In Azië is er traditioneel een duidelijke rolverdeling: pijdragers (M/V) doen het ‘echte’ werk voor de Dharma, de gewone familiemensen steunen hen met eten en geld. In het Westen is er ook iets van een taakverdeling: je hebt fulltimers (met of zonder pij) en je hebt de ‘gewone’ studenten met baan-in-de-wereld en vaak familie. Hoe is de verhouding tussen die twee nu, en wat is de ideale situatie? Misschien komt het allemaal terug op een oud Bijbels principe: “Er is voor alle dingen een moment en voor alle dingen onder de hemel is er een tijd”?
Leidraad: Saleyakka-Sutta
Boeddha was enerzijds vrij uitgebreid in het geven van voorschriften met name aan pijdragers, maar om te vermijden dat we diezelfden een te grote status geven wegens hun honderden nageleefde regels kwam hij ook met soetra’s zoals de Kalama soetra en de Gotami soetra. Beiden benadrukken dat het niet om de naam van een gevolgde leer en de titel van een ‘prediker’ gaat maar primair om welk gedrag zij ten toon stellen. Als dat gedrag leidt tot zuiverheid, tevredenheid, en doorzettingsvermogen dan is het de Dharma en de beoefenaar dus een échte boeddhist; als het tegenovergesteld gedrag is dan is deze ‘boeddhist’ bepaald geen voorbeeld voor ons.
Het gaat dus veel om het volgen van de Leefregels. Er zijn tientallen plaatsen in de Paliteksten waar de vijf ‘lekenregels’ uitgelegd worden. Maar in de Saleyakka-sutta spreekt Boeddha over tien, niet vijf, regels; en hij richt zich weliswaar op ‘huishouders’ maar meldt dat het goed volgen van de regels tot het bereiken van het Arahat-niveau leidt. Ofwel deze 10 regels zijn evenzeer buitengewoon nuttig voor de pijdragers van die tijd!
Boeddha noemt ze keurig in drie groepen:
- Lichaam: Niet doden van levende wezens, niet nemen van niet gegeven wordt, geen seksueel wangedrag.
- Spraak: geen onwaarheid spreken, niet roddelen, geen ruwe taal spreken, vermijden van leeg gezwets
- Geest: geen hebzucht/begeerte bezitten, geen kwade wil koesteren, geen verkeerde visies erop nahouden.
Dit soort leidraden vind je geregeld terug in westers boeddhistische bewegingen juist omdat ze de tweedeling leek/pijdrager overstijgen; ze zijn bijvoorbeeld de ruggengraat van de orde waar ik toebehoor, Triratna.
Ups en downs van de familiemens
De vraag was hoe de verhouding binnen het ideale boeddhisme in het Westen luidt tussen fulltimers en familiemensen. Want pijdragers kent lang niet elke school, en celibaat wisselt ook nog eens per kleur pij; en ik vind celibaat-of-niet geen onderscheidend criterium, het gaat om de leefstijl. (Waarbij altijd, familie of niet, de seksuele relatie je leven niet mag domineren; dus de ander zoveel mogelijk een eigen-leven toestaan.) De fulltimer (die mogelijk nog een Lat-relatie o.i.d. heeft, geen kids) wordt een leven vol dharmabeoefening ‘vrijwel in de schoot geworpen’ net zoals een pijdrager in Azië dat kent; de familiemens-boeddhist moet er constant voor knokken. En let wel: fulltimer heeft weinig te maken met de rol van lera(a)r(es), sommige leraren zijn familiemensen en sommige fulltimers doen het administratieve en onderhoudswerk voor pakweg een retraitecentrum.
Eerst twee, uit mijn nabijheid gekozen, voorbeelden van familiemensen.
