Gewoonlijk loop je in je leven tegen allerlei problemen aan. Sommige problemen kun je zelf oplossen, andere lossen zichzelf op, maar er blijven vaak problemen over waar je mee blijft worstelen. Waar je zelf niet echt uit komt. Dat kunnen uiterlijke problemen zijn waar weinig aan te doen valt, of fysieke beperkingen, erfelijke eigenschappen, geestelijke beperkingen. Het kan zijn dat je ziek bent, of pijn hebt, en de één is gewoon intelligenter of fijngevoeliger dan de ander. Bovendien zijn er de onvermijdelijke problemen van verandering en vergankelijkheid. Je wordt onherroepelijk ouder en gaat dood. Niets blijft hetzelfde. Dat is het lijden dat onvermijdelijk is.
Een ander deel van je problemen ontstaat door omstandigheden. Gemis aan veiligheid, intimiteit en liefde in je jeugd kunnen aanleiding geven tot het ontwikkelen van overlevingsstrategieën die je je hele leven blijven dwarszitten. Je bent bijvoorbeeld heel behoeftig en emotioneel afhankelijk geworden, of je sluit je helemaal af voor gevoelens. Of er ligt nog een enorme portie boosheid naar je vader en moeder, die de oorzaak wordt van zelfhaat en destructief gedrag of het altijd onderuit halen van de ander. Deze relatie, tussen wat je vroeger is overkomen en de patronen die je ontwikkeld hebt om te overleven – om je ziel te redden – is scherp ontleed in de westerse psychologische theorieën. Zij richten zich op de relatie tussen wat vroeger is gebeurd en het heden, of ontleden de destructieve structuur van bepaalde afweermechanismen in het heden. Daarnaast werden uiterst effectieve methoden ontwikkeld om – voor zover mogelijk – dergelijke patronen te doorbreken. Dus, wanneer je merkt dat je problemen duidelijk te maken hebben met onveilige situaties die je hebt meegemaakt, gebrek aan intimiteit, of wanneer je geen kans hebt gekregen je eigen autonomie en kracht te ontwikkelen, is westerse psychotherapie de meest aangewezen en effectieve manier om daaraan te werken. De inzichten van de Boeddha zijn niet ontwikkeld voor het herstellen van de psychische gevolgen van een traumatisch verleden.
Omzetten negatief zelfbeeld
Psychotherapie richt zich meer op de ontstaansgeschiedenis en op het persoonlijke drama waaruit de problemen in het heden zijn ontstaan. Het doel is het opheffen van die specifieke problemen. Het omzetten van een negatief zelfbeeld in een positief zelfbeeld bijvoorbeeld. Niet alle vormen van therapie gaan daarbij terug naar het verleden. Soms wordt puur gewerkt vanuit het heden – hoe je jezelf in het heden in de weg zit – en hoe je dat naar de toekomst toe, door ander gedrag, zou kunnen veranderen. Het doel is het leven meer leefbaar te maken, gelukkiger te kunnen zijn, en je eigen keuzes te kunnen maken. Te zorgen dat je je krachtig en positief genoeg voelt om het leven aan te kunnen.
Dit wil zeggen dat psychotherapie streeft naar een gezond ik-gevoel, een gezond en krachtig ego, dat zijn eigen weg durft te gaan, zowel in het aangaan van intieme relaties als in het stellen van duidelijke grenzen. En dat is en blijft altijd belangrijk. Dat is en blijft de basis van het leven. In wezen zou je kunnen zeggen dat boeddhistische psychologie vanuit die gezonde basis begint. In dat opzicht is boeddhistische psychologie een verdergaand onderzoek. Ze houdt zich niet bezig met de psychische problemen die uit traumatische omstandigheden zijn ontstaan, maar gaat uit van een redelijk gezonde en vrij evenwichtige situatie. Ze kan dus nooit een vervanging zijn van psychotherapie, hooguit een verruiming, een pad dat leidt naar een veel grotere vrijheid, de vrijheid van élk belemmerend patroon. Boeddhistische psychologie gaat uit van een redelijk gezond ego en onderzoekt vervolgens hoe dat ego, door zijn structuur van denken, voelen en handelen, alsnog zijn eigen frustraties en lijden creëert. Want zelfs al ben je gezond en heb je te eten en kun je het leven goed aan, dan betekent dat nog niet dat je vrij en gelukkig bent.
