Wat verbindt de Hartsutra, Dogen en Ryokan? Maandenlang kauwen op een aantal korte teksten maakt een intimiteit los die een beoefenaar in staat kan stellen zijn of haar relatie met boeddhisme te vernieuwen.
Twee teksten hebben mij sinds de zomer beziggehouden: de vertaling die Thich Nhat Hanh in 2014 publiceerde van de Hartsutra en de leerrede uit Dogens verzamelbundel Shobogenzo over de ervaring van de persoonlijke ontmoeting van boeddha in de tastbare werkelijkheid (Kembutsu, ook wel gespeld als Kenbutsu).
Boeken lees ik niet langer; vrienden vraag ik ze me niet meer te geven, tenzij het dichtbundels zijn. Met de tijd is het mij geleidelijk gaan ontbreken aan het concentratievermogen dat nodig is voor het lezen van een boek. Eén of enkele gedichten kunnen het glas van de talige werkelijkheid breken, mij een glimlach rond de lippen bezorgen en me tijdenlang bezighouden.
Brengt diepe verbinding met tekst niet meer dan staccato woorden snellen? Als leeg betekent ‘zonder afzonderlijk zelf’, wat moeten we dan aan met het zelfstandig naamwoord ‘leegte’? Thich Nhat Hanh signaleert dat leegte in de praktijk van de beoefening nu hoofden op hol brengt, zoals het dat in het verleden eveneens heeft gedaan. Leegte kan in onze voorstelling een sfeer worden van nietsigheid of een soort oergrond van de ervaring. Langs beide wegen ga je een mist in die je wegvoert van het rechtzinnige boeddhistische pad. Leeg is zonder afzonderlijk zelf, niet meer, niet minder.
Thay’s tekst hardop reciteren, of murmelen tijdens het wandelen: hoe inniger de relatie met de woorden, des te groter het besef dat ook zij zonder afzonderlijk zelf zijn. Het grootse lied van bevrijding krijgt zijn karakter van grootsheid terug naarmate het tijdens de zang de voorhang wegscheurt van de ervaring en de alledaagsheid toont in haar naakte, lege existentie. Gate, gate, paragate, parasamgate, bodhi svaha! “De overkant, de overkant, die is hie-hier!”
Dogen is niet voor alle dagen. Er zijn periodes mét Dogen, en periodes zonder. Soms is de waakvlam even uit en kan de mystiek van de meester zijn teksten niet tot ontbranding laten komen van de spetterende ervaringsrijkdom die erin ligt samengebald. Dogens proza is als poëzie in cryptogramvorm. Soms kan ik geen beginnetje vinden in de puzzel en leg ik de oude meester terzijde. Waarom lezen wanneer de vogels de dhamma onderrichten, of de bladeren van de bomen, of je kinderen, of de mensen in de wachtkamer van de dokter?
De exaltatie van Dogen stuit mij soms tegen de borst, de kritiekloosheid waarmee hij door sommigen voor de autoriteit par excellence wordt versleten. Alsof Dogen er niet af en toe naast zou kunnen zitten, alsof je zijn monofocus op een bepaald type beoefening niet kunt relativeren aan de hand van andermans benadering, vóór hem en na hem.
Bij gelegenheid echter vindt er een toevallige aanraking met Dogen plaats die zich onmiddellijk transformeert in een begin van ontroering. Je komt ergens een citaat tegen en je gaat op zoek naar het weefsel waarvan dat een loshangend draadje vormt. Een flard van een tekst doet je de siddering voelen van een voorproefje van verrukking. Zo heeft Kembutsu mijn pad gekruist.
Boeddha ontmoet je niet in de trance van diepe meditatie, wanneer zijn gestalte naar voren treedt en je de hand reikt. Nee, zo is het helemaal niet. Boeddha ontmoet je wel in het hier en nu naarmate je beoefening het spel der vormen geleidelijk van zijn verwarring ontdoet. In de vorm onthult zich boeddha des te duidelijker naarmate, als vrucht van de beoefening, de vorm samenvalt met wat zich achter en buiten de vorm bevindt.