Familie-1: 2 dochters, moeder én partner hebben goede banen in de gezondheidszorg. Daardoor hebben de dochters al jong 3-4 dagen per week kinderopvang gehad, en op latere leeftijd een stoet van au-pairs. Dat is nodig ook; pa en ma hebben 3-4 avonden per week volgepland met ‘maatschappelijk nuttige functies’ zoals schoolbestuur en helpen van de tempel, allemaal als duo. En de dochters gaan verplicht naar 2 avonden sport, 1 avond muziekschool en 1 avond plus zaterdagochtend bijles ter voorbereiding op eerst de Citotoets en later allerlei andere examens. De dochters hebben dan ook zelden tijd voor schoolvriendinnen, en als die al langskomen dan kookt de au-pair extra voor ze mits het een dag tevoren ingeboekt is. Dit type ouderschap heet in het Engels ‘tiger mom’ (en dad). De kinderen zouden er maatschappelijk meer succesvol van worden. Met mijn beste fatsoen kan ik, ondanks de nuttige bestuursfuncties van pa en ma, weinig boeddhistisch in deze leefstijl ontdekken. Het is vooral utilitair ‘geven’ (wat krijg ik er later voor terug), en eigenbelang/trots van de ouders in plaats van het laten volgen van het hart van de kinderen.
Familie-2: vier kinderen, en een fulltime middenklasse baan terwijl moeders 15 uur per week werkt mede om thuis te zijn als de kids van school komen. Nooit kinderopvang nodig gehad. Het is bij vlagen een huishouden-van-Jan-Steen in hun doorzonhuisje in een stadswijk, omdat – verrassend – schoolvriendjes en vriendinnetjes het leuker vinden om hier te komen spelen en samen huiswerk te maken dan dat de kids van familie-2 bij anderen over de vloer komen. Schoolbestuur is niets voor ze, maar vader en moeders draaien geregeld als deel van hun eigen leven mee op schoolreisjes of als luizenvader. Zowel moeders als vader staan ook bekend om hun grote hart – niet alleen voor de eigen kids, maar ook als pakweg een schoolvriendje thuis met issues kampt zoals een scheiding. Ook blijven eten kan op stel-en-sprong; ‘waar genoeg is voor zes monden kan er ook wel een zevende bij’ is het devies, en geregeld brengen ze ook eten naar de tempel. Hun model wordt ook wel ‘meentfamilie’ genoemd omdat hun ideaal voor hun straat/buurt lijkt op de aloude plattelandse meent (gemeenschappelijke grond maar ook nabuurschap.)
Het moge duidelijk zijn welk van de twee families m.i. het best de Gotami soetra voortleeft, en ook dat die familie ondanks het er constant voor moeten knokken misschien meer serieus het boeddhisme beoefent dan veel fulltimers…
Ups en downs van de fulltimers in hun retraitecentrum
Wederom twee voorbeelden; interessant genoeg van hetzelfde Engelse mannen-meditatiecentrum en steeds uit de eerste hand vernomen. In verschillende perioden, dus ook verschillende samenstellingen van het fulltimers-team dat daar in de zeer rustieke bergen (10 mijl van het meest nabije dorp) zomer en winter leeft. En met als vermelding dat ik sterk vergelijkbare ups en downs verwacht in vrouwen-meditatiecentra, zoals we er in onze beweging ongeveer evenveel hebben. Het centrum adviseert de studenten rust, eenvoud en tevredenheid (samtushti) te beoefenen en benoemt expliciet dat celibatair zijn tijdens de retraites positief zal zijn voor de diepgang.
Team-1 had één van mijn collega-leraren uit Nederland jarenlang als deelnemer; toen hij er ging wonen was hij officieel nog student, tijdens de periode aldaar ontving hij de ordinatie. Vergeleken met de woongroepen in o.a. Engeland waar hij eerst woonde en werkte vond hij het retraitecentrum écht een niveau beter; diepe meditaties (natuurlijk…), een prachtige tuin en omgeving met bordjes die je herinneren achtzaam te zijn, maar ook een redelijk harmonieus team. Dat enkele teamleden Latrelaties hadden en dus buiten retraitetijd weekendjes-of-langer weg waren verstoorde in zijn perceptie de sfeer niet. Het was toch wel enigszins met pijn in het hart dat hij na een aantal jaren het retraitecentrum verliet om zelfstandig in Nederland te gaan wonen, o.a. vanwege zijn hun-laatste-jaren-naderende ouders.