Opgefokte aap
Ondanks alle positieve omstandigheden kan het immers zijn dat je geest nog steeds onvoldaan is en als een opgefokte aap op zoek blijft naar het volmaakte geluk dat altijd elders en in de toekomst ligt. Dat is wat de boeddhistische psychologie onderzoekt. Wat is de reden van die fundamentele hongerigheid en onvoldaanheid? Wat maakt het zo moeilijk om gewoon in het moment gelukkig te zijn?
Boeddhistische psychologie kijkt meer naar de universele, onderliggende structuren die voor iedereen gelden, ongeacht hoe je persoonlijke verleden ook was of hoe het heden er ook uitziet. Je bent niet de enige die altijd op zoek is naar geluk in de toekomst of eindeloos bezig is met het verleden, en niet in staat is om in het heden gelukkig te zijn. Dat is een probleem wat voor iedereen geldt. En in plaats van te streven naar kortstondige momenten van vergetelheid, zoekt het boeddhisme naar een manier om dat patroon te doorbreken, waardoor een werkelijke bevrijding kan ontstaan. Daarbij wordt in de boeddhistische psychologie vaak een onderscheid gemaakt tussen de problemen die ontstaan door je eigen handelen (Sanskriet karma), en de problemen die ontstaan doordat je emotioneel geïdentificeerd raakt met gevoelens en gedachten en de enorme belangrijkheid van het ego zelf (Sanskriet klesa).
Uiterlijke problemen
Ieder mens heeft het fantastische vermogen ontwikkeld om zichzelf in de problemen te helpen. Psychologisch zou je dit kunnen zien als het herhalen van het gedrag van je ouders. Die hebben er natuurlijk ook een puinhoop van gemaakt. Maar om dat nog steeds als excuus naar voren te schuiven is een te gemakkelijk uitvlucht om niet naar je eigen daden te hoeven kijken. Wie kijkt er nu eigenlijk elke avond naar pornosites of televisiesoaps? Wie sluit er een hoge lening af voor iets wat je niet nodig hebt? Wie wordt er verliefd op de verkeerde partner? Wie vrijt er zonder voorbehoedmiddelen? Wie rijdt door rood? Wil je nog steeds je vader of moeder daar de schuld van geven? In feite zegt de boeddhistische psychologie: ‘Stop nou eens met het gezeur over je ouders, je partner en de maatschappij. Stop nou eens de schuld ergens anders te leggen. Kijk nu eens wat je zelf doet en wat de gevolgen zijn. Neem nou eindelijk eens de verantwoordelijkheid voor je eigen handelen. Word je nu eindelijk eens bewust van wat je zelf doet. Pas dan kun je werkelijk vrij worden.’
Stoppen met dagdromen
Gewoonlijk doe je alles automatisch, dat wil zeggen, je denkt er helemaal niet over na, maar reageert vanuit oude impulsen. Je handelt niet vanuit bewust zijn, je reageert vanuit onbewust zijn. Hoeveel momenten op een dag doe je echt iets met aandacht, terwijl je je volledig bewust bent van wat je doet? Hoeveel momenten was je je vandaag echt bewust van jezelf? Twee? Drie? De rest gaat automatisch en dient zich gewoon aan. Je staat op, zet koffie, rijdt naar je werk, reageert op collega’s, stopt je brood in je mond, kauwt, slikt, denkt duizenden overbodige gedachten, draait talloze verhalen af in je hoofd, beantwoordt telefoontjes, neemt belangrijke beslissingen, maar was je je echt bewust van wat er gebeurde, hoe je was, wat je deed en wat de consequenties waren? Meestal niet. Je kunt je hele leven uitzitten zonder je ooit werkelijk van jezelf bewust te zijn en zonder ooit iets echt bewust te doen. Dus. Voordat je kunt kijken naar de gevolgen van wat je doet, voordat je die wetmatigheid van oorzaak en gevolg kunt gaan onderzoeken, zul je je eerst wat meer bewust moeten worden van jezelf. Je zult bereid moeten zijn om – zo nu en dan – te stoppen met dagdromen. Pas dan kun je meer gaan waarnemen wat je doet en hoe je het doet, in plaats van te leven in een gedroomde wereld.
