Er heerst een soort griepje, rillingen, koortsig, snotterig. Ik ben niet de enige, mijn vriendin, de kleindochter van zeevisser Thijmen, een buurman, een vriendin en anderen, raken er mee besmet.
Ik geef eraan toe, gun mezelf zo’n griepje. Zou het een alibi kunnen noemen om gevoelens van vroeger op te roepen, als ik griep had, mijn moeder mijn bed lekker opmaakte en ik beneden bij de kachel zat, en daarna weer in een ijskoude niet verwarmde slaapkamer tussen de lakens en onder de dekens schoof. Zo’n gevoel.
Moedig voorwaarts!