Team-2 (zoals gezegd zelfde locatie, maar 10 jaar tijdsverschil) bestond eveneens uit Engelse en buitenlandse ordeleden. Mijn begeleider tijdens de retraite, waarmee ik ook na zijn vertrek in contact bleef, vatte zijn observaties als volgt samen: ‘Ja diepe meditaties voor ons bewoners en hopelijk ook voor de retraitanten. En het is niet dat we binnen het team onvoldoende harmonie hebben, maar ik mis de laatste twee jaar totaal de vonk. Mijn collega’s draaien hun verplichte nummertje af tijdens het leiden van retraites, maar zodra we onder elkaar zijn gaat het eigenlijk vooral over waar ze in gedachten de hele tijd verkeren: bij hun Lat-vriendinnetjes. Ze tellen echt af naar het einde van de retraite en het volgende romantische samenzijn daarna, en het dagelijkse bel/mailmoment. Dus die relaties domineren, in echte hunkerbunker-stijl, hun leven nog meer dan bij het familie-1 voorbeeld. Hoezo hypocrisie?’
Niet lang daarna vertrok ook dit teamlid, en ging zelfstandig wonen met een job als ambachtswerker. Waarna hij zich op datingsites inschreef…
Ook hier is duidelijk welk van de twee teams het beste de Gotami soetra demonstreert.
Maar de vraag wat nu de ‘ideale’ situatie is om de Dharma te beoefenen, als fulltimer of als parttimer, is beduidend lastiger te beantwoorden. Mijn traditie gebruikt als leidraad ‘toewijding aan Dharma is primair, levensstijl is secondair’ en dat geeft de rangorde goed aan. Op die vraag over de ideale leefsituatie bestaat eigenlijk geen generiek antwoord; jij als persoon, met hulp van je spirituele vriend(inn)en, zal een keuze moeten maken steeds minstens voor de komende paar jaren. En die groep kalyana mitras zal ook constant als klankbord kunnen fungeren binnen de keuze. Want als familiemens kun je wegzakken of zelfs ontsporen qua beoefening, doch als fulltimer evenzeer!
Poëtische inspiratie: EGBDF
Wat je terugziet in het leven van familiemensen én fulltimers is het ervaren van dukkha (existentieel leiden) en het vinden van momenten waar je een positieve wending kunt geven aan je eigen leven en dat van anderen – door gedragskeuzen te maken vanuit metta en wijsheid in plaats vanuit egoïsme en verwarring. Zoals wel vaker vind ik dit ook terug in tekst en muziek van mijn muzikale favorieten, ditmaal de Engelse Moody Blues in het begin van de jaren ’70. Hun album Every Good Boy Deserves Favour, genoemd naar de ezelsbrug om de G-sleutel (EGBDF) te onthouden, bevat twee gerelateerde songs over ‘ontwikkeling in de muziek en je eigen leven’.
De eerste song ‘Procession’, waarin je overigens de G-sleutel terughoort, kent een doodsimpele tekst: alleen de woorden Desolation, Creation en Communication. Het is een soort bombastisch intro voor het album, en toont dat de ik-persoon het leven vrij somber inziet.
De tweede en voor mijn inspiratie belangrijker song, ‘One more time to live’, begint ook somber maar komt met veel positiever inzichten.
One more time to live and I have made it mine
Leave the wise to write for they write worldly rhymes
And he who wants to fight begins the end of time
For I have riches more than these
For I have riches more than these
Of je dit als een verwijzing naar wedergeboorte moet zien of niet hebben de schrijvers zich nooit over uitgelaten; gezien de mind set van de sixties en seventies waar dit album in past is het denkbaar. En de tweede regel ziet ‘de wijzen’ bepaald niet als behulpzaam. Maar de slotregels, die in het verdere refrein terugkomen, zijn hoopvol: de ik-persoon herkent dingen in zichzelf, zoals wijsheid en (naasten-)liefde, die materiele rijkdom overstijgen.