Dan kun je jezelf gaan waarnemen. Je komt thuis en maakt contact met je partner. Hoe doe je dat? Maak je echt contact? Open je je hart voor die ander? En wat zeg je dan? Is dat een open uitspraak of zet je de ander klem? Of stort je meteen al je frustraties over de ander uit, en ben je dan verbaast dat hij of zij zich afsluit en geïrriteerd reageert? Wat doe je zelf? Hoe dubbel is dat? Hoe afgesloten? Hoe geladen? Hoe gefrustreerd, boos, verdrietig, hulpeloos, verwijtend? En wat voor gevolgen heeft dat? Juist die allereerste momenten zijn belangrijk. Het moment dat je de ander voor het eerst weer ziet. Vanuit die openheid gaat iets ontstaan, en het allereerste moment zet al iets neer dat zich vervolgens razendsnel vermenigvuldigt, versterkt en soms escaleert. Als het eerste moment begint met verwarring, wordt de verwarring meestal alleen maar groter en ingewikkelder. Dan kom je er niet meer uit. Dan wordt het een web waar jij – en de ander – in gevangen raakt. En dan kun je wel gaan scheiden en een andere partner zoeken, maar je eigen aandeel in die verstikkende verstrengelingen blijft hetzelfde. Zolang je dat niet gaat onderzoeken, niet werkelijk meedogenloos gaat kijken naar je eigen handelen en de gevolgen, zal er niets wezenlijk veranderen. Dat is de wet van karma.
Uiteindelijk draai je vast
Vandaar dat het belangrijk is dat de patronen, die altijd hun oorzaak vinden in het verleden, niet té traumatisch zijn, dat wil zeggen, niet zoveel emotionele lading hebben dat die lading elke vorm van bewustwording en waarnemen onmogelijk maakt. Wanneer patronen ontstaan zijn uit hevige angsten omdat de situatie te bedreigend was, of omdat er zo weinig intimiteit en steun was dat je als kind het gevoel had dat je het niet zou overleven, dan kan de angst sterker zijn dan het vermogen tot waarnemen of bewust zijn. Dan is het uitwerken van die specifieke angsten in psychotherapie eerst noodzakelijk, voordat naar de meer subtiele patronen kan worden gekeken. Helaas is het zo dat juist mensen met een traumatisch verleden – zoals bij geweld of seksueel misbruik – vaak hebben geleerd om zich van de situatie af te splitsen. Fysiek waren ze nog wel aanwezig, maar geestelijk waren ze elders, meestal heel ver weg. Het was dé manier om dat soort situaties te overleven en te vergeten. Zo kun je geleerd hebben om gemakkelijk te dissociëren, de gewone dagelijkse realiteit los te laten en op te gaan in een ongrijpbare oneindigheid. En omdat dit proces sterkt lijkt op mediteren, kun je een enorme hang hebben naar spirituele inzichten en meditatie en ben je dat ook heel goed in. Je lijkt een briljante leerling (en veel leraren trappen daar ook in), maar uiteindelijk draai je vast. Bovendien is het zo dat wanneer je rustig gaat zitten om te mediteren, gedachten en emoties op een gegeven moment eerder sterker worden dan dat ze oplossen. Of het ontspannen zelf haalt als het ware het deksel van de beerput, waardoor oude beelden en herinneringen opeens omhoog kunnen komen. Of de angsten van vroeger overvallen je plotseling. Of je wordt steeds meer labiel. Of je raakt volledig de weg kwijt.
Alles wat bij het verleden hoort, moet je naar het verleden toe in het reine zien te brengen, af zien te maken, uitwerken, uiten en rechtzetten. Alles wat bij de ander hoort, is iets om de ander mee te confronteren. De rest is je eigen zaak, je eigen behoeftes, begeertes, boosheid, agressie, frustraties, dubbelheden. Dat is je eigen huiswerk, je eigen bewustwordingsproces. Daar moet je zelf mee aan de slag. Dat is wat je naar de toekomst toe kunt veranderen. Het doorzien daarvan en het doorbreken van die meer subtiele en universele patronen is het terrein van de boeddhistische psychologie.
Innerlijke problemen
De manier waarop je omgaat met uiterlijke problemen, wordt bepaald door een innerlijk perspectief. Je hebt in de loop van je leven geleerd om alles wat gebeurt op een bepaalde manier te ervaren. Dat ligt heel diep. Zodra je iets via je zintuigen ervaart, daal je als het ware af in het pakhuisbewustzijn waar al dergelijke indrukken zijn opgeslagen. En pas dan begin je iets werkelijk bewust te ervaren, en vervolgens te benoemen en te beoordelen. Het pakhuisbewustzijn is echter niet objectief: alles wat daar opgeslagen ligt, heeft een bepaalde emotionele lading. Die lading is ontstaan uit boodschappen en emoties van je ouders, en je eigen ervaringen met de wereld. Als je ouders optimistisch ingesteld waren, zie je bijvoorbeeld een half glas wijn als halfvol, waren ze pessimistisch, dan zie je het als halfleeg. En zo kleur je elke ervaring op je eigen manier in.
