Religies verschillen in de manier waarop ze bepalen wie bij hen hoort.
Op het eerste gezicht heb je universele religies en stamreligies. Voor de eerste zijn alle mensen potentiële gelovigen. Het christendom is zo’n religie. Bij de tweede soort hoor je doordat je bij een bepaald volk hoort. Afrikaanse stamreligies zijn een voorbeeld.
De praktijk blijkt ingewikkelder dan deze tweedeling.
Ik groeide op in een gereformeerde kerk, een onderafdeling van het universele christendom. Dat was toen niettemin een exclusief, verzuild gezelschap. Geboorte en doop maakten van mij een lid van de gereformeerde stam.
Mijn eerste antropologenveldwerk deed ik bij de Wagenia, een stam in Congo. De traditionele religie draaide vooral om de voorouders en dus om de clan waarin je werd geboren. Missie en zending introduceerden de universele religie, met de boodschap dat God alle mensen lief heeft. De meeste Wagenia combineerden oude en nieuwe religie. Zo bleven ze zichzelf, terwijl ze wel bij de grote wereld gingen horen.
Die twee ervaringen geven me te denken. Niet alleen dat de werkelijkheid zich niet houdt aan tweedelingen. Ook dat mensen balanceren tussen ergens wel en niet bij horen.
Alle mensen zijn immers gelijk en toch ook weer anders.
bart zegt
Het woord religie betekent verdeeldheid opheffen en jij zoekt naar de verschillen?