Starvation
Degradation
Humiliation
Contemplation (Changes in my life)
Inspiration
Elation (changes in my life)
Salvation (changes in my life)
Communication
Compassion
Solution
Nu komen, na nog heel wat uitdrukkingen van negativiteit en verwarring, positieve elementen om de hoek kijken. Vanuit contemplatie (reflectie) en inspirerende ervaringen komt er een hele set aan positieve ervaringen langs. De ik-persoon heeft een stuk spirituele richting in zijn leven gevonden, iets van een achtvoudig pad bijvoorbeeld om gaandeweg minder dukkha te ervaren.
Analogie: wiel en spiraal
Het zal wel aan mij liggen, maar de ervaringen beschreven in deze twee songs doen veel denken aan het Tibetaanse levenswiel. Je draait maar rond in cirkels, gedreven door een bijna instinctief actie-reactie patroon, en ziet geen uitweg. Ondanks de leuke aspecten toch een enigszins desolaat leven – dat kan zoals we zagen zowel voorkomen bij fulltimers als bij familiemensen.
Maar bij het wiel behoort de spiraal: de mogelijkheid om, mede geholpen door je meditatie, te pauzeren en bij te sturen. En door dat bijsturen, door gedragskeuzen te maken vanuit metta en wijsheid in plaats vanuit egoïsme en verwarring, bepaal je langzaamaan een andere richting in je leven.
En of die vernieuwde richting nu binnen een stramien als familiemens is of een stramien als fulltime ‘boeddhist’, beide levensstijlen zijn op zichzelf even geschikt voor de spirituele ontwikkeling in lijn met Boeddha’s adviezen. De kunst is om binnen die levensstijl op de juiste momenten wijsheid en metta in te brengen, hoezeer de omstandigheden je ook tegenwerken: een jengelend kind, een Lat-vriendin die na de retraite bij de poort wacht, een belastingaanslag voor het retraitecentrum of een boze buurman, noem maar op.
Conclusie: voor alle dingen onder de hemel is er een tijd
En dat brengt me op een ander statement uit een spiritueel boek: Prediker uit de Bijbel. Zijn statement “Er is voor alle dingen een moment en voor alle dingen onder de hemel is er een tijd” is misschien ook behulpzaam in de zoektocht naar de juiste momenten voor wijsheid en metta? Misschien moet je als familiemens meer rustmomenten in je leven inbrengen, waar je met spirituele vrienden kunt reflecteren over alle uitdagingen en kiezen hoe je daar met échte vrijgevigheid en naastenliefde/metta mee omgaat (en niet de utilitaire karikatuur die je vaak ziet)? Misschien moet je als fulltimer in een stads- of retraitecentrum meer échte reflectiemomenten in je leven brengen, waar je met wederom de spirituele vrienden kunt analyseren of je wel zuiver bezig bent? Want het doorleven van de Dharma is een opdracht voor ons allen, en is in elke leefstijl te doen…
Siebe zegt
Wat is handelen uit verwardheid?
Wiens geest zit niet al boordevol met opdrachten: “Nu moet ik iets liefs zeggen…precies nu moet ik vriendelijk doen, nu is het tijd te tonen dat ik een boeddhist ben. Ik moet nu even troosten. Nu moet ik een luisterend oor bieden. Nu moet ik begrip tonen en begripvol kijken. Nu moet ik iets zeggen dat het ijs breekt. Nu moet ik een gebaar van verzoening maken. Nu moet ik een grap maken. Nu moet ik relativeren. Nu moet ik even mezelf wegcijferen. Nu moet ik leuk doen en gezellig. Nu moet ik Willem even omhelzen en steunen. Nu moet…
Van wie eigenlijk en waarom? Niet dat je dan het tegenovergestelde moet doen. Maar waarom hechten we zo aan die opdrachten?
Bang om zonder te zijn? Brrr…wat/wie ben ik zonder opdrachten? Als ik zonder opdrachten ben, hoe moet ik dan doen?
