeddha’s leer en Understanding Our Mind, twee boeken van Thich Nhat Hanh waarin deze continuïteit zichtbaar wordt gemaakt als een voortbouwen op elkaars inzichten.
Ik vind dat ook de psychologie en de filosofie van het vroege boeddhisme (de abhidharma) standaard tot de scholing zou moeten behoren, ook in Mahayana. Dat zou mensen leren dat de Dharma niet alleen in laatste instantie, maar ook in eerste instantie het toetsingskader is. Dat de Dharma een levensvoorwaarde is, een kwestie van dagelijks leven en niet alleen van mystiek.