Toen hij zes jaar oud was, zei tegen mij: ‘Mama, ik hoor er niet bij. Het is niet gezellig op school als ik er ben, ik doe er niet toe’.
Femke is moeder van een zoon van 11 jaar oud, een gevoelige jongen die al vanaf zijn zesde niet meer naar school gaat. Na zes weken in groep 3 viel hij uit. Hij is hoogbegaafd en kan vanwege zijn eigen manier van leren en onderzoeken niet aarden in een schoolse omgeving. Hij zat toen hij uitviel al in een Leonardo-klas, een onderwijsvorm voor hoogbegaafde kinderen van 4 tot 12 jaar, aldus moeder Femke, maar ook dat paste helaas niet.
Op dit moment zijn er zo’n 15.000 ’thuiszitters’ in Nederland. Een derde van deze kinderen is vermoedelijk hoogbegaafd. Deze hoogbegaafde drop-outs hebben vaak een enorme lijdensweg meegemaakt van niet-passend onderwijs. (Trouw, 7 december 2022). Voor de ouders van deze kinderen is dit een uitdagende situatie. Voortdurende zorg over de ontwikkeling van je kind, het op elkaar afstemmen van talloze hulporganisaties en zelf aan het einde van je Latijn raken.
Femke leerde dat ze als ouder en als mens niet anders kon dan diep in zichzelf afdalen om een belangrijke levensles te leren uit de geboorte van haar zoon.
Comfortzone
Ze vertelt: ‘Ik heb zelf een hele veilige jeugd gehad met twee ouders die nog steeds bij elkaar zijn. We woonden in hetzelfde huis, ik kon altijd spelen, we gingen op vakantie, ik had vriendinnetjes, ik kon goed leren. Iets wat je als een ‘prettige jeugd’ zou kunnen omschrijven.
Een nadeel daarvan is dat ik in mijn leven, totdat ik moeder werd, weinig uit mijn comfortzone ben gegaan. Ik was dus zeer gehecht aan veiligheid. Mijn moeder zei daarover: ‘Jij ging niet eerst brabbelen om te proberen, maar je ging pas praten toen je het kon’.
Ik wist wat ik wilde, ik ging ervoor en dan lukte het ook. Daar werd ik wel een beetje arrogant van. Naarmate ik ouder werd, hobbelde mijn leven als vanzelf steeds meer naar huisje-boompje-beestje. Precies zoals ik altijd alles had uitgestippeld in mijn leven.
Ik vormde van mijzelf als moeder-met-kind een heel romantisch beeld. Ik wenste voor mijzelf dat mijn kind iets bijzonders zou hebben, waardoor die niet meteen een makkelijke logische route in het leven zou volgen.
Toen mijn zoon er eenmaal was, werd die wens waarheid. Hij bleek een huilbaby. In het eerste jaar zagen zijn vader en ik dat ons kind een hele snelle ontwikkeling had die niet paste in de standaard opvoedboekjes. Hij kon heel snel praten en probeerde te gaan zitten terwijl hij daar eigenlijk te klein voor was. Het werd steeds duidelijker dat hij zich anders ontwikkelde dan andere baby’s. Hij ontwikkelde ook al vroeg een heftige scheidingsangst, had korte slaapjes en bleek heel ongeduldig. Alles wilde hij sneller kunnen dan dat hij kon. Het voelde voor mij destijds alsof hij gevangen zat in zijn babylijf.
Toen hij kon lopen en wat kon praten, kreeg hij meer manieren om zich uit te drukken maar nog deed hij de dingen hoger, sneller en verder dan hij in feite aankon. Zijn hoofd was altijd vele stappen vooruit op zijn lichaam. Hij bewoog zich met een stormachtige snelheid door de wereld.
Vanaf de geboorte stonden de vader van mijn zoon en ik in een overlevingsstand. We werden opgeslorpt door alles wat ons kind nodig had. Ik ben het contact met mijzelf in die periode kwijtgeraakt, ik kon mijzelf niet meer voelen of staan voor wat ík als moeder en als mens nodig had. Ik zie nu wel in dat ik daarvoor eigenlijk ook niet echt gegrond in het leven stond. Zijn komst is voor mij een signaal geweest, het heeft mij doen realiseren dat ik bij mijzelf moest gaan zijn. Als je als ouder jezelf bent, kan je kind bij jou aanhaken. Zijn komst leerde mij dat.