Al die opdrachten flitsen aan in je geest, als je er op let. Als een soort tekens. Misschien moeten we het eens niet zo serieus nemen allemaal?
Ujukarin zegt
Hoi Sieb,
Je bent niet de enige met deze ervaringen, hoor!
Ik zou zeggen dat er meerdere niveau’s van verwarring kunnen bestaan. De eerste stap, om verwarring in je gedrag te verminderen, is integratie. Hulpmiddel hierbij is o.a. Samatha meditatie. Je wordt je meer bewust van verschillende ‘ikjes’ die je allerlei soms tegenstrijdige nu-moet-ik opdrachten influisteren, en probeert langzaamaan een consistenter persoon te worden. Dus ja, ook minder naar al die losse stemmetjes en hun ‘opdrachten’ luisteren.
De tweede stap is reflectie op wat nu echt je diepste drijfveren zijn, en voorzover die niet in overeenstemming zijn met het ideaal van een Verlichte staat (dus ultieme Wijsheid en Mededogen) langzaamaan meer bewust worden van die discrepantie in je zelf en wederom er aan werken.
Bij mij in ieder geval, en ik denk de meesten van ons, zijn die diepste drijfveren nog steeds gekoppeld aan de 3 symbolen in het hart van het levenswiel: haat, begeerte en onwetendheid. Dus probeer ik gaandeweg te luisteren naar die andere stemmen, van Wijsheid en Mededogen, en mijn gedrag daar meer door te laten leiden.
Dus met je eens: minder al die losse tegenstrijdige ikjes serieus nemen. Maar de Dharma juist wél bloedserieus nemen, die helpt om verwarring op te lossen en brengt je naar Communication-Compassion-Solution zoals in bovenstaande songtekst gedeclameerd!
Met gevouwen handen,
Siebe zegt
Dank, maar waarom zou je drijfveren überhaupt serieus nemen, want zoals het woord zegt, die drijven je voort. Daar zit een element van drang, dwang, onvrijheid, ketening in. Dat kan toch niet het kenmerk zijn van bevrijding en wijs handelen? Dat is het kenmerk van samsara, niet ontsnappen aan de lijden spiraal.
Volgens mij willen we veel te veel brave burgers zijn Ujukarin, brave boeddhisten, goede mensen. Dat drijft ons. Volgens mij moeten we daar eens naar kijken. Ik vind dat we dit niet nog erger moeten maken dan het al is.
Ik geloof dat je drijfveren niet te serieus moet nemen. Het is niet het edele Pad.
Ujukarin zegt
Nee Sieb, hier scheiden onze wegen zich.
De Dharma gaat niet om alles open laten en je vrij maken van alle mogelijke richtingen, van intenties. Dat is zacht-ei hippiedenken waarmee je uiteindelijk geen vooruitgang op enig spiritueel pad zult boeken.
De Dharma gaat om je richting VERANDEREN. Van ronddraaien op het Wiel naar kleine stapjes zetten op het Pad. Je kunt misschien beter taalgebruik ervoor vinden dan ‘drijfveren’, misschien de aantrekkingskracht van het zuivere leven op je laten inwerken. Net zoals een jongere Gautama zich aangetrokken voelde tot het leven van de thuisloze, en mede daardoor de stap zette om zijn thuis op te geven. Dat is geen onvrijheid, dat is juist de échte vrijheid vinden van het meebewegen-met-de-stroom en zien wat er nodig is.
En door dat op je laten inwerken gaat automatisch bij elk stapje dat je zet een meer geïntegreerde identiteit ‘meekijken’ en je suggereren om het anders te doen. Niet verbaal terugbijten als je je aangevallen voelt bijvoorbeeld, maar vanuit Metta met de ander in dialoog gaan. Niet van anderen ’terugpakken wat zij van je stelen’, maar creatief omgaan met de situatie. Etc etc.
Maar dat is slechts mijn insteek…
Met gevouwen handen,
Siebe zegt
Er valt veel over te zeggen maar dit is ook niet de plek ellenlange discussies te houden. Bedankt en alle goeds.