Indertijd op vakantie in het Spaanse Alicante vond ik in een boekwinkel een cassettebandje met een afbeelding van een Japanse zenmonnik. Ik beoefende al enige jaren zenmeditatie, en kon dan ook de verleiding niet weerstaan de cassette te kopen. Er zat ook nog een klein boekje bij.
Terug op mijn vakantieadres aangekomen, bestudeerde ik het opschrift ‘Sutra y Poemas Zen.’ Volgens mij betekent dat: ‘Zen-sutra’s en gedichten.’ Vol verwachting stopte ik het bandje in de cassetterecorder die geluiden begon te produceren alsof er iemand stikte en daarbij moest overgeven. Ik spoelde de band wat verder, maar het geluid veranderde niet. Dit bleken de ‘poemas’ te zijn. Dat is dus ongeveer dertig gulden in het water gegooid, dacht ik. In mijn overmoed draaide ik het bandje om en zette onverschrokken de bandrecorder weer aan. Ah, dat bleek mee te vallen, die ‘sutra’ zoals het label vermelde was beter geschikt voor mijn West-Europese oren. Het was een soort Gregoriaans gezang met op de achtergrond een vrolijk geklepper op een soort klop-instrument, afgewisseld met zware gongslagen.
Mijn huisgenoot Tony en zijn Spaanse vriendin kwamen binnen. Ze zijn wel wat van mij gewend, maar toch ging er een linker wenkbrauw omhoog, en er werd geïnformeerd of dit Mongoolse houthakkersliederen waren. De Spaanse vriendin schuift aan tafel en pakt het boekje dat bij het cassettebandje hoort. Na verloop van tijd zeg ze: “Zeg die man op dat cassettebandje die heeft een tempel in Madrid, en hij heet Deshimaru.” Ik kon mijn oren niet geloven, in het paapse Spanje een zentempel, met een echte Japanse zenmeester. Ik zei tegen Tony: “Ik ga even in Madrid kijken of die zentempel er werkelijk is”.
Niet aanbellen
De volgende morgen miste ik de eerste trein naar Madrid, dus was ik genoodzaakt de trein van twee uur te nemen. Afijn, na vijf uur treinen sta ik op het station van Madrid. Het is ondertussen zeven uur ’s avonds, maar gelukkig is op die stations van alles te vinden. Eerst een kaart van Madrid gekocht en toen een hotelletje gevonden. In het hotel op de kaart opgezocht waar die bewuste zentempel zou liggen, en toen vielen als vanzelf mijn ogen toe.
De volgende morgen sta ik na een half uurtje metro voor een Spaanse villa, waar aan de poort van de tuin een bord in de wind hangt te wiegen en waar volgens mij op staat ‘zentempel’. Bij zentempels mag je zo binnen lopen en je moet volstrekt niet aanbellen. Ik heb mijn les getrokken uit het boek “De lege spiegel” van Jan Willem van de Wetering. Ik trek aan het touwtje wat uit de deur hangt en stap zonder de minste schroom naar binnen. In het eerste kamertje rechts zit een meneer met een kaalgeschoren hoofd in een zwarte jurk met lange mouwen. Ik zeg in mijn allerbeste Spaans ola, wat hallo betekent: Is de Roshi thuis? Nee, die was niet thuis, die was al twee jaar dood. Gosh, zei ik. Maar…er was wel een Dokusho, die weliswaar aan het wandelen was, maar zo terug zou komen. Dus ondertussen babbelde ik gezellig met de kale meneer. Na een minuut of tien kreeg ik het gevoel dat mij iets ontging. Er was iets waar ik geen deelgenoot van was, waar die meneer meer van wist. Maar het duurde niet lang voordat ik het plotseling zag. De kale meneer was een mevrouw!
Tegelijk met mijn ontdekking kwam de Dokusho binnen, mevrouw de non stond op en sprak met Dokusho, die net zo kaal was als mevrouw de non. Na een paar minuten kwam ze bij mij terug en zei: Hij heeft nu even geen tijd, maar na de meditatie kan hij wel wat tijd vrijmaken. Of ik dan nu maar even mee wilde gaan naar de tempel, dan zou ze mij de tempel-etiquette uitleggen.
Drempel
Ik ging met haar mee naar het souterrain waar de tempel was. Ze legde uit dat ik de drempel niet met mijn voeten mocht aan raken, en met mijn linker voet er overheen moest stappen. Ik moest buigen voor het boeddhabeeld, waar ik niet voor langs mocht lopen. Er lagen overal kussentje op de grond. Mevrouw de non begeleidde me naar een van de kussentjes, waar ik weer voor oest buigen. Vervolgens moest ik mij 180 graden omdraaien met de klok mee en weer buigen. Op het kussen gaan zitten en vervolgen weer 180 graden draaien, zodat ik met mijn neus naar de muur zat.