Dogen waarschuwt dat dit geen intellectuele exercitie is. Hij toont zich meewarig over wie de woorden bezigt terwijl hij of zij nog in verregaande staat van onwetendheid verkeert. Dit stemt mij tot terughoudendheid, maar iets resoneert er in mij, een trilling, een toonhoogte, naarmate ik in een proces van maanden op Dogens tekst kauw en deze herkauw, totdat deze bijkans voelt als lichaamseigen en zich vermengt met de ervaring van alledag.
Boeddha ga je overal ontmoeten, in de rook die kringelt uit een schoorsteen, in de ganzen aan de waterkant, in de gedichten van Leo Vroman en ook, soms, in je zelfloze zelf. Boeddha is overal waar de dhamma tot leven komt, overal. Hoe meer je je dit realiseert, des te minder wordt je enthousiasme om boeddha tot ‘de’ Boeddha te verzelfstandigen. Alleen zonder afzonderlijk zelf is die Boeddha de boeddha die je in de wereld overal, uit voorraad leverbaar, kunt ontmoeten.
Losgezongen van de precieze bewoordingen raakt de maandenlange intieme omgang met Hartsutra en Kembutsu verstrengeld en voert de woordeloze sensatie tot één en dezelfde, verbindende ervaring van samenhang in de alledaagsheid van de dag.
Mijn dhammanaamgenoot, de zenmonnik Ryokan Taigu, dichtte ook over die alledaagsheid. Speels, lichtvoetig en doorleefd. In zijn hut had hij een boekenplankje waarop een deeltje Dogen prijkte. Ryokan behoort tot de dichters tot wie ik mij regelmatig wend.
Zijn woorden zinspelen op een woordeloze ervaring waarvoor ook de Hartsutra en de Kembutsu tot springplank dienen: een woordeloze ervaring van levende boeddha. Deze ervaring is de boekenwijsheid ver voorbij en ontpopt zich tot een voedende kracht voor geloof in de weg en uiteindelijk voor diep toevertrouwen. De ervaring van levende boeddha blaast een helende, verbindende wind door dhamma en sangha, en door het gemoed van beoefenaars, alle zonder uitzondering zonder afzonderlijk zelf.
Namu Amida Butsu,
Taigu
Piet Nusteleijn zegt
Nu valt te begrijpen wanneer er gezegd wordt:
“laat alles maar lekker over je kant gaan”.
Er is geen overkant.
Jules, je wordt bedankt voor je betoog en ‘vertaling’.
“De overkant is hier en nu, leeg.
(Leegte, die “dik in orde is”)
Met groet.
Siebe zegt
“Leeg is zonder afzonderlijk zelf, niet meer, niet minder”. (Jules)
Ik heb het onderwerp leegte in de Pali Canon ooit eens bestudeerd. Viel niet mee eerlijk gezegd.
Toen ik de teksten van de Pali Canon ging onderzoeken, kwam ik al snel tot de conclusie dat je eigenlijk niet kunt zeggen:…’met leegte wordt dit of dat bedoeld’. Als je recht wilt doen aan hoe er in de sutta’s over leegte gesproken wordt, dan moet je eigenlijk recht doen aan de context. Je moet het eerst in een context plaatsen.
Wat bleek; soms wordt leegte gebruikt in de Pali Canon in een context van concentratie (sunnata samadhi); soms van contemplatie (sunnatanupassana), d.w.z. de contemplatie op het niet-zelf karakter van verschijnselen; soms wordt leegte genoemd als een poort tot bevrijding; een paar keer wordt er gesproken over zogenaamde ‘ultieme leegte’. Dan wordt het gebruikt als een synoniem voor Nibbana; soms is er sprake van ledigen van de geest en verwijst men met een woord als leeg ook gewoon naar leeg van dit of dat, dus afwezig van; soms wordt er gezegd dat iets leeg is zoals schuim, dus zonder een soort vaste kern of zoals bij alle samengestelde dingen, zonder inherent bestaan; soms wordt gesproken over een zogenaamde ‘interne leegte’ en ‘externe leegte’; soms wordt gesproken over leegte als een van de vormen van bevrijding, leegte-bevrijding; soms spreekt men over ‘contact met leegte’. Soms wordt leegte behandeld als een verblijf (sunnata vihara).
