De Boeddha was beduidend scheutiger met het uitzetten van een levenspad voor monniken en nonnen dan voor ‘leken’. Voor de eersten zijn er tientallen gedetailleerde leerredes en de honderden regels van de Vinaya. Voor de leken heb je naast de Vijf Leefregels vooral vele versnipperde adviezen aan individuen die elkaar soms tegen lijken te spreken. Maar als je goed zoekt zijn er ook meer samenhangende ‘levenspad’ adviezen, het advies aan de jongeling Sigala is daarvan een mooi voorbeeld. Vertaald naar de 21e eeuwse samenleving bevat deze soetra heel wat inspiratie voor ons moderne leven!
Samenvatting – begin
De Boeddha ontmoet aan het begin van zijn aalmoezenronde Sigala, en ziet hem ceremonieel baden en met gevouwen handen naar de zes Richtingen buigen: Oost, Zuid, West, Noord, Beneden (Nadir) en Boven (Zenith). Gevraagd waarom meldt Sigala dat ‘zijn oude vadertje hem dat zo geleerd had’, zonder precies te weten waaraan hij nu eer betuigde.
Zonder twijfel een oud Brahmanistisch ritueel dus, de bekering tot de dharma was nog niet bij alle lekenvolgelingen tot in alle details doorgedrongen. De Boeddha in zijn gebruikelijke ‘niet weggooien maar herdefiniëren’ benadering moedigde hem aan vooral door te gaan met deze ochtendceremonie, maar met een geheel nieuwe dharmische inslag. Namelijk als respect betuigen aan alle ‘partners in ons leven’, allen met wie wij op de één of andere wijze een intermenselijke relatie hebben.
De soetra begint met een aantal algemene adviezen rondom de Vijf Voorschriften – die zoals we van boeddhistische ethiek kennen geen goed/fout veroordeling hebben maar slechts over ‘vaardig’ of ‘behulpzaam’ handelen praten. Ze zijn nog wat specifieker dan de normale lijst, o.a. afradend om tijd te spenderen aan zaken die destijds bij een ‘drinkebroersbestaan’ hoorden zoals gokken, bezoek aan dansvoorstellingen en ‘s avonds laat over straat trekken met vrienden. Ook wordt ‘luiheid’ afgeraden, met zelfs specifiek de aansporing om wat er maar mogelijk is aan betaald werk op te pakken; een redelijk tijdloos advies! Tot slot bevat deze sectie ook informatie over het onderscheid tussen goede en foute vrienden, en zo meteen komt dat mooi van pas als uitdieping van het hoofddeel van de soetra.
De zes richtingen
Ook de Boeddha begint in zijn lijst met respect-voor-gerelateerde-mensen bij het Oosten, en meldt dat dit staat voor respect betuigen aan je ouders. O.a. omdat ze hun best voor je gedaan hebben toen je kleiner was; dankbaarheid is een groot boeddhistisch goed. Dat respect vertaalt de Boeddha ook in zekere plichten: o.a. voor hen zorgen als ze oud zijn, en ‘op waardige wijze met een erfenis om te gaan’. Maar ouders die het waard willen zijn om zo goed gerespecteerd te worden hebben ook plichten: o.a. goed gedrag aanleren, en zorgen ‘dat de kinderen goed terecht komen’ – wat in het oude India niet alleen scholing betekende maar ook arrangeren van een passend huwelijk.
Dan het Zuiden. Dit staat voor de leraar m/v, specifiek gericht op scholing hoewel er ook parallellen zijn met de spirituele leraar-rol. De student respecteert wie voor de klas staat en doet zijn/haar stinkende best. De andere kant van de medaille is dat de leraar erop let dat de student goed gedijt en een veilige omgeving heeft; ook ‘introduceert hij de studenten bij zijn vrienden en kennissen’, vermoedelijk omdat het netwerken in India essentieel was voor je latere carrière en sowieso de gezel/meester-relatie op een gegeven moment essentieel werd als stap in de opleiding.