Geen controle
Toen mijn zoon op de peuterspeelzaal zat, hij was een jaar of drie, was er vrij snel iemand die vermoedde dat er hoogbegaafdheid bij hem speelde. In eerste instantie dacht ik: ‘Dat is echt gaaf!’. Ook weer zo’n raar gevoel van arrogantie of trots. Ik had iets met intelligente mensen en ik was natuurlijk zelf heel ‘hoofdig’. Voor mij stond intelligentie destijds gelijk aan iets goeds. Tegelijkertijd rijmde dat ‘goed’ helemaal niet met mijn gevoel over mijn kind want ik maakte me immers grote zorgen om hem.
Ik voelde gaandeweg steeds meer wanhoop. Toen hij thuis kwam te zitten, besefte ik dat ik geen controle over hem had en ook niet over mijzelf als ouder om hem goed te kunnen ondersteunen. Ik kon het dit keer niet oplossen, ik kon mijn zoon niet helpen. Dat bleek een harde confrontatie: het leven biedt helemaal geen garanties, ook niet als je er hard voor werkt of altijd de veilige kant kiest. De dingen zijn zoals ze zijn en daar dien je bij te blijven. Vanuit vertrouwen alles oplossen, zoals ik altijd mijn leven had gedaan, lukte niet meer. Intense vermoeidheid, verdriet, het niet weten zorgden ervoor dat ik mijzelf ook steeds meer ging afzonderen. De relatie met mijn partner ging over waardoor ik moest verhuizen en een baan zoeken om inkomen te genereren. Dat lukte gelukkig wel allemaal.
En toen kreeg ik een burn-out.
Ineens kon ik niet anders dan stilstaan en voelen wat alle gebeurtenissen van de jaren daarvoor met mij deden. Ik moest zien los te laten wat ik normaal vond en wat in onze maatschappij als ‘normaal’ wordt gezien. Ik had geen idee hoe ik dat moest bewerkstelligen. Ik ben een opleiding begonnen met als doel om voor mijzelf te kunnen gaan werken. Zo zou ik de zorg voor mijn zoon en mijn werk beter op elkaar kunnen afstemmen. In mijn opleiding tot lichaamsgericht therapeut kon ik tijdens mijn leertherapie (begeleiding, individueel of in groepsverband, met als doel het ontwikkelen van het vermogen tot zelfreflectie van een therapeut) op mijn eigen tempo aan mijn thema’s werken: het loslaten van controle, het ervaren van een intern gevoel van veiligheid en mij verbonden voelen met anderen en de wereld. Al tijdens de opleiding ben ik gestopt met een baan in loondienst en voor mijzelf begonnen, puur om te voelen dat ik kan vertrouwen op en veiligheid kan voelen in de keuzes die ik maak in mijn leven. Ik kon eigenlijk ook niet anders dan de beweging van buiten mij naar binnen in mij volgen.
Zoektocht
In de loop van de jaren ben ik er steeds meer achter gekomen dat hoogbegaafd niet enkel gaat over goed kunnen leren of nadenken. Ze noemen het nu vaker hoogbewust in plaats van hoogbegaafd. Bij kinderen die hoogbegaafd zijn gaat het ook over intensiteit: ze voelen alles sterk aan en hebben een ander tempo omdat ze de tijd, het leven en de wereld ook anders beleven. Hij duikt emotioneel en intellectueel helemaal in onderwerpen, ook in existentiële thema’s zoals de dood en dat bezorgt hem regelmatig heftige angsten.
Andere kinderen, en volwassenen, snappen dus mijn kind vaak niet direct maar als er contact wordt gemaakt op hetzelfde level ontstaat er een heel diepgaand en langdurig contact.
Ik heb vanzelf geleerd hulp te vragen waar ik het in eerste instantie gewend was om alles zelf te doen. Ook ben ik gaan zoeken op internet naar ervaringsverhalen van ouders in een soortgelijke situatie. Ik vond verschillende netwerken over alternatief lesgeven.
Met de kennis die ik opdeed, begon ik bruggen te slaan naar plekken en mensen waar mijn kind zich ten volle kan ontplooien en zijn wie hij is. Ik moet zoeken naar wat bij hem past vanuit de gedachte: mijn zoon past misschien niet in ons schoolsysteem maar hoort wel thuis in onze maatschappij.
Vanuit die maatschappij heerst veelal de opvatting dat het leven van een hoogbegaafd persoon per definitie leidt tot succes. In het reguliere onderwijs wordt er aan deze kinderen alleen maar ‘meer’ lesstof gegeven. Mijn zoon heeft zichzelf leren lezen en wilde helemaal geen boeken. Hij speelt niet met dingen op de manier zoals het ‘bedoeld’ is.
