Waarom ben jij zo gebeten op Stephen Batchelors boek After Buddhism, vroeg een lezer mij. Vandaag voer ik de discussie weer op Facebook. Het gaat mij om twee principekwesties, de rol van geloof en die van nondualiteit in het boeddhisme.
In boeddhisme betekent geloof meestal niet geloven in een externe macht, zoals God. Geloof betekent wel: geloof in jouw boeddhaweg, dus geloof dat in de buurt komt van vertrouwen. Het kan ook betekenen: geloof in de zin van toevlucht nemen tot Boeddha, Dharma en Sangha, een van de oudste boeddhistische rituelen.
Stephen Batchelor zegt in After Buddhism: wij moeten de vier Edele Waarheden verstaan als vragen, niet als geloofsartikelen. Wat hij bijv. verwerpt is ‘geloven’ dat begeerte de oorzaak van lijden is. Ik vind dit eerder een interpretatie dan geloof, maar wie dit soort ‘geloof’ koestert, is in de definitie van Batchelor al een religieuze boeddhist. Dit thema uit hoofdstuk 1 werkt hij in zijn boek verder niet echt uit. Het is een beetje van ‘wie niet op mijn manier seculier boeddhist is, is religieus’. Als je op dit rationalistische denkspoor blijft, dan kun je de vormkrachten die in boeddhisme aan het werk zijn, nooit ten volle begrijpen, Theravada inbegrepen.
Boeddhisme is een verlossingsleer. Verlossing is per definitie een begrip met religieuze connotaties. Nirvana is geloof. De weg die leidt naar nirvana is geloof. Meditatie en mindfulness als uitdrukking van de kracht van spirituele transformatie zijn modern geloof par excellence (de meeste boeddhisten in de wereld mediteren niet, hoor). En daar begint het pas. Geloof is mijns inziens bijv. ook geloven in een lineair tijdsperspectief, een kenmerk van moderniteit. Maar zo diep boort Batchelor niet. Hij wil de boodschap van de ware Boeddha uitsnijden uit de tentakels van vedisch bijgeloof. Dat is zijn missie, zijn monofocus, en ondertussen vergeet hij de flanken af te dekken.
Is de Boeddha de ontwaakte mens Gautama of is de Boeddha een historische gestalte in een reeks Boeddha’s, een gestalte die in de tijd naar voren treedt als de manifestatie van ‘bodhi’, de kracht van ontwaken, die in het universum als het ware is voorgeprogrammeerd? Deze vraag gaat al terug naar het oudste boeddhisme, maar zeker in de meeste Mahayana-scholen wordt deze vraag expliciet bevestigend beantwoord. De Boeddha wordt daar ervaren als een kosmisch wezen, de Dharma als lichaam van de Boeddha vind je (mits je met een gezuiverd orgaan waarneemt) in de tastbare realiteit van krekels, het gras, vogels en ook mensen. Die realiteit is niet buiten jou, jij bént die realiteit en bodhi is in jou met alle andere krachten die jij vertegenwoordigt. Zo ongeveer komt Mahayana aan het begrip boeddhanatuur.
Dit stuk boeddhisme kom je in After Buddhism echter niet tegen. Batchelor bekritiseert de twee waarhedenleer (absoluut/relatief) en situeert deze ergens in de Prajnaparamitaliteratuur, terwijl je deze ook al in de Pali Canon kunt vinden. Mahayana als stroming houdt bij hem ongeveer op bij Nagarjuna (dus in India) en diens Madhyamika-school, alsof je daarna geen Yogacara, Tientai en Huayen hebt gehad – met belangrijke aanvullende geloofstalen én aanknopingspunten om boeddhisme met westers denken te verbinden. Ik denk dat Batchelor deze stromingen wel kent, maar hij verwerpt nondualiteit en dan doen ze niet meer terzake. Het is een oude discussie: ‘echt’ boeddhisme is canonboeddhisme, nondualiteitsboeddhisme is meer een soort Advaita Vedanta.
Om nog maar te zwijgen over het reine-landboeddhisme en Shinran: Amida’s genade afroepen met de nembutsu is niet alleen ‘Aziatische folklore’ maar ook een vorm van beoefening die goed aansluit bij ons tegenwoordige zenboeddhisme, kan ik uit ervaring verzekeren. Shinran ontwerpt misschien wel de vorm van boeddhisme waarin geloof het meest centraal staat. En Amida, ja, die is een andere figuur die de bodhi manifesteert als boeddha. Boeddhisten zijn van oudsher minder gepreoccupeerd met de facticiteit van het gebeuren in de tijd dan wij nu, hoewel in Mahayana (en zeker bij Zen) ook het bewustzijn bestaat dat beeld en verbeelding hulpmiddelen zijn van onze geestelijke zelfervaring en niet het zijnsaspect van de werkelijkheid vertegenwoordigen.
Voor mij zijn de doctrines van Mahayana onderdeel van een geloofstaal die betrekking heeft op leven en werkelijkheid. Evenzo hebben oudere boeddhistische scholen, Theravada inbegrepen, geloofstalen en doctrines ontwikkeld die je niet één op één kunt grondvesten in een rationele interpretatie van teksten in de Pali Canon. Ik heb nieuws voor Batchelor: alle boeddhisten geloven in een versie van verlossing; boeddhisme is zo religieus als het maar zijn kan.