Meestal vergeet je dat. Wanneer je iets ervaart als een innerlijk probleem, heb je het gevoel dat het zo is, en dat hetzelfde voor iedereen een probleem zou zijn. Maar wie ervaart het? Wie ervaart het als een probleem? Hoe ontstaat iets als een probleem? En als je het eenmaal als zodanig ervaart, wat doe je er dan mee? Neem bijvoorbeeld een negatief zelfbeeld. Herken je dat? Je doet iets en het lukt niet. Je probeert bijvoorbeeld een Ikea-kast in elkaar te zetten, maar dat lukt niet, want je hebt iets verkeerd gedaan. Je scheldt de Ikea verrot, maar dat helpt niet. En als je hem dan uit elkaar wilt halen om opnieuw te beginnen, dan breekt er iets af. En dan ga je jezelf onderuithalen: ‘Het lukt me ook nooit. Ik kan dit soort zaken niet. Het zit me ook altijd tegen. Ik ben echt waardeloos. Niets lukt in mijn leven. Ik haat mezelf.’ En zelfs dat breng je niet echt naar buiten. Je slaat die kast niet in elkaar of legt een bom onder de Ikea. Nee. Je klemt je tanden op elkaar, slaat je kop tegen de muur, geeft je kind een dreun, je partner een snauw en je hond een schop. Of je geeft het helemaal op, grijpt naar de drankfles, drinkt die helemaal leeg en springt van de flat.
Kiezen voor verwarring
Wanneer je stopt, gaat zitten en het gebeuren vanuit een meditatieve bewustzijnsstaat onderzoekt, zie je een aantal neigingen in jezelf: Een basale onrust en opgefoktheid. De neiging om hoop en verwachtingen te koesteren en een star ego neer te zetten waar je vervolgens aan moet voldoen. Je alles persoonlijk aan te trekken. Aan alles een emotionele lading te verbinden. Vervolgens het hele verleden erbij te slepen. En daar allemaal niet naar te willen kijken, maar een oplossing te zoeken waarna je door kunt gaan met dagdromen. Werkelijk niets over je eigen patronen te willen weten. Eigenlijk zelf te kiezen voor verwarring, onhelderheid, frustraties, drama’s en lijden. Het onderzoeken van al die neigingen en subtiele patronen is deel van de boeddhistische psychologie. Dat is dus een ander psychologisch perspectief dan de westerse psychotherapie.
Wegen naar vrijheid
In de eerste jaren van onderricht onderwees de Boeddha het geheel van inzichten dat later hinayana werden genoemd, het kleine voertuig (naar de bevrijding). Het onderzoekt hoe gedachten en emoties ontstaan, en hoe daaruit patronen ontstaan die alleen maar frustraties en lijden kunnen veroorzaken. Het ontleedt de manier waarop het bewustzijn werkt en uit vormen, gevoelens, waarnemingen, emoties, associaties en denkbeelden een ik construeert, en hoe dat ik zichzelf vervolgens krampachtig in stand wil houden. De weg naar bevrijding bestaat uit meditatieoefeningen die erop gericht zijn de verkrampingen van je geest te leren ontspannen waardoor je minder door je emoties wordt meegesleurd, en meer alert te zijn op wat je doet waardoor je niet nog meer problemen voor jezelf creëert. In dat opzicht is de hinayana heel concreet en praktisch, maar mondt uit in het inzicht van egoloosheid. Hoewel het ego namelijk de oorsprong is van al onze problemen, is het tegelijkertijd nergens concreet te vinden. Psychologisch richt de hinayana zich op het onderzoeken en veranderen van alle belemmerende patronen, lichamelijk, emotioneel, in het denken en het bewustzijn.
De tweede stroming wordt mahayana genoemd, het grote voertuig. Het bouwt voort op de inzichten, oefeningen en verworvenheden van de hinayana, maar voegt er twee aspecten aan toe. Het beschouwt de hinayana als te beperkt omdat het nog te veel op jezelf is gericht, en ziet als doel de bevrijding van alle andere levende wezens. Daarvoor is het belangrijk om door meditatieoefeningen de emotionele reacties van begeerte, woede, trots en jaloersheid te transformeren in de onmetelijke gevoelens van gelijkmoedigheid, liefde, mededogen en vreugde. Tegelijkertijd breidt de mahayana het begrip van egoloosheid uit naar het veel ruimere aspect van leegte. Niet alleen het ik is nergens te vinden, eigenlijk geldt hetzelfde voor alles. Alles verschijnt vanuit leegte en lost vanzelf weer op in leegte, en in de tussentijd is elke ervaring ongrijpbaar en veranderlijk. Psychologisch richt de mahayana zich meer op het ontwikkelen van positieve gevoelens en positieve handelingen in de relatie met anderen, naast het ontwikkelen van het inzicht van leegte als een volstrekte openheid van geest.