Over naar Sigala’s buigen naar het Westen. De beschrijving in de soetra is ‘vrouw en kinderen’, omdat Sigala nu eenmaal een man was; de tekst geeft echter, zoals in alle delen de plichten en ‘rechten’ beide kanten weer. En vreemd genoeg niet naar kinderen toe; dat zal o.a. komen omdat de ouder-kind rol al eerder onder de noemer van het Oosten besproken was. De echtgenoot behandelt haar hoffelijk, houdt haar in hoog aanzien, blijft haar trouw, geeft haar zelfstandigheid (o.a. in het huishouden) en brengt regelmatig sieraden – het laatste natuurlijk meer een vertaling-naar-Indiase-cultuur dan een universeel stukje dharma, mee. De partner, als tegenprestatie in dit ‘contract’, doet wat ze afgesproken heeft. Ook blijft ze hem trouw (wederom de 3e Leefregel), gaat ze verstandig om met het familiebezit en –inkomen en is ze gastvrij en vriendelijk naar familie en huishoudstaf toe.
Het Noorden staat voor ‘vrienden en relaties’, en hier komt het eerder gegeven onderscheid tussen goede en foute vrienden weer van pas. De verantwoordelijkheden die je naar een vriend(in) toe hebt zijn vrijzinnigheid, hoffelijke spraak, behulpzaamheid, onpartijdigheid en toegewijdheid. Je ziet het al, dat zijn geen zaken die je veel bij ‘foute’ vrienden ziet, hoewel die soms erg behulpzaam en toegewijd kunnen zijn in zaken die later van het gehalte van-de-wal-in-de-sloot-helpen zullen blijken te zijn. De vrienden zorgen, als tegenprestatie, o.a. voor bescherming van jou, je familie en je bezittingen als je onoplettend of in gevaar bent; in voor- en in tegenspoed. Omdat deze relatie van de zes besproken groepen het meest ‘horizontaal’ oftewel wederkerig is, gelden deze elementen respect c.q. plicht natuurlijk voor beide kanten: ook jij biedt waar nodig bescherming aan je vrienden/vriendinnen.
Dan de Beneden richting van groeten. Deze beschrijft het gedrag naar je ondergeschikten (in huishouding en op het werk). Dus de ‘goede boeddhistische manager’, en tevens de ‘goede boeddhistische werknemer/ster’. Ook hier geldt weer voor de oude Indiase cultuur, niet alles is honderd procent te vertalen naar het nu. De manager geeft hen m/v passend werk; salaris en te eten; blijvende zorg ook tijdens ziekte; vakantie/verlof als dat nodig is; en als hij zelf extra ‘lekkernijen’ krijgt worden die eerlijk met het personeel gedeeld. De werknemer “staat op vóór de baas en gaat pas na hem op stok”; de moderne vertaling zal eerder iets zijn in de trant van “houdt zich netjes aan de werkuren en is niet te beroerd wat extra’s te doen”. Verder eigent de werknemer zich niets extra’s toe, werkt hij hard en helpt ie mee het hoge aanzien van de zaak te behouden.
Tot slot de respectbetuiging naar Boven toe, de richting van de zon dus. Dit is de relatie van de ‘lekenboeddhist’ naar de ‘asceet en brahmaan’ – hiermee duidt de Boeddha de monniken en nonnen aan. De hoofdtaken van de volgeling zijn om hen met lichaam, spraak en geest te respecteren en helpen; en dat betekent ook dana in de vorm van voedsel en onderdak geven. En de hoofdtaken van de asceten zijn om de volgeling ‘op het goede pad te houden’ vanuit hun metta en compassie, en dat betekent ook goed dharma-onderricht te geven en daarvan zelf met hun gedrag een lichtend voorbeeld te zijn. De oplettende lezers hebben al opgemerkt dat er eigenlijk weinig verschil in gedrag is tussen deze rol en die van de goede (spirituele) vriend.
Moderne reflecties
Zoals gezegd, we zoeken een ‘levenspad’ advies voor de moderne boeddhist. Die veelal geen celibatair monnik of non is, dus niet de Vinaya volgt. Wel, ieder van ons heeft met de meeste intermenselijke relaties in de Sigalovada soetra wel te maken – dus hier is je advies!
Enige vertaling naar de 21e eeuw, meer dan 2500 jaar nadat de Boeddha dit advies gaf in de landbouw- en handelscultuur van het oude India, is dan echter wel gepast. Kleinere aanpassingen zag je boven al in de tekst; werknemers hebben nu een wat andere status dan de oude Indiase huisknecht, en de ‘zorg voor je ouders’ mag je voor het financiële deel in een welvaartsstaat natuurlijk best overlaten aan de sociale zekerheid en hun eigen pensioen – maar níet voor het minstens even belangrijke emotionele deel!
