In de Tibetaanse traditie is de volledige nonnenwijding (bhikshuni) nooit ingevoerd. Elke non is dus een novice. Wil deze toch een volledige wijding, dan moet ze uitwijken naar een land waar deze traditie wel bestaat. Voor Diane Perry, beter bekend als Jetsunma Tenzin Palmo, was dit Hongkong.
Diane Perry ( geboren 1944 ) groeide op in London. Op 18 -jarige leeftijd verklaarde ze zichzelf ‘boeddhist’ en twee jaar later, in 1964, vertrok ze naar India op zoek naar een spiritueel leraar. Daar ontmoette ze de 8ste Khamtrul Rinpoche die haar leraar werd. Gedurende zes jaar verbleef ze als enige vrouw in zijn klooster. Tijdens een gesprek met een van de Togden (de ‘yoga-elite’ van de Tibetaanse Drukpa Kagyu traditie) zei deze haar:
‘Jij denkt vast dat Togdens zich alleen maar met heel verheven, geheime en esoterische zaken bezighouden en dat jij pas werkelijk verder zou komen als je de kans kreeg om dezelfde training te ondergaan. Ik kan je vertellen dat ik niets doe dat jij ook niet zou kunnen. Het enige verschil is dat ik het doe en jij niet’.
Tenzin’s besluit stond vast, ze moest op zoek gaan naar een manier om haar praktijk te verdiepen. Dit resulteerde in een verblijf van twaalf jaar (waarvan drie jaar in volledige afzondering) in een grot in de Himalaya.
Deze periode wordt beschreven in het boek van Vicki Mackenzie “Cave in the Snow”. In het Nederlands uitgegeven onder de titel “Innerlijk vuur, een westerse vrouw op het pad naar Verlichting”. Ook is er een film “Cave in the snow”, die het leven van Tenzin Palmo beschrijft. ]1
Door omstandigheden (o.a. het politiebevel om India te verlaten, omdat haar visum reeds lang verlopen was) vertrok ze uit India en belandde uiteindelijk terug in Europa waar ze in verschillende dharmacentra les gaf. Stilaan ontpopte ze zich als spreekbuis voor de rechten van de boeddhistische non en de vrouw in het algemeen.
In een interview zei Tenzin Palmo eens dat ze de gelofte had gedaan om de verlichting te bereiken in de vrouwelijke vorm; ongeacht hoeveel levens er voor nodig zouden zijn. Dit is een uitspraak die lijnrecht staat tegenover de gangbare Tibetaanse boeddhistische traditie, waar in de teksten staat dat de verlichting enkel kan bereikt worden in een mannelijk lichaam. Het beste dat een vrouw tijdens haar leven kan doen is verdienste verzamelen ( lees: goed karma opbouwen) en de wens uitspreken om in een volgend leven als man geboren te worden. Deze gedachtenkronkel heeft zijn ingang in Tibet gevonden mede door de teksten van Indiase leraren en werd door latere, mannelijke leraren niet in vraag gesteld en zonder problemen overgenomen.
Om een concreet voorbeeld van zulke tekst te geven citeer ik een passage uit de ‘Sutra van de medicijnboeddha’. Toen deze Boeddha nog een Bodhisattva was legde hij twaalf geloften af die hij zou nakomen zodra hij de verlichting zou bereiken. De meeste van die geloften gaan over het genezen van ziekten en het verlossen van lijden. Maar in de achtste gelofte zegt de Bodhisattva:
‘In een volgend leven, als ik de verlichting bereikt zal hebben; als er dan vrouwen zijn die zich beknot of belemmerd voelen door de vele nadelen van een vrouwelijke vorm en de wens uiten om deze vorm los te laten, zullen zij, na het horen van mijn naam in een volgend leven herboren worden in de mannelijke vorm.’2
Over de vrouwonvriendelijkheid van Indiase leraren lezen we in het boek ‘Innerlijk vuur, een westerse vrouw op het pad naar verlichting’ het levensverhaal van Tenzin Palmo het volgende (pag. 76 ):
‘De Boeddha heeft nooit ontkend dat vrouwen de verlichting konden bereiken. Hij sprak wel over ‘de tweeëndertig plekken in het menselijk lichaam’ waarop meditatie zich moet richten om de obsessie voor het menselijk lichaam los te laten. (…)
Maar de latere geschriften hingen een andere visie aan. Bij Nagarjuna en Shantideva richt deze meditatieoefening zich alleen op het vrouwelijk lichaam. De meditatiebeoefenaar moet zich concentreren op de onreinheid van het vrouwelijk lichaam!
De Boeddha was werkelijk verlicht en zag de dingen zoals ze waren. Maar anderen misbruikten zijn inzichten om hun eigen ideeën kracht bij te zetten. De woorden van de Boeddha werden niet gebruikt om onze obsessie met het menselijk lichaam te doorbreken, maar om walging voor vrouwen op te roepen.’ (…)
Op een andere plaats in het boek vraagt Tenzin Palmo aan haar leraar die haar onderwijst dat een vrouw de verlichting niet kan bereiken:’ Waarom is een penis voor de verlichting zo belangrijk?’
In de film “Cave in the snow” zegt Tenzin Palmo iets gelijkaardigs tegen de Dalai Lama die toegeeft dat beide leraren (Nagarjuna en Shantideva) de minachting voor de vrouw in het Tibetaanse boeddhisme gestimuleerd hebben. Hij zwakt dit wel af door te zeggen dat deze visie cultuurhistorisch gebonden is en dat in latere teksten gezegd wordt dat een vrouw die ver gerealiseerd is ‘mentaal’ van geslacht verandert en dus toch als man de verlichting bereikt (!).
Ook in een uitzending van de Boeddhistische Omroep Stichting (‘Vrouwen en het Boeddhapotentieel’ 2008) bevestigt de Tibetaanse non Jampa Tsedroen (Carola Roloff, van Duitse origine) dat er in de teksten uit India afkomstig [ Nagarjuna wordt hier niet bij naam genoemd] staat dat een vrouw nooit de verlichting kan bereiken. Ook komt er een Tibetaanse lama (Geshe Dawa) aan het woord die uitgebreid spreekt over de onreinheid en minderwaardigheid van de vrouw.
Ondertussen blijft Tenzin Palmo strijden tegen deze eeuwenoude vooroordelen.
Ruud zegt
Een vrouw is een mens van vlees en bloed die gelijk gesteld en evenveel rechten heeft als de man.Geen enkel levend wezen mag op geen enkele wijzen gekwetst worden. Ieder mens moet je zien als medebewoner en ook zo in beschouwing nemen. Juist voor het Boeddhisme moet dit geen punt van discussie zijn. Wees een wijs mens en begrijp de dharma zoals de Boeddha als les de mens gegeven gegeven heeft.