De bevrijding
De derde stroming wordt het diamanten voertuig, vajrayana of tantra genoemd. Het gaat ervan uit dat je beide vorige wegen doorlopen hebt en richt zich volledig op de persoonlijke, individuele verwezenlijking van de bevrijding zelf. Het bouwt voort op het inzicht dat alles verschijnt uit leegte en herkent dat alles eigenlijk alleen maar energie is, voortdurend in verandering en altijd op elkaar inwerkt. Vanuit dit meer holistisch perspectief richt het zich op het direct gebruiken van de energie van lichaam, adem, emoties, gedachten en bewustzijn, waardoor de bevrijding als een directe, lichamelijke en geestelijke ervaring wordt verwezenlijkt. Daarbij wordt veel gebruik gemaakt van yoga en meditatieoefeningen. Psychologisch richt de vajrayana zich op het ervaren van energiecentra en energiestromen, het direct werken met de emotionele energie, het ontwikkelen van bepaalde krachten, het beheersen van het denken, en het ontwikkelen van een multidimensionaal bewustzijn.
De meest vergaande stroming van de vajrayana wordt dzokchen genoemd, de volkomen volmaaktheid. Het is het meest scherpe, allesdoorsnijdende inzicht, dat erop gericht is om de volmaakte helderheid of het ontwaakte bewustzijn direct, zonder ingewikkelde oefeningen of omwegen te verwezenlijken. Dit volkomen volmaakte inzicht, dat eigenlijk niet door het gewone denken te bevatten is, is vierde stroming die in dit boek wordt behandeld.
Eigen ego meer transparant
Boeddhistische psychologie is primair gericht op zelfonderzoek, zelfgewaarzijn en zelfkennis en helpt om je eigen ego meer transparant te maken. De cliënt komt daar niet voor. Die moet sowieso eerst zijn eigen bodem vinden en zijn eigen oorspronkelijke ik-sterkte. En dat is waar je met de cliënt aan werkt. Het streven van therapie is om specifieke problemen helderder te krijgen en op te lossen, de cliënt meer eigenwaarde te geven, meer vrijheid, kracht en autonomie, intieme relaties aan te durven gaan, of om gewoon makkelijker om te gaan met de gaten en beperkingen die er liggen. Daarom is het voor de therapeut heel belangrijk om naar de cliënt toe therapie en spiritualiteit haarscherp te scheiden. Ook al kunnen mensen met een traumatische achtergrond vaak prima mediteren en zijn ze heel spiritueel, zij gebruiken het vaak als ontkenning van het trauma en om de werkelijkheid te ontvluchten en de confrontatie níet aan te gaan. Dergelijke cliënten moet je juist afhouden van het mediteren. De taak van de therapeut is de ander te ondersteunen de concrete confrontaties juist wél aan te gaan! (Als er tenminste bij de cliënt eerst voldoende bodem gecreëerd en aanwezig is.)
Westerse psychotherapie is als het ware een sleutel die de deur opent van de verborgen kamers van je geest, en je methoden aanreikt die helpen om de oude troep op te ruimen en op een andere meer intieme, autonome en krachtige manier in het leven te staan. Boeddhistische psychologie is een andere sleutel op een andere deur: de buitendeur. De deur die opent naar de oneindige ruimte waarin alles ontstaat, zich afspeelt en ook weer oplost.
Uit: Robert Hartzema, Boeddhistische psychologie. Bron uitgeverij Karnak
Robert Hartzema geeft ruim dertig jaar onderricht in het Tibetaans boeddhisme, meditatie en yoga vanuit de dzokchen-traditie. Hij schreef dertien boeken, waaronder een trilogie over de kernthema’s uit dzokchen: Ruimte, Tijd en Bewustzijn. Dimensies van bewustzijn is het laatste deel. Samen met zijn vrouw Marjan Möller geeft hij de jaartraining Boeddhistische Psychologie en voortgezette groepen over dzokchen. In de groepen geeft Robert de meditaties en uitleg, Marjan geeft de yogaoefeningen en samen doen zij de uitwisselingen. Hij belichaamt meer het doen en zij meer het Zijn. Het feit dat zij samen de groepen geven, torpedeert de mogelijkheid om hen in een positie als leraar te idealiseren; en omdat zij er als partners zitten fungeren zij als een mannelijk en vrouwelijk projectiescherm. Zelf genieten zij voornamelijk van de wederzijdse stimulans en uitdaging.