Andersom is het voor ouders tegenwoordig niet meer dan fair om de partnerkeuze van de kinderen te respecteren en even gastvrij te zijn voor aanhang als voor de kinderen. Tot slot zijn relaties tussen levenspartners allemaal wat complexer geworden dan de aloude Indiase families, maar de basiswaarden die je van de Boeddha hoort zijn wederzijds respect en trouw-aan-wat-je-beloofde; en die kun je in alle relatievormen vertalen en toepassen.
Tot zover de plaatsen waar relatief kleine vertalingen nodig zijn. Een iets groter omschakelen in het denken is nodig in de Noorden- en Boven-dimensies. Eerst maar het Zenith, oftewel de vraag ‘wie is nu de asceet en wie is nu de leek’? Wel de moderne term voor de Sigala-onder-ons is vermoedelijk ‘parttime beoefenaar’. Natuurlijk is je beoefening evengoed fulltime te noemen omdat werk en gezin-tijd óók gewoon meditatie-in-actie kan zijn, maar daarnaast kent elke sangha wel de één of andere vorm van fulltimers – of ze nu getrouwd zijn of niet, celibatair of niet. Ze zetten zich qua tijd meer in dan de anderen omdat ze geen gewone baan (willen of kunnen) hebben. Zij komen nog het dichtst bij de ‘Boven groep’ van de soetra; dus parttimers zoals jij en ik hebben in ieder geval in de zin van dana enige verantwoordelijkheid naar die fulltimers; en natuurlijk naar algemene zaken zoals huisvesting voor het dharmacentrum. Onze beoefening bestaat mede omdat zij de ruggengraat van de sangha-organisatie kunnen vormen. Los van de vraag wie er nu aan wie lesgeeft, in mijn sangha bijvoorbeeld ligt die grens niet zozeer bij part- of fulltimer maar bij wie qua studie en gedrag senior genoeg daarvoor is.
Terug naar die dana: hoewel de Sigolavada soetra de nadruk legt op de zorg voor de celibataire sangha, zie je er ook vele andere vormen van dana-verplichtingen in. Namelijk naar je familie en overige relaties, naar zieke ondergeschikten, naar leerlingen etc. etc. En in het geven van prioriteit tussen die groepen gelden complexe regels die in andere soetra’s uitgewerkt zijn; het is o.a. belangrijk hoe hard een vrager de dana nodig heeft, hoe ‘deugdzaam’ die persoon is en natuurlijk of je zelf wel écht geeft zonder wat terug te verwachten. Een schoolvoorbeeld wat ik in het conservatieve Sri Lanka gebruik is dat dana aan een behoeftige zwerver-buiten-eigen-schuld of ziek familielid beter is dan dana aan een steenrijk klooster, hoezeer de monniken de lekenvolgelingen ook van het tegendeel proberen te overtuigen – helaas veelal vanuit diepgezonken eigenbelang. Een studente antwoordde dat ze ‘nu eindelijk met wat meer gewetensrust kon zorgen voor haar gehandicapte kleindochter die door de ouders gedumpt was’, en de geregelde verzoeken van de pijdragers om meer geld (en dus minder voor de kleindochter) te negeren.
Een andere dimensie van dat vervagen van de grens tussen leek en asceet, parttimer en fulltimer, is dat we goed moeten nadenken wat voor ons de ‘sangha’ oftewel spirituele gemeenschap is. Ook als er formele leraren m/v zijn, dan nog ligt er veel meer nadruk in de 21e eeuw op het onderlinge contact tussen de parttime boeddhisten. En jawel, daar komt een ander concept uit de soetra’s om de hoek kijken: in feite zijn je sanghagenoten voor jou (spirituele) vrienden en vriendinnen! Die je dus conform de Sigalovada Soetra hoffelijk benadert, toegewijd helpt en beschermt – initieel voor zover je hen op sangha-bijeenkomsten ontmoet maar omdat dharma je hele leven doordringt kan dat contact een heel stuk verder gaan. En waar je scherp let op de kwaliteiten die de Boeddha aan goede en foute vrienden toedicht in het eerste deel van deze soetra.
