“Toe, “ Taigu, “doe het maar.”
Een innerlijke stem spreekt. Wiens stem is het?
Is het die van Amida of die van Shariputra?
Geen mens die het weet.
Taigu aarzelt. “Nee, nee. Nog niet. Of toch wel?”
Het is altijd moeilijk wanneer de woorden zich vormen en het schrijven zich aankondigt via signalen, alsof men zijn behoefte moet doen. Ze blijven komen, de woorden, de signalen, ook ‘s nachts, dwars door een slaapmiddel heen. In een roes doet hij even het licht aan, noteert wat brokstukken en gaat snel weer onder zeil. Hij kan de stemmen niet weerstaan. Uiteindelijk moet hij schrijven.
Welaan dan.
“Nadat Avalokitesvara de stroom van prajna-paramita was binnen gegaan, werd de bodhisattva bewogen de vijf skandha’s te zien en te zien dat zij zonder eigen bestaan waren.
“Hier, Shariputra, is vorm leegte, leegte vorm; vorm is niet te scheiden van leegte, leegte is niet te scheiden van vorm; al wat vorm heeft, is leegte; al wat leegte is, heeft vorm,” aldus de Hartsutra in de reciteerversie van Taigu’s sangha, de versie die hem het meest aan het hart gaat.
Leeg betekent zonder eigen bestaan. Maar wat betekent leegte? Wie heeft het bijvoeglijk naamwoord ‘sunya’ (leeg) vervangen door het zelfstandig naamwoord ‘sunyata’ (leegte)? Er zijn mensen die voorstellen voor leeg te lezen: open.
Vorm is open, klinkt acceptabel. Maar is vorm dan niet te ook te scheiden van openheid, openheid niet te scheiden van vorm? Van open naar openheid – het klinkt niet alsof het zo in orde is.
Om nog maar te zwijgen van de zinsnede “al wat vorm heeft, is leegte; al wat leegte is, heeft vorm.” Generaties hebben de tanden stukgebeten op de interpretatie hiervan. De meest eenvoudige oplossing is dat “al wat leegte heeft, is vorm” niet meer dan een herhaling is van het voorafgaande “al wat vorm heeft, is leegte.” Leegte is zelf een leeg begrip; leegte is zonder eigen bestaan. Iedereen die zich een voorstelling probeert te maken van een of de leegte, trapt in de val van een onvolmaakte vertaling. Leeg past bij de beoefening, welke vorm deze ook aanneemt; leegte verwordt algauw tot een filosofie, om precies te zijn, tot een ontologie.
De Hartsutra zou het lied kunnen zijn van Heraclitus, de presocratische filosoof die onder meer de permanente verandering beleed. De Hartsutra is het lied van de permanente verandering. Het is ook een zoekplaatje, een doolhof is misschien een beter woord. Er zijn binnen Mahayana tal van moeilijk met elkaar te verenigen, zo niet innerlijk tegenstrijdige denkbeelden over leegte, bijvoorbeeld over leegte als domein van de ware voorstelling van het Ware Zelf. Je kunt noch Mahayana, noch de Hartsutra in een vaststaande definitie bulldozeren. Beide moeten in een proces van een voortdurend zoeken met een open einde om je heen groeien, totdat je via verschillende geitenpaadjes je eigen wegen weet te vinden in het woud van het open einde.
De Hartsutra anticipeert op de werking van ons belichaamde voorstellingsvermogen. De sutra brengt de intuïtie van zo’n voorstellingsvermogen tot uitdrukking, waarvan de (lege) bouwstenen bestaan uit vorm (ruimtelijke extensie, vlees-en-bloed), sensaties, gedachten, drijfveren en gewaarzijn, met hun bijbehorende waarnemingsorganen. Dit voorstellingsvermogen wil de schijnbare werkelijkheid ontleden in factoren en vatten in begrippen. Enerzijds kunnen levende wezens niet zonder, willen ze de wereld kunnen navigeren. Anderzijds toont de bodhisattva Avalokitesvara een weg van de wijsheid voorbij alle onvermijdelijke conventionele wijsheden (prajna-paramita).
De bodhisattva verstaat volgens de sutra de kunst om, gesteund door prajna-paramita, zonder verduistering van geest, in de staat van niet-bereiken te verblijven. Dusdoende overwint Avalokitesvara alle vrees en onjuiste opvattingen en ontwaakt zij vreemd genoeg volledig “tot volkomen verlichting”. Dit is precies de stap die bodhisattva’s geacht worden uit te stellen totdat zij alle lijdende levende wezens het pad van de bevrijding op gecoached hebben.
Alle producten van ons voorstellingsvermogen onthult de bodhisattva in het voorbijgaan als lege begrippen en dito conventionele wijsheden. In de leegte van de wijsheid voorbij alle wijsheid hebben “oog, oor, neus, tong, lichaam en denkorgaan” geen eigen bestaan. Hetzelfde geldt voor lijden, oorzaak, opheffing, weg, inzicht, bereiken en niet-bereiken.
Ongecorrigeerd door het voorbeeld van de bodhisattva leidt ons voorstellingsvermogen licht tot zelfbedrog. Het enige antwoord dat Taigu kent op de vraag wat het positieve correlaat is van dit te overwinnen voorstellingsvermogen, ontleent hij aan zijn vriend en metgezel Hisamatsu. De Japanse zenleraar en filosoof sprak in dit verband over de spontane zelfrealisatie van het vormloze zelf. Met zoveel woorden bracht hij de geritualiseerde orakeltaal van Taigu’s geliefde Hartsutra terug tot de taal van de tweede helft van de twintigste eeuw, zoals Hisamatsu wel meer zenbeoefening vereenvoudigde.
Pijnlijk bewust van zijn gebreken acht Taigu zich onbekwaam tot het leraar- of bodhisattvaschap. Anderzijds realiseert hij zich dat beide begrippen zonder eigen bestaan zijn. Is ontzag voor leraren niet ongepast, omdat wij allen elkaars leraren zijn? Met deze vraag heeft Taigu menig leraar in verwarring achtergelaten. Belangrijker echter dan gecreëerde uiterlijke vormen is wie zich aangeraakt weet door het vormloze zelf.
Blijft over de vraag hoe menselijk de bodhisattva uit de Hartsutra is. De exegese en de interpretatie stellen ons voor het dilemma welke rol moeilijke teksten van duizend of meer jaar oud hebben te spelen in de transmissie van inzicht of niet-inzicht. Als (zie Hisamatsu) vereenvoudiging mogelijk, ja noodzakelijk is om ontwaken en bevrijden te ontsluiten voor nieuwe generaties, staan de literaire verbeelding van de sutra en het voorbeeld van de bodhisattva dan niet in tussen de beoefening en de levende wezens van nu? Zijn beide (sutra en bodhisattva) noodzakelijke ingrediënten voor de spontane zelfrealisatie van het vormloze zelf bij de millenials en Gen Z? Is eigentijds boeddhisme in staat tot een “bijbel in gewone taal”?
Het zijn deze overwegingen die Taigu tot terughoudendheid brengen wanneer een innerlijke stem hem beweegt tot schrijven over de Hartsutra.
Piet Nusteleijn zegt
Taigu, met grote betrokkenheid en liefde schreef je dit stuk over de leegte en de stilte. Je bent stil gebleven;
de innerlijke stem van “je”.