Creativiteit vormt zijn ingang tot leren: van zijn fantasiespel en out of the box denken krijgt hij energie. Hij snapt dingen snel en wil er dan ook mee verder, het is lastig om hem in het hier en nu te houden. Van jongs af aan maakt hij machines en computers van papier en plakband. Hij haalt gebruiksvoorwerpen uit elkaar en maakt er nieuwe objecten van. Nu hij wat ouder is, werkt hij veel op de computer waar hij zichzelf leert programmeren, hij ontwerpt games. Ik zie veel kansen en mogelijkheden voor hem later, de ICT wereld bijvoorbeeld, of kunst, maar ook het begeleiden van mensen of kinderen.
In zijn creatieve processen loopt hij veel frustraties op, ook heeft hij wel eens geen inspiratie. Het is dus fijn als hij daarbij geholpen kan worden, het is ook gewoon een kind.
Ik wens hem daarom toe dat hij leermeesters krijgt waarvan hij kan leren in de praktijk. Eigenlijk zou het best gebaat zijn bij praktijkonderwijs op hoog niveau. Ik denk dan aan een grote schuur met apparaten en gereedschappen waarmee hij kan werken en die uit elkaar kan halen. Zijn manier van leren komt van binnenuit en is autonoom. Als iemand tegen hem zegt: ‘We gaan nu rekenen’, dan zegt hem dat niks. Hij gaat eerst ontwerpen en zoekt daar passende methodieken bij om dat ontwerp te maken. Hij leert zichzelf dus alle vaardigheden om zijn doelen te bereiken. Zo kan hij nu Engels omdat hij op internet tutorials opzoekt om te leren over programmeren. Leren klokkijken vond hij nutteloos, hij vroeg aan mij: ‘Waar vind je nou nog een analoge klok behalve op een kerk’? Digitaal klokkijken kan ie dus wel. Er is vaak geen speld tussen zijn redenaties te krijgen. Alles wat voor mij logisch lijkt omdat het ‘zo hoort’, vindt hij niet logisch.
Tussenweg
Ik voelde voorheen, door mijn wanhoop, ook veel weerstand tegen ‘het systeem’ in Nederland maar dat bleek zowel mijn eigen als de ontwikkeling van mijn zoon alleen maar meer te belemmeren. Inmiddels gaat leven voor mij steeds meer over de tussenweg: kun je leven met alles wat er is en daarin jouw plek vinden? In plaats van steeds een standpunt of positie innemen en van daaruit ageren tegen wat er is. Het is een illusie om uit een systeem te ontsnappen, als mens ben je daar ook een onderdeel van. Een systeem is groter dan je denkt en we hebben zo’n constructie nu eenmaal nodig om te overleven. Non-dualistisch heet dat in mijn werk.
Ik heb in de afgelopen jaren steeds proberen te kijken naar de betekenis van alles dat gebeurde. Als mens heb ik van mijn zoon geleerd dat in het leven niets zeker is. Maar dat betekent niet dat ik onveilig bén, zoals vroeger mijn onbewuste overtuiging was. Een gevoel van veiligheid ontstaat van binnenuit en ik ben de enige die dat voor mijzelf kan creëren. Natuurlijk vind ik dat nog steeds moeilijk en spannend. Ik kan door dit geleidelijke proces, waarvoor ik blijkbaar eerst moest afbreken, wel veel beter bij mijzelf blijven en daar weer naar terugkomen, als ik dat niet ben. In mijn opleiding vond ik van alles in mijzelf waarvan ik niet wist dat het er was, zoals het begrip ‘ziel’ bijvoorbeeld. Ik voel dat ik deel uitmaak van een groter geheel.
Mijn zoon is mijn spiegel, mijn grootste leraar. Ik wilde hem vanaf zijn geboorte al meegeven dat hij goed is zoals ‘ie is, maar daarvoor moest ik zelf eerst die beweging naar binnen maken en ontdekken dat veiligheid en authenticiteit in mijzelf zit. Ik heb hém net zo goed nodig in het leven; door dit proces met hem heb ik mijn ziel teruggevonden.
Allebei hebben wij iets unieks te brengen op deze wereld. Nu ik dat ten volle kan zien, voelt de wereld voor ons alle twee groter en kleurrijker en betekenisvoller.
Er is zoveel liefde tussen mijn zoon en mij. Eigenlijk is alles precies gegaan zoals het moest. Dat kan ik nu 100% voelen en zeggen. Ik kan eindelijk vrede met mijzelf sluiten en mijzelf vergeven voor alles waar ik eerder, als moeder, niet toe in staat was.
Uit privacyoverwegingen zijn de namen van de (minderjarige) betrokkenen niet voluit geschreven dan wel niet genoemd. Voor meer informatie kan contact opgenomen worden met de schrijver van dit stuk.