Alles of niets
Deze periode ligt de focus op de Vijf Trainingsregels (‘Voorschriften’ wordt ook wel gebruikt). En in dat kader wil ik het hebben over vrijgevigheid. De negatieve versie van de trainingsregel luidt ‘Ik neem me voor me te onthouden van het nemen wat niet gegeven is’ en de positieve versie is ‘Met gulle edelmoedigheid zuiver ik mijn lichaam’. Het sleutelwoord is dana. We kijken hoe je dit vorm kunt geven, wat de valkuilen zijn, en tot slot zoals wel vaker een songtekst-met-inspiratie.
Regels en maatschappelijke vertaling
Hoeksteen van boeddhistische ethiek is metta, oftewel liefdevolle vriendelijkheid. En gulheid/vrijgevigheid (dana) is daarvan het gevolg. Een mooi oud-Nederlands spreekwoord, in letterlijke zin keihard tegen de wiskunde ingaand, luidt ‘delen is vermenigvuldigen’. Oftewel door iets te delen zal een grotere groep mensen er profijt van hebben, en het gezamenlijke geluk groter worden dan wanneer ieder alleen voor zichzelf zou leven.
En deze aansporing tot gulheid past mooi bij de 3e trainingsregel, welke luidt ‘Met rust, eenvoud en tevredenheid zuiver ik mijn lichaam’. Juist door met een basale hoeveelheid bezit tevreden te zijn is het makkelijker om geld of andere bezittingen te geven aan, of tijd te besteden voor, anderen. Terwijl de negatieve versie, misbruik van zintuigelijk genot (kámesu miccháchárá), juist aanspoort tot meer-meer-meer grijpen ook waar dat anderen schaadt (qua levensrust, seksualiteit maar ook pakweg schade door overconsumptie aan de hele omgeving en jezelf bijna dood werken).
Achterliggend principe van dit alles is eigenlijk ‘bezit op zichzelf maakt niet gelukkig’. Bezitloosheid evenmin trouwens, Boeddha koos altijd voor de middenweg – een pad zoals Sint Franciscus raadde hij aan slechts weinigen aan. Dus bezit gebruiken voor een stukje levensveiligheid/zekerheid voor jezelf en je geliefden draagt wél bij aan geluk. Maar let wel: je bent qua leefsituatie nooit een eiland, je moet het samen met de medemensen doen. Dus het is gewenst om belasting te betalen voor gemeenschappelijke belangen zoals bestrating en politie, maar ook voor een sociaal vangnet voor wie (tijdelijk) niet voldoende in eigen onderhoud kan voorzien. Dat is geen principe waar je over kunt discussieeren onder boeddhisten, die gemeenschappelijkheid is een hoeksteen. Je zou dus ook kunnen zeggen dat we het concept burgerplicht steunen: vraag niet wat het land voor jou moet doen maar wat jij voor je medemensen-in-het-land kan doen.
Binnen de grenzen van de sociaal-democratie, want daar praten we over, blijft er nog genoeg ruimte over voor meningsverschil. Tussen enerzijds de progressieven met hun nadruk op sociaal vangnet en ‘zwakkeren helpen’; doch geen focus op het stimuleren van mensen tot hard werken, risico’s nemen en winst genereren waar de belasting van betaald wordt. En anderzijds de conservatieven die gaan voor juist wél die focus op zeldredzaamheid, en een relatief beperkt sociaal vangnet met strenge controle op eventueel misbruik. Vanuit het boeddhisme is niet per se de een beter dan de ander – mits ook de hardwerkende en rijkdom genererende burgers nadrukkelijk eerlijk zijn met belastingen (niet nemen wat niet gegeven wordt…) en daarbovenop een soort morele plicht als Maecenas voelen. Wetende dat hun extra bezit niet tot extra geluk zal leiden, maar delen met de samenleving-in-brede-zin wél. Zie verder de schrijfsels die ik rond de vaderlandse verkiezingen gepubliceerd heb.
Eigen inzichten
Mooi gewauwel-in-de-ruimte, maar het helpt je weinig om te bepalen wat vrijgevigheid voor jouw eigen leven betekent. Hierom, en om te demonstreren dat er weinig unieks boeddhistisch is aan Dana, een paar glimpen van hoe het zich in mijn eigen leventje ontwikkeld heeft.