Vervolgens moest ik weer opstaan, de tempel uitlopen en met mijn rechter voet over de drempel heen stappen. Heel interessant allemaal, maar wat was de bedoeling er van? Nou de bedoeling was dat ik niet uit de toon zou vallen als ik met de andere zenners de tempel zou betreden. Er werd niet gevraagd: wil je mee mediteren, nee ik mediteerde gewoon mee, mijn mening deed niet ter zake. Voorzichtig vroeg ik: eh, hoelang mediteren jullie per periode?. Dat was ongeveer een half uur tot veertig minuten. Dat was andere koek dan in Leiden, daar zaten wij maar twintig minuten per periode. Voorzichtig sputterde ik tegen en zei: Ik heb nog al last van stagnerende bloedsomloop als ik lang zit. Aller vriendelijkst deelde de non mij mede dat dat geen probleem was, als ik maar stil zat. Inmiddels waren er al wat mensen binnen gekomen, die zich in het kleedlokaal in Japanse kimono’s hesen. De non verdween naar boven, vriendelijk lachende gezichten en nieuwsgierige blikken vielen mij ten deel. Ik lachte terug en bleef verlegen met de situatie op mijn plaats staan.
Enige mensen waren reeds de tempel binnen gegaan, toen ik, op zachte doch niet mis te verstane wijze, duwtjes in mijn rug kreeg. Ik werd naar een hoek van de tempel gedirigeerd, en zacht werd er in mijn oor gefluisterd: ‘this is your place’. Buiten werd er op een stuk hout geslagen, vanuit boeken wist ik dat dit het signaal was om naar de meditatiehal te komen. Hierna zouden drie gongslagen komen, die de aanvang van de meditatie inleiden. Het ging er hier heel anders aan toe dan in Leiden.
Piepklein belletje
Catty, de lerares waar ik tot nu toe zenles van had gehad, had zegge en schrijven, één piepklein belletje, en heel soms deden we een sutra. Maar hier: er werd gegongd, wierook gebrand, op stukken hout geslagen, sutra’s gezongen, gebeld, getrommeld, enz.. Het zitten viel reuze mee. het stimuleert je als je met meerdere mensen samen zit, maar alles was anders dan dat ik tot nu toe gewend was. Kinhin was veel langzamer dan in Leiden. De sutra’s gingen in een sneltreinvaart. Catty gebruikte haar Kyosaku hoofdzakelijk om je houding te corrigeren, maar hier werd hij gebruikt waar hij voor bedoeld is. Er werd flink mee gemept!
Maar om kort te gaan: drie uur later zat ik weer boven in het kantoortje met de Dokusho. Hij zat recht tegenover mij met een uitstraling van ‘zo en wat wil je nou’.
Wist ik veel wat ik wilde, ja zenneren, maar hoe en op wat voor manier en onder welke condities? Maar na een kwartiertje oeverloos gezwam, was ik er uit. Ik wilde goede raad van hem hebben: wel, of niet naar Japan. Nou het antwoord was verrassend en simpel. Over een half jaar ging hijzelf naar Japan en ik kon wel met hem mee. Ik mocht zolang hier blijven, dan had ik de gelegenheid om me voor te bereiden. Hij zou me er wel bij helpen. Ik besloot om een paar dagen te blijven, en daarna mijn zaken in Alicante te regelen, om een verblijf in de tempel mogelijk te maken.
In de resterende dagen kwam ik er achter dat de tempel drie vaste bewoners had. Dat was Dokusho, tussen haakjes dat is zijn boeddhistische naam en niet zijn titel. De non die Mirije heette, en de naam van de kok ben ik vergeten. Drie onvergetelijke mensen met een engelengeduld, waar een engel jaloers op zou worden.
Ik spreek drie woorden Spaans. De non sprak een klein beetje Engels. Dokusho iets minder Engels. De kok is een verhaal apart, die spreekt uitsluitend Spaans met een noordelijk dialect waar geen touw aan vast te knopen is. Onze conversatie verloopt uitsluitend via papier. We hebben al voldoende materiaal voor vier stripverhalen. De volgende morgen was mijn zazen diep en rustig, ergens in een vergeten hoekje van mijn hoofd rommelde het Alicante-gedoe ver weg op de achtergrond. Ik weet dat zazen dan weer eens goed en dan weer eens slecht gaat en dat je daar absoluut geen waarde aan moet hechten. Maar ik ben ook maar een mens, vooral als ze ook nog een veer in je kont steken. Toen de kok mij vanmorgen na de meditatie zag zei hij: ‘You, zazen, beautiful’.
