Het is overduidelijk dat de Boeddha in de Lotussoetra vergoddelijkt wordt. Dit vergoddelijken wordt daar voorgesteld als iets geweldigs, iets wat de theravādins niet kunnen begrijpen, maar volgens de Pālicanon is het een afgang