- Als kind en tiener in een groot gezin heb ik vooral herinneringen van mezelf afsluiten en egoïsme. Zo kregen zowel mijn broer als ik een modeltreinset, en natuurlijk was onze gezamenlijke grote modelbaan veruit het mooist. Maar ik maakte zodanig knallende ruzie dat we uiteindelijk op twee aparte, veel saaiere, kleine modelbanen uitkwamen. Het omgekeerde dus van delen is vermenigvuldigen.
- Dat gedrag bleef in de eerste jaren zelfstandig wonen, maar werd doorbroken door spirituele vriendschappen. Daardoor woonde ik 5 jaar lang in twee woongroepen op spirituele basis. Waar ik financieel naar draagkracht bijdroeg, dus op papier zeker meer gaf dan gevraagd werd. En soms ook fysiek: ondanks mijn twee linkerhanden had ik de duurste gereedschapskist bij te dragen aan de eerste woongroep, maar bij de opheffing jaren later bleef ik achter met een veel kleinere kist.
- Qua verhouding tot de gemeenschap kwam ik uit een echt VVD-nest, maar plotseling belandde door echtscheiding en een onwillige vader de familie in de bijstand met alle bijbehorende studiefinancieringen en andere extra’s. En dat heeft me zeker een stuk dankbaarheid voor de verzorgingsstaat gegeven, en een soort morele plicht daaraan bij te dragen waar dat gevraagd wordt.
- Dat hielp ook toen ik zelfstandig ging wonen; ik pakte veel vrijwilligerswerk aan. Bijvoorbeeld de buurtvereniging (zorgen voor sociale harmonie en goede volkstuinen, jij-krabt-mijn-rug-ik-de-jouwe); later meer en meer de spirituele centra. Waarvan je ook niet 100% kunt zeggen dat er géén eigenbelang zit bij de vrijgevigheid-qua-tijd-en-geld [grinnik].
- Je ziet dus: je hoeft zeker geen zuivere metta op te bouwen om te beginnen tijd en geld te gaan geven aan je medemensen. Er kunnen heel wat down-to-earth redenen voor zijn, al worden die hopelijk gaandeweg minder belangrijk. Maar ook bij dana zijn heel wat zaken die ethisch fout kunnen gaan, en boeddhisme helpt om die te identificeren en oplossen.
Voetangels en vuistregels voor geven van geld en tijd
Mede gebaseerd op wat Boeddha zelf allemaal dicteerde over dana, een aantal regels (plus wat er kan gebeuren als je die negeert).
- Vrijgevigheid betekent goederen of tijd geven zonder iets terug te verwachten. Wat natuurlijk kan gebeuren is dat de ontvanger ziet hoe behulpzaam vrijgevigheid is en zodra zhij later in de gelegenheid is zal proberen dit voorbeeld te volgen. (Niet ‘een morele schuld terug te betalen’ en ook niets specifiek dat jouw verdienste als gever/ster is.) Zodra er verwachtingen zijn, of nog erger als die ook uitgesproken worden, is het koehandel en geen echte vrijgevigheid.
- Dus het geven gebeurt ook zoveel mogelijk anoniem; het in Azië voorkomende laten rinkelen van luide tempelbellen onder het uitroepen van JOUW naam duidt op donateurs die dat niet snappen, en die eigenlijk onzuiver handelen inplaats van vrijgevig.
- Geven gebeurt aan een doel dat het waard is. Dus dat zelf in lijn is met boeddhistische ethiek. En dat betekent eigenlijk automatisch dat je de (organisatie van) de ontvangers vertrouwt. Dus er zal iets van een spirituele vriendschapsband in zitten. En daarmee hoop je ook op correct gebruik van de fondsen (en jouw tijd), geen ‘bodemloze put’. Maar als eenmaal het doel gekozen houd je verder je handen af van de details, anders ga je weer tegen de anti-koehandel regel van hierboven in.
- Die boeddhistische ethiek geeft ook handvatten om machtsproblemen en onzuiverheid in de samenwerking met anderen te vermijden. De metta die je basis is dient immers niet alleen gericht te zijn op de behoeftigen, maar ook op alle mede-donateurs en vrijwilligers hoezeer jullie ook misschien van karakter verschillen!
