In het Japanse boeddhisme komen we de figuur tegen van de ‘bombu’, de gewone mens die in het leven aanmoddert en ten principale niet tot zelftranscendentie in staat is.
Zijn wij, mensen, tot het goede in staat of juist meer tot het kwade geneigd? Over deze vraag zijn door de eeuwen heen boekenkasten vol geschreven en is heel wat theologische strijd geleverd in de christenheid.
Mutatis mutandis kom je deze vraag ook tegen binnen het boeddhisme. Is boeddhanatuur je beginpunt, dan ga je uit van het vermogen dat in ieder mens schuilt om tot ontwaken te komen. Voor menig westers boeddhist is dit het alfa en omega van zijn of haar levensbeschouwing, maar dit komt mede door de onbekendheid van het tegendeel ervan.
Want dat tegendeel bestaat. In het Japanse boeddhisme komen we de figuur tegen van de ‘bombu’, de gewone mens die in het leven aanmoddert en ten principale niet tot zelftranscendentie in staat is. Bevrijding is pas mogelijk door de aanraking met de Grote Compassie, verpersoonlijkt in Amida Boeddha of de bodhisattva Kanzeon, in de Japanse voorstelling vaak pas na de dood. De traditie van de bombu wordt teruggevoerd tot de geschriften van Shinran (1173-1263), stichter van een van de Japanse Reine Land-scholen en een tijdgenoot van zenmeester Eihei Dogen.
Continuüm
In een blogartikel van David Brazier (Dharmavidya) uit 2011 kom ik een tabel tegen waarin hij aan de hand van een viertal begrippenparen illustreert hoe Zen en Reine Land in denken de weerszijden vormen van wat in wezen een continuüm is. Brazier is van huis uit zenboeddhist, maar de afgelopen jaren geleidelijk meer naar de kant van het Reine Land toegekropen. Tegenwoordig trekt hij de wereld over met een Reine Land-verhaal, terwijl voor Amida in zijn zelfhulpboek Zen Therapy uit 2001 hooguit een bijrol is weggelegd.
Het mensbeeld dat ik bij lezing van Shinran aantrof, dat van ons onvermogen ons op eigen kracht van onze karmische voorbestemdheid te bevrijden, bracht bij mij een schok van herkenning teweeg. Soms denk ik wel eens dat de aantrekkingskracht die Zen de afgelopen decennia heeft uitgeoefend op de westerse wereld, mede wortelt in onze wens, ons diepe verlangen naar een democratische, voor iedereen toegankelijke vorm van zelftranscendentie. We zijn allemaal bombu maar we hunkeren naar boeddhanatuur, zozeer dat we het een idealiseren ten koste van het ander. Terwijl dat andere (Andere?) misschien juist meer bevrijdingsmacht in zich herbergt dan wij ons realiseren.
Daarom is de tabel van Brazier, met de begeleidende tekst van zijn artikel, zo waardevol. De boeddhistische weg van het midden loopt tussen de uitersten van de erin genoemde begrippenparen in. Zonder bombubesef kan boeddhanatuur een bananenschil zijn omdat het een te eenzijdig perspectief vertegenwoordigt, een positief geloof in het menselijk potentieel dat het bewustzijn van de schaduwzijde ervan wegstopt onder de oppervlakte.
Pieter zegt
Zolang we in samsara dwalen heeft elke theorie een kracht in zich om te reinigen. Net als een zeepbel. Echter blijft er van de glanzende pracht weinig over zodra het wordt doorgeprikt.
Lang leve degene met steeds nieuwe theoriën en die de horden weet te binden.
Nic zegt
Die Boeddha was een grappenmaker met zijn middenweg waar geen weg is.
:)