Ik ben geen deskundige op het gebied van de Lotus-Soetra, maar dat hoeft toch ook niet? De soetra brengt mij op allerlei gedachten en die wil ik met lezers van het BD delen. Hoeveel afleveringen deze serie gaat tellen, is pas na de laatste aflevering bekend. Deze keer:
Hoogmoed
De Lotus-soetra spreekt over drie tegenstanders die het verkondigers van de leer bijzonder moeilijk kunnen maken. Het zijn drie typen van hoogmoedigen. In de eerste plaats heb je lieden die de lotus-soetra menen te mogen beschouwen als dom bijgeloof, religieuze rambam of volslagen onwetenschappelijke nonsens. Zij zijn er van overtuigd dat iemand met goed verstand zich niet met de lotus-soetra moet inlaten, of met welke wetenschappelijk onbewezen zaken dan ook, omdat het niemand ooit iets zal brengen. Ze laten zich daarom zelf ook niet met de lotus-soetra in, kennen haar niet, lezen er niks over en ga zo maar door. Omdat het onzin is. Net als welk sprookje dan ook.
Op de tweede plaats heb je lieden die ervan overtuigd zijn dat ze het beter weten dan de samenstellers van de lotus-soetra. Zij prefereren hun eigen versie van wat zij beschouwen als boeddha’s leer en ontmoedigen daarom verspreiding van de lotus-soetra. Misschien vinden zij dat ze deze soetra ontgroeid zijn. Ik weet het niet. Echt niet. Ik zie wel paralellen met wat er door de eeuwen heen in het christendom is gebeurd en nog steeds gebeurt: denken het beter te weten. Dat gebeurt heel subtiel door zaken zo uit te leggen dat ze precies passen in de denkbeelden die je toch al koestert. In plaats van dat ze vasthouden aan: er is maar één WET, creëren ze zelf een wet 2.0 of zoiets. Een wet met wat extra’s dus. Of – zo je wilt – een verbeterde versie van de WET waar alle weeffoutjes uit zijn gehaald. En de idioten die aan de lotus-soetra blijven vasthouden, missen die verbeteringen uiteraard en verkondigen simpelweg een verouderd soort boeddhisme. Tragisch.
De derde soort hoogmoedigen zijn het gevaarlijkst. Het zijn de lieden die (soms zonder er zelf benul van te hebben) trots zijn op hun voorbeeldige boeddhistische leven waarin zij niet alleen de Lotus-soetra maar eigenlijk alle soetra’s eerbiedigen. Zij zijn trots op hun erfopvolging, op hun dharma-overdracht, hun ascetische levenswijze, hun aanzien als gereïncarneerde hotemetoot of als wijze zusenmezo. Ze zeggen het niet – natuurlijk niet – maar stralen het stilletjes uit: zie mij eens een voorbeeldige verkondiger, uitlegger en voorlever van de WET zijn. Nou, eh… als absoluut niet-voorbeeldige verkondiger, uitlegger en voorlever van de wet, durf ik te zeggen: O. Gaat het dus niet om verkrijgen van roem, eer, rijkdom, aanzien, faam, of iets dat daar op lijkt? Gaat het niet om aanbeden of op zijn minst lichtelijk vereerd worden? Ook niet een om ietsie pietsie lof krijgen? Weer wat geleerd. Hoe heilig is jouw schijn?
Het ligt mijns inziens lang niet altijd, of eigenlijk vrijwel nooit, aan de hoogmoedigen zelf. De eersten worden aangemoedigd door allerlei intellectuelen die niet beter weten dan dat denken dat wetenschap zaligmakend is, getuigt van eruditie en grote wijsheid. Het zij ze vergeven. De tweede groep hoogmoedigen is slachtoffer van gebrek aan zelfreflectie, veroorzaakt door gebrek aan reflectie van de gemeenschap waar ze in zijn opgegroeid. In het land der blinden is éénoog koning natuurlijk. Diepte ontbreekt, maar daar kan éénoog zelf niks aan doen.
De laatste groep zou beter moeten weten. Het zijn farizeeërs, door gebrek aan gewicht omhoog gevallen ego’s. Ze leven niet naar de WET die ze verkondigen, zeggen A en doen B, vertellen hoe het hoort maar doen zelf vervolgens wat anders. Daar kunnen ze niks aan doen. Als het om seks gaat bijvoorbeeld, zijn hun hormonen hen de baas, maar doen ze alles uiteraard uit pure liefde. En gaat het om hun portemonnee dan is dat te vergelijken met een zwart gat waar alles in verdwijnt. Ze hechten niet aan hun bezit, maar vinden het helemaal niet erg om van alles te krijgen. En ze geven mensen die hen van alles geven meer aandacht dan mensen die niks geven. Die aandacht noemen ze dan gewoon dankbaarheid en daar is helemaal niks mis mee. Sommigen laten hun voeten schoon kussen, hun lezingen optekenen en vermenigvuldigen en vervolgens laten ze de opbrengsten van duur verkochte boeken en andere werken onthecht terugvloeien in de clubkas, waaruit zijzelf dankbaar (altijd dankbaar!) hun welverdiende en door iedereen gegunde dagelijkse portie krijgen. Ze bezitten niets, omdat het niet hoeft. Ze krijgen alles, en anderen zijn daar verantwoordelijk voor. Zalig!
Nee, geef mij maar boeddha’s die niemand kent. Geef mij maar boeddha’s die te midden van vernederingen durven geloven in onbaatzuchtige liefde voor mensen die nog dieper dan zijzelf vernederd worden. Geef mij maar boeddha’s die niets bezitten dan een korst brood en die deze korst dan delen met iemand die helemaal geen korst heeft. En geef mij maar een soldaat-boeddha die een andere soldaat-boeddha doodschiet op het slagveld, omdat de aanvallende boeddha niet weet dat ie een eigenlijk een boeddha is, terwijl hij wanhopig meent te moeten aanvallen omdat een of andere dictator-boeddha zegt dat dat moet. En geef mij dan maar de overlevende boeddha die de pijn voelt van het doodschieten van die andere boeddha…
Er is maar één WET. Er is maar één boeddhanatuur … maar er zijn ontelbare verschijningsvormen. Realiseer je dat, en je hebt geen verering, geen rijkdom, geen lof … niks van dat alles nodig. Kritiek krijg je toch wel, overal en altijd gratis en voor niks. Daar kun je van leren. Heb geduld. Incasseer en houd vol. Meer vraagt de boeddha in jou niet. En…. heb alle andere boeddha’s – overal om je heen – lief gelijk jouzelf.
(wordt vervolgd)