Expliciet bijvoorbeeld worden foute vrienden beschreven als “zij die je financieel te gronde richten, zij die je alleen in woord en niet in daad helpen, zij die stroop om de mond smeren en zij die je meetrekken in hun drinkebroersbestaan”. Goede vrienden echter vallen uiteindelijk onder Kalyana Mitrata (Spirituele Vriendschap) en volgens een beroemde dialoog tussen Boeddha en Ananda is dat een groot deel van (het toepassen van) de dharma!
Sigala en wij
Ziehier de levenspad-adviezen van Boeddha voor de moderne volgeling; of je nu de dharma als losse stukjes inspiratie ziet of als een volbloed religie die je leven-richting-nirwana uitstippelt. Adviezen voor alle zes de groepen met wie je intermenselijke relaties hebt: ouder-kind, leraar-leerling, seksuele relatie-partner, vriend(in), chef-werknemer en dharma-parttimer/fulltimer. In alle zes komt het neer op afspraken maken en je daaraan houden, je verantwoordelijkheid nemen, en minutieus toepassen van de Vijf Leefregels en de principes daarachter zoals vrijgevigheid, metta (belangeloze liefdevolle vriendelijkheid) en wijsheid. En die principes en regels blijken daardoor nog buitengewoon bij-de-tijd en toepasbaar voor de 21e eeuw!
Arisia zegt
citaat:’Ook wordt ‘luiheid’ afgeraden, met zelfs specifiek de aansporing om wat er maar mogelijk is aan betaald werk op te pakken;’ Óók als dat werk de andere richtlijnen van de Boeddha met de voeten treedt? En veel karma genererend…Dan is het ‘makkelijker’ om monnik te zijn met ‘alleen’ maar bedelen…Ik vind dit wel moeilijk te vatten. Boeddha zelf ging bedelend door het leven…Waarom zo’n groot verschil in deze tussen leken en monniken?
Ujukarin zegt
Tja, wie het weet mag het zeggen :-( In het India van toen was nietsdoen altijd meeliften op/profiteren van je familie zonder dat die daar zelf voor koos, dus in zekere zin (als je een alternatief had) ‘nemen wat niet gegeven wordt’. Heel anders dan de rol van monnik-bedelaar, want in principe neemt die niets maar krijgt echt van vrijwillig gevenden. Dus de monnik/non had een karmisch betere plek dan de nietsdoen-leek.
Dat geldt in ieder geval voor een deel in het hier en nu, de samenleving (jij en ik dus) betaalt belasting en sociale premies zodat zij die écht onbedoeld geen werk hebben het kunnen rooien. Vanuit de werkzoekende gezien is dat ethisch. Maar neemt die geen werk aan omdat ie het werk zelf onethisch/karmisch slecht vindt, dan trapt ie in een andere valkuil want dan neemt ie wel degelijk van de samenleving wat die samenleving NIET voor dat doel gegeven heeft. Kiezen uit twee kwaden dus.
Zonder een grondige heroriëntering van de samenleving los je dit niet op, en de keuze in de schoenen van de werkzoekende staand is geen makkelijke – m’n verhaal gaf slechts het advies van Boeddha in algemene termen.
Ik wil geen reclame maken, maar onderstaande illustreert dat er in individuele gevallen vaak best een uitweg is: onze sangha heeft vooral in Engeland nu zeker 10 banen openstaan voor wie bereid is met weinig inkomen genoegen te nemen, i.h.a. geen gezin heeft dat mee zou moeten verhuizen, en fulltime voor Dharma te werken (o.a. onderhouden van en koken op retraitecentrum in de middle of nowhere). Dus ook het moderne equivalent van de monnik/non is zeker geen nietsdoen.
En dat soort vacatures zijn zeker niet makkelijk te vervullen, een teken dat ook moderne monnik/non-rollen blijkbaar niet ‘makkelijk’ zijn. Ja de Boeddha maakte dit onderscheid maar in zekere zin waren en zijn beide jobs, parttime Dharma-beoefenaar en fulltime Dharma-beoefenaar (vroeger monnik/non en tegenwoordig jobs zoals bovengenoemde), HARD werken…
With folded palms,