- Zie eerdere paragrafen over de samenhang met andere leefregels. Zelf nastreven van rust, eenvoud en tevredenheid met bijvoorbeeld een tiny house betekent dat je meer tijd en middelen voor anderen overhebt. En voor boeddhisten die het Bodhisattva-ideaal willen volgen zijn er soms afspraken vergeleken met de ‘tienden’ van andere religies, dus doneren van 5-10% van je bruto inkomen aan goede doelen.
- Dharmateksten leggen nadruk op dana voor pijdragers. Dat moet je veel breder zien; in ieder geval aan alle fulltimers aktief met westers boeddhisme. Maar dezelfde mentaliteit kan veel ruimer; het soetra-advies dat ‘De dharma geven de grootst mogelijke gift is’ klopt deels. Zonder dat zou je namelijk ontvangers kunnen kweken die door de toenemende welvaart alleen maar hebberiger en ondankbaarder worden, zonder een dimensie van rust-eenvoud-tevredenheid en daardoor van zelf ook vrijgevig worden. Anderzijds staan fysiek hongerige mensen minder open voor dharma dan mensen die een zeker minimum bestaansniveau hebben, en hebben ze ook pas op dat niveau de vrije tijd om er naar te komen luisteren. Denk aan de ‘behoeftenpyramide van Maslow’.
Dus waar er een regel is van een zeker minimumpercentage zal dat nooit keihard zeggen dat de dana alleen naar boeddhistische doelen gaat. Als individuele boeddhist kies je voor financieele donaties zelf de mix tussen pakweg boeddhisme, medische hulp, natuurbehoud en ontwikkelingshulp die jou past. En eensgelijks voor de tijd die je steekt in vrijwilligerswerk.
Tekst
Zoals beloofd een pop-song die me gelijk te binnen schoot toen het dana-thema ter sprake kwam. Ik vond hem als tiener al mooi, maar werd toen waarschijnlijk eerder geïnspireerd door de ‘half lege’ kant van de tekst dan de ‘half volle’. https://www.youtube.com/watch?v=nYtz3aooBqk
Lees maar eens:
I paid all my dues so I picked up my shoes,
I got up and walked away.
Oh, I was just a boy,
I didn’t know how to play.
Worked hard and failed
now all I can say is
I threw it all away.
Oh, I was just a boy
giving it all away…
sail away, sail away,
ooh, I know better now, I know better now
giving it all away
Went out in the world too much for my nerves
only myself to blame.
oh, I was just a boy
nobody else to blame…
I’ve done all I can, now it’s out of my hands
stand on my head and say
oh, I was just a boy
giving it all away…
(refrein herhaald)
Ik heb even gegoogled wat de betekenis van de tekst kan zijn; het blijkt dat de zanger (tevens aktief in The Who) rond die tijd aardig belazerd was door zijn manager, en dus iets te makkelijk kontrakten getekend had die veel van de vruchten van zijn harde werk aan anderen weggaven. Dus daar kan het ‘I know better now’ op duiden, en mijn jongere zelf zal deze half-leeg interpretatie beslist aangegrepen hebben om nog wat meer zelfzuchtig te handelen en de buitenwereld nóg minder te vertrouwen.
Maar vanuit boeddhisme is de tekst evenzeer positief, als een halfvol glas, te benaderen. Juist die relatief kinderlijk-naïeve openheid naar je medemensen, juist de bereidheid van delen, is gewoon positief. Echter: je deelt als dana je inspireert niet blindelings. Je let op zuiverheid van het doel waarvoor je bezittingen deelt, op boeddhistische ethiek voor jezelf én de medevrijwilligers en ontvangers. En als dat lukt dan geldt ook bij giving-it-all-away het ‘delen is vermenigvuldigen’ regeltje dat we daarstraks noemden…
Afronding
Is dit een kompleet verhaal over gulle edelmoedigheid? Verre van. Geeft het tot op de punt en komma de boeddhistische regels op dit vlak weer? Ook geenszins, ik heb geprobeerd wat kernpunten aan te stippen gemengd met eigen ervaringen.
Is het een rondgang rond vrijgevigheid zowel op maatschappelijke als op persoonlijk niveau? Hopelijk wel, met als belangrijke nadruk dat ‘de samenleving’ op abstract niveau niet echt bestaat. De samenleving dat zijn jij, ik en alle anderen; en het is aan ons om dat ‘delen is vermenigvuldigen’ principe te beoefenen als teken dat we écht iets willen doen met metta…