Aardig wat informatie over leegte vond ik in de ’treatise on voidness’, een hoofdstuk in de Patisambhidamagga, een werk in de Khuddhaka Nikaya.
Ook Majjhima Nikaya kent een sunnata vagga, een deel over leegte. Het betreft de sutta’s MN121 t/m 130. MN121 is de kleine verhandeling over leegte en MN122 de grote.
Wat mij het meest trof was dat ultieme leegte eigenlijk een synoniem is voor Nibbana.
groet,
Taigu zegt
“Zen laat zich niet in woorden vangen.
Het leven ook niet.
Alles loslaten, dat is pas vangen.
Een streep zetten door je eigen praatjes, dat is pas niet-weten.
Niet-weten, dat is pas zen.
Weetnietzen – weg ermee.
Wegwerpzen, hoezee!”
Hans van Dam
Boeddhistisch Dagblad
22 oktober 2017
https://boeddhistischdagblad.nl/hans-van-dam/99859-zen-laat-zich-niet-vangen/
Siebe zegt
Ik stond eens in een hal te praten met een concierge. Er was in die tijd wat diefstal op die school. Mensen konden ook vrij in en uitlopen.
Terwijl ik in de hal met hem stond te praten, liep een jongeman ons voorbij. Ik zei meteen tegen de concierge: ‘die voert iets in zijn schild, die moet je achterna lopen’.
Hij deed dit. Hij zag toen hoe die jongeman de koffieautomaat forceerde met een schroeven-draaier.
Eerlijk gezegd, ik had geen idee hoe ik dit meteen wist. Ik denk dat ik die jongeman ook nog geen 2 seconden had aangekeken, maar ik wist ogenblikkelijk dat er iets niet pluis was. Er was geen enkele twijfel in mezelf hierover en dat is voor een twijfelkont als ik best wonderlijk.
Waarom vertel ik dit praatje? Omdat er kennelijk zoiets is als directe kennis, als weten.
Daarom denk ik eerder andersom dan Hans. Niet-weten, dat is iets dat komt niet echt uit jezelf.
Niet-weten toont gebrek aan echte verbondenheid vanuit jezelf met anderen, met situaties, met het leven. Als er een wakkere open verbondenheid is vloeit informatie, ontstaat weten ter plekke. Er kan dan niet sprake zijn van niet-weten. Informatie hoort net zo bij het leven als atomen. Het is waarschijnlijk nog fundamenteler van aard.
De Boeddha hoefde volgens mij ook niet na te denken om de karmische geschiedenis van mensen direct te zien of kennen. Directe kennis is ogenblikkelijk. Daarop niet durven vertrouwen is mede waarom we nog geen Boeddha zijn.
Ergens moet je ook durven vertrouwen op het vermogen dat je dingen weet op een manier die je zelf niet kunt overzien of uitleggen of beredeneren. Je moet ook durven vertrouwen dat je wakker bent, een wetend wezen, in staat om informatie op te vangen.
Je kunt dat weten natuurlijk wel constant onderuit gaan halen, totdat je niks meer weet, maar dan verloochenen je jezelf, dan verloochen je de Boeddha.
groet,
Jules Prast zegt
Beste Siebe,
Allereerst dank voor je uitvoerige en bedachtzame reacties.
‘Leeg’ gebruik ik in mijn artikel in de betekenis die het in Mahayana heeft: als ‘sunya’, ‘zonder afzonderlijk zelf’. Dit ‘leeg’ is verwant met ‘anatta’ in het oorspronkelijke boeddhisme.
Jij hebt natuurlijk gelijk dat ‘leeg’ in de boeddhistische geschiedenis in verschillende betekenissen is gebruikt. Maar dit doet er voor het verstaan van mijn artikel niet toe.
Niet-weten is niet wat jij denkt dat het is. Niet-weten staat in zen voor het ontmaskeren van valse kennis (boekenwijsheid, onwetendheid) die het ontwikkelen van juist inzicht in de weg staat.
Volgens de overlevering deed Gautama er een tijd over om tot juist inzicht en ontwaken te komen. Ik zou dit geen directe kennis durven noemen.
Overigens zijn er volgens mij boeddha’s alom. Zie jij ze niet?
Zelf heb ik zojuist een reactie geschreven op het artikel van Hans van Dam. Daarin betoog ik dat zen geen ‘eenvoudige realisatieleer’ behoort te zijn. Zen is ten diepste verbonden met de boeddhistische leer en de zentraining is allesbehalve ‘eenvoudig’. Dit adresseert hopelijk mede de zorgen die jij uit over gebrek aan verbondenheid met anderen en over gebrek aan vertrouwen.
Je kunt mijn reactie aan Hans alvast lezen op mijn blog: https://site.julesprast.nl/2017/10/22/zen-behoort-allesbehalve-eenvoudig-te-zijn/
Gassho,
Taigu
G.J. Smeets zegt
Jules citeert hierboven een frase van Hans van Dam, namelijk “Een streep zetten door je eigen praatjes, dat is pas niet-weten.”
Jij maakt daar kennelijk van “Weten constant onderuit halen, dat is pas niet-weten.” Maar dat staat er niet.
Je voert een stropop op: iemand iets in de mond leggen wat hij niet zegt, om dat vervolgens te bestrijden. Niet alleen te bestrijden maar bovendien moreel te diskwalificeren als “gebrek”. Gebrek aan verbondenheid, nog wel.
Siebe zegt
Het is volgens mij mogelijk dat veel studie van de teksten leidt tot de pretentie dat je de leer van de Boeddha echt begrijpt. Ik heb die pretentie niet, meen ik, maar misschien maak ik die indruk wel…of loop ik mezelf soms toch voorbij.
Binnen de kamma-kagyu traditie is er het illustratieve verhaal van Naropa en Tilopa. Naropa wordt opgevoerd als een soort ultieme geleerde, een soort professor van de leer van de Boeddha. Hij genoot ook veel aanzien. Was een man met gezag. Naropa meende zelf ook (tenminste dat wordt overgeleverd) dat ie de leer begreep. Maar pas onder zijn leraar Tilopa begon Naropa de leer (en dus leven) pas echt te begrijpen. Ik heb het veel te kort samengevat maar zijn biografie is op het web te vinden.
Naropa kwam op enig moment vast tot inkeer, tot het besef van niet-weten. Tot het besef dat diens weten destijds aan de unversiteit Nalanda vooral een pretentie tot weten was. Hij wist eigenlijk nog weinig.
Maar bleef Naropa een niet-weter? Nee volgens mij niet. Naropa werd een weter.
Mijn indruk is dat Hans blijft steken in niet-weten en mensen niet aanspoort om tot bevrijdende kennis te komen. Het lijkt wel alsof de pretentie van weten zo zwaar op Hans heeft gedrukt dat ie het wegvallen van die last is gaan aanzien voor bevrijding. Ik denk niet dat dit bedoeld wordt met bevrijding.
Misschien zit ik er wel weer helemaal naast.
groet,
G.J. Smeets zegt
“Misschien zit ik er wel weer helemaal naast.”
Dat zou kunnen, kan ik niet overzien.
Ik zie wél dat jij je nu uitlaat over andermans ‘bevrijding’ terwijl jij hier ooit uitdrukkelijk hebt laten weten dat je je over je eigen ‘bevrijding’ niet wilt uitlaten omdat je dat ongepast van jezelf vond. Dat is over de heg kletsen over anderen en zelf de kaart voor de borst houden. Trap ik niet in, buurman.
Siebe zegt
Ach, wie zet nou werkelijk een streep door zijn eigen praatjes Smeets?
Werkelijk een streep zetten door je eigen praatjes leidt immers tot innerlijke chaos, driftigheid, gekweldheid. Daarom doet niemand dit, jij niet, ik niet en zeker ook Hans niet. Ik zie het niet hoor. Ik geloof niet in dat soort praatjes. Ik vind het ongeloofwaardig. Het is alsof je een drugsverslaafde hoort zeggen dat ie makkelijk kan stoppen met gebruik…hoor…
Hans brengt ook gewoon stellingen zoals:
“Zen laat zich niet in woorden vangen”….
Niet-weten, dat is pas zen”.
