Dankzij koningsdag weet ik het nu! De monarchie is een nationaal spel! De republikein in mij haalt daarmee de angel uit het koninkrijk. Ook al heeft niemand het door, Nederland speelt massaal monarchietje.
Een nationaal spel? Maar monarchie en spel lijken niet echt bij elkaar te horen. Als ergens protocol in ere wordt gehouden, dan is dat rond het koningshuis. Het informele is er zo zeldzaam dat koninklijke spontaniteit meteen nieuws is. ‘Kijk nou eens, Prins Claus trekt zijn stropdas uit!’.
Toch maar even kijken wat typerend is voor het spel. Spel noem ik het menselijk vermogen om tegelijk twee ordeningen van de werkelijkheid te hanteren. Bijvoorbeeld carnaval en vasten. Waar zit dan het spel rond de monarchie? In de combinatie van monarchie en democratie.
Zoals het carnaval dwars staat op het vasten, zo is de monarchie de ontkenning van de democratie. Het is een rest uit de feodale tijd. Aan het koningshuis kunnen burgers net zo min iets kiezen als degenen die in de koninklijke familie ter wereld komen. In andere landen kiest het volk een president, maar ons land speelt een dubbelspel.
Net als elk spel loopt ook dit nationale dubbelspel het risico dat het al te ernstig gespeeld wordt. Een spel moet serieus genomen worden, maar de ernst wordt gemakkelijk overdreven. Daarvan is het paleisprotocol een voorbeeld. De ernst van het monarchiespel is uiteindelijk in de grondwet vastgelegd. In de drieslag ‘God, Nederland, Oranje’ wordt de monarchie religieus gelegitimeerd.
Antropologen zijn bij hun kijk op spel geïnspireerd door overgangsrituelen. Die begeleiden iemand die van sociale positie verandert. Overgangen bedreigen de normale orde in de samenleving, omdat iemand eventjes tussen twee stoelen zit. Het ritueel beperkt het risico. Een voorbeeld is een trouwerij, maar ook de groentijd is een overgangsritueel.
Wat hebben overgangsrituelen met spel te maken? Ze bestaan uit drie fasen: afscheid, marge of tussenfase, en integratie. In de marge of tussenfase geldt de gevestigde orde even niet. Dan ontstaat de vrijheid om te experimenteren, en dus te spelen met alternatieven. Er is ruimte voor creativiteit, en dus bloeit het spel met meer ordeningen. Zie het carnaval, als overgang naar de vasten. En nog iets: Omdat de gewone sociale structuur even niet geldt, ontstaat saamhorigheid.
Zijn er dan koninklijke overgangsrituelen die aanleiding geven tot spel? Neem de koningsdag. Die begeleidt de koning in de overgang naar zijn nieuwe levensjaar. Dat leidt tot nationale saamhorigheid. Alles kleurt oranje, tot en met de tompoucen van de HEMA. Voor één dag geldt een andere orde. De vrijmarkt speelt met een ander economisch systeem. De vrije koningsdag is een afwijking van de normale orde.
Het hele overgangsritueel van de koningsdag is een nationaal spel rond een dag in het leven van de koning. Deze margefase is gebonden aan een tijdspatroon. Maar dat margekenmerk zit ook in andere gebruiken rond het koningshuis. Zo is er een fysieke, ruimtelijke marge, namelijk het paleis, bij voorkeur in een bosrijke of parkachtige omgeving. En verder is er sprake van een sociale marge, want de koninklijke familie wordt apart gezet, buiten en boven de gebruikelijke sociale structuur.
Het dubbelspel heeft daarom te maken met machtsverhoudingen. Aan de ene kant is er het wegvallen van sociale verschillen en daarmee het opbloeien van saamhorigheid. Aan de andere kant gaat het wel om het staatshoofd. Oorspronkelijk is de monarchie een vorm om macht te organiseren.
Intussen is de koning niet meer de top van het Nederlandse machtssysteem. De moeder van de huidige koning heeft geleidelijk haar invloed op de vorming van regeringen zien slinken. Ook politiek gezien zit de monarchie nu in de marge.
Maar hoe minder macht, hoe meer marge, des te meer spel. Dat dubbelspel kan nog jaren mee. Het is de vette knipoog van onze democratie.