Daarmee sta ik lijnrecht tegenover de stroming in het westerse boeddhisme die van boeddhisme een soort waardenvrije wetenschap wil maken. Wij, boeddhisten, geloven allemaal iets en de folklore, het ritueel, de liturgie, het geloof in bodhisattva’s als Kwan Yin (compassie) en de nembutsu als bevrijdingsinstrument, maken allemaal deel uit van de ‘theologie’ van het boeddhisme. Batchelor omschrijft zijn project in After Buddhism als een nieuwe ‘systematische theologie’ van het boeddhisme. Maar dat deel van het boeddhisme dat niet in zijn denkraam past, laat hij gewoon weg.
Ik geloof, met o.a. Huayen (de school rond de Avatamsaka Sutra), dat wij het hart van de Boeddha kunnen binnengaan, zoals Thich Nhat Hanh dit beschrijft in zijn boek Het Hart van Boeddha’s leer. Daarom heb ik dit voorbeeld ook gekozen in een eerder artikel in het Boeddhistisch Dagblad.
Batchelor wil de hele tijd paralellen trekken tussen Gautama en Griekse filosofen, maar heeft te weinig oog voor hetgeen boeddhisten beoogden te verklaren met hun theologische of filosofische theorieën door de eeuwen heen. Hij verwerpt de basis van Mahayana met zijn kritiek op de twee waarheden en leegte. Klaar is Kees.
Volgens mij is Batchelor in de figuur van een ‘cleane’, rationele Boeddha meer op zoek naar zichzelf dan naar de waarheid over boeddhisme. En het is zo jammer, want hij verwijst her en der naar postmodernistische filosofen die in de moderne tijd het Grote Verhaal hebben afgeschaft, ten faveure van de micro-narratives van kleinere groepen. Jij jouw Boeddha en ik de mijne; we moeten niet meer denken in waarheden en ideologieën maar in termen van waarachtigheid en verdraagzaamheid. Batchelor probeert volgens mij zijn levenslange worsteling met boeddhisme te transformeren in een groot verhaal dat ook zijn magnum opus moet zijn. Hij doet goed vakmanswerk aan de voorkant (tekstanalyse van de canon en geschiedenis van het oerboeddhisme), maar vergeet de achterkant en de flanken. Ik vind zijn artikel over Buddhism 2.0 van een paar jaar geleden beter dan de uitwerking in After Buddhism.
De reden dat ik me verzet tegen Batchelors boek is dat hij impliciet een normatieve knip maakt binnen het boeddhisme: dit hoort er wel bij, dat niet. Zo kún je het lezen; ik waarschuw voor het risico daarvan terwijl andere mensen zich misschien op andere delen van het boek richten.
bart zegt
Schriftgeleerden en Fariseërs
kees moerbeek zegt
Het zal ongetwijfeld komen omdat je wel de westerse boeddhist uit het calvinisme kunt halen, maar niet het calvinisme uit de westerse boeddhist.
Hoe het ook zij, schriftgeleerden, farizeeërs en tollenaars hebben allemaal de boeddhanatuur :-) En dat is een mooi gegeven.
bart zegt
zeker.
Siebe zegt
Hallo Jules,
Eigenlijk geven heel wat sutta’s aan hoe het zich geestelijk ontwikkelt als je de leer van de Boeddha beoefent. Hoe ontwikkelt het zich?
Als je de zaken ziet zoals ze zijn, zie je dat je niks kunt vasthouden. Je ziet dat al het geconditioneerde weer uiteenvalt, ophoudt te bestaan, eindigt. Dus innerlijk vastklampen is eigenlijk zinloos. Alleen maar pijnigend. Geen weg tot heil.
Daarom is dat begeren en willen vasthouden of zelfs iets willen ervaren, een verkeerde vorm van zelfzorg, eerder een vorm van zelf-belasting.
En iemand die dit werkelijk ziet, er ook echt achter staat, die zal ophouden het geconditioneerde, in welke vorm ook, uit te nodigen, te bekoren, er naar te verlangen, het te wensen, er op te hopen etc.
Zo wordt diens geest rijp, en passieloos naar het geconditioneerde, geven de sutta’s aan. Hij keert zich naar het ongeconditioneerde aldus, dit is vredig, beëindiging, kalmering van alle formaties etc.
Die omslag maken in de geest, dat is natuurlijk heel lastig maar dat is wel iets wat heel veel wordt beschreven in de sutta’s.
Ik denk dat het meestal hier wringt. Dat iemand die omslag niet kan maken.
Het toont de omslag in voeding. Een niet geinstrueerd mens ziet begeerte als een reddingslijn.
Door begeerte te volgen ervaar je immers even iets lekkers, zie je mooie dingen, kom je op mooie plaatsen etc. Dus even is onvoldaanheid weg.
Maar de Boeddha geeft aan dat deze manier van voeden niet leidt naar het einde van onvoldaanheid maar deze eigenlijk alleen maar verdiept. Het leidt al helemaal niet tot vrijheid, eerder afhankelijkheid.
Hoewel deze boodschap eenvoudig te begrijpen is, ga er maar aan staan.
Op een gegeven moment kom je toch jezelf tegen, in de zin dat je ziet hoe je altijd onvoldaanheid oplost en eigenlijk niet anders kunt dan begeerte of hunkering gehoorzamen. Je leert jezelf op een manier kennen waarin je niet lijkt op de edele leerling die de Boeddha beschrijft. Das niet leuk.
Nu is het moment, ga je dan de boodschap van de Boeddha ondermijnen of neemt iemand echt toevlucht?
Ik vermoed dat de behoefte om de leer van de Boeddha te veranderen hierin schuilt dat het zo wringt. Dat je maar niet lijkt op die edele leerling. Dat je de omslag in voeding niet voor elkaar krijgt.
Siebe