Het zal allemaal best iets betekenen maar ik vind dat voor dit soort visies juist geldt dat je door die praatjes beter maar snel een streep kan zetten. Wat moet het anders uitdrukken dan dat je het allemaal wel weet…?
groet,
G.J. Smeets zegt
“Werkelijk een streep zetten door je eigen praatjes leidt immers tot innerlijke chaos…”
Dat dat kennelijk zo bij jou werkt moet je niet projecteren op anderen, buurman. Of kun jij soms gedachten lezen? Daarom: je opmerking volstaat dat je het ongeloofwaardig vindt, dat is tenminste duidelijke taal over jezelf. Wat mij betreft laten we het daarbij.
Siebe zegt
Ik kan in de opmerking om ‘een streep te zetten door je eigen praatjes’ een oproep zien tot integriteit, tot een oprecht en eerlijk zelfonderzoek. Een uitnodiging om op een oprechte manier te bepalen wat je nu echt weet. Een oproep om jezelf, en daarmee anderen, niet te bedonderen. Zoiets vind ik mooi.
Ik zie ook dat wanneer je eenmaal oordeelt in termen van…’daar heb je weer zo’n papagaai, daar heb je weer zo’n kennis-geleerde’…en dat zie ik veel gebeuren bij Zen-liefhebbers, dat het onzuiver wordt. Zo over mensen denken is denk ik kwalijker dan dat iemand zich gedraagt als een kennis-papagaai want dat is meestal tijdelijk, maar die hooghartigheid en vijandige gezindheid die verdwijnt niet snel.
We kunnen ons veel beter met onze eigen beperkingen bezighouden dan met die van anderen. Dat is de veilige richting.
groet,
kees moerbeek zegt
Siebe, je noemt je student. Daar is niks mis mee, maar laat je zelfverklaarde student-zijn je niet verhinderen het juiste te doen.
‘Het is volgens mij mogelijk dat veel studie van de teksten leidt tot de pretentie dat je de leer van de Boeddha echt begrijpt. Ik heb die pretentie niet, meen ik, maar misschien maak ik die indruk wel…of loop ik mezelf soms toch voorbij.’ Als je dit weet, waarom dan …? Omdat weten en voelen gescheiden zou zijn?
Heus je bent niet de enige en straf jezelf niet zo? :-)
Akela Guanshiyin, ik sta paraat!
Piet Nusteleijn zegt
Jules, deze tekst (en de reacties) hebben me vandaag ook weer beziggehouden. Over de gevolgen. Wanneer je Boeddha
tot ‘dé’ Boeddha verzelfstandigd, dus feitelijk verkleind door die ‘verheffing’….
Zó leven we, voortdurend zijn we aan het meten. We vestigen hiërarchieën.
En we gaan praten over leegte. Prima natuurlijk. Het in kaart brengen door Siebe van die verschillende leegtes, knap en prachtig.
DÉ leegte is niet te beschrijven. Dat weten we ook.
In jouw stuk tekst is die leegte wel te proeven.
Bedankt, nogmaals: Voor de woordeloze ervaring.
Met groet.
Taigu zegt
Dank je, Piet.
Mijn artikel gaat over ervaring van levende boeddha.
Zoals helaas wel vaker gebeurt, halen sommige lezers die reageren er één ondergeschikt aspect uit en gaan dit ‘verdoctrineren’.
Zo is er dan opeens een discussie over ‘leegte’.
Daarbij verdwijnt de nuance (bijv. tussen ‘leeg’ en ‘leegte’ uit het zicht.
Fijn dat mijn stuk blijkens jouw reacties in ieder geval op zijn merites wordt verstaan.
Gassho,
Taigu
Siebe zegt
Ik begrijp wat je zegt Taigu en voel me aangesproken. Mijn bedoeling was echter ook weer niet om een discussie te beginnen over leegte of over niet-weten. Ik had je artikel beter een paar keer goed kunnen doorlezen ipv de impuls te volgen om in te gaan op dat fragment over leegte.
groet,
kees moerbeek zegt
In vredesnaam, als leegte een woordeloze ervaring is, waarom er dan zoveel woorden aan besteden? De boeddhistische leegte is iets anders dan verbale, verstandelijke leegte, lees: kul.
Akela Guanshiyin, ik sta paraat