Gekkenwerk
De volgende dag heb ik de hele dag de nieuwsbrief van de tempel zitten vouwen en in enveloppen gestoken. Dit karweitje gebeurt aan lage Japanse tafeltjes, zodoende had ik de hele dag op mijn knietjes gezeten (seisa) wat ongemerkt nog al wat van je spieren vraagt. Elke avond begint om acht uur de avond-meditatie waar alle tempelbewoners geacht worden aan mee te doen. Tijdens deze meditatie begonnen mijn benen na tien minuten wat verkrampt aan te voelen en na een kwartier werd het serieus. Na twintig minuten had ik het gevoel in een goed opgestookt kolenvuurtje te zitten. Na vijfentwintig minuten dacht ik: Ik sta op, ik buig voor die Dokusho en ik ga buiten mijn benen masseren. Dit is gekkenwerk voor een gewone Hollandse jongen.
Ik keek naar links. Onverstoorbaar zat daar een grote man met een zwarte baard. Naast hem een vrouw in verwachting, al net zo onverstoorbaar. Ik dacht als die gekke Spanjaarden het kunnen, dan kan ik het ook: ik blijf zitten. Het gevoel in een kolenvuurtje te zitten verdween.
Mijn onderlichaam begon nu als een massief blok ijzer aan te voelen, mijn hele bovenlichaam begon te trillen, door mijn hoofd gonsde: ‘waar blijft die verdomde gongslag?’ Groene, gele en zwarte vlekken dansten voor mijn ogen. Het kan niet lang meer duren, het kan niet lang meer duren, nog even dan komt de gongslag, het kan niet lang BONGGGGGGGGG.
Ik strek mijn benen, als een waterval stort het bloed zich terug in mijn benen. Het prikt, het tintelt, er is kramp en masseren helpt niks, het doet alleen maar pijn. Elk moment kan ik op moeten staan voor kinhin (loopmeditatie). Ja hoor, iedereen staat al op. Ik ook en zeeg meteen weer ter aarde. Mijn benen waren als van boter.
Nog een keer, ik blijf staan. Gelukkig gaat kinhin hier met een slakkengangetje. Voorzichtig til ik mijn voet op die begint te trillen als een espenblad in de wind. Diep ademhalen, vergeet jezelf vergeet alles om je heen. Plotseling zijn er een paar handen op mijn schouders en worden mijn nek en schouderspieren gemasseerd. Er wordt in mijn oor gefluisterd: “concentration, deep breathing“. Het helpt. Het trillen verdwijnt. Maar zodra de handen weer weg zijn, komt het trillen met dezelfde gang weer terug. En tot overmaat van ramp: BONGGGG, BONGGG, BONGGG, zazentime.
Volle lotus
In Leiden heb ik goed geoefend in het zitten in de volle lotus, en ik – zei de gek – probeer dat hier ook vol te houden. Nou je komt jezelf wel tegen. Je zal in halve lotus verder moeten. Halve lotus? Eh, gewoon kleermakerszit zal je bedoelen en het maakt helemaal geen moer uit hoe je zit. De procedure is als volgt: “Prikkelende benen, kramp, kolenvuurtje, één blok ijzer en daarna trillen als een espenblad. Als afleidend pesterijtje kwam er nog bij dat die Dokusho tijdens de meditatie diepzinnige verhaaltjes vertelt in het Spaans waar ik dus geen moer van versta en waar ik mij alleen maar kwaad over maak.
Maar ik laat me niet kennen door die paapse Spanjaarden, dan moet je van hogere huizen komen. Ik houd mij wel vast aan Jan Willem van de Wetering. Die schrijft in één van zijn boeken: “Ik blijf zitten al word ik een kwijlende idioot, al vallen mijn benen er af, ik blijf zitten”. Toen ik een foto van Jan Willem van de Wetering zag dacht ik: wat een kwijlende idioot is dat. Maar toen ik zijn boeken had gelezen was ik een andere mening toegedaan. Als ik dat niet gedaan had was ik misschien wel opgestaan en weggewandeld. Zelfs de sutra’s heb ik nog mee gezongen, en daarna was er alleen nog maar mijn slaapzak.
De volgende morgen zou er geen zazen zijn. Dit was een mooie gelegenheid om terug naar Alicante te gaan om mijn zaakjes te regelen. De kok was speciaal voor mij vroeg opgestaan om een ontbijtje voor me te maken. Bij het afscheid drukte de kok mij een balpen in mijn handen en een sticker waar opstond: “Felicidad”. Mirije, de non, stopte mij een pakje wierook toe met de mededeling: “for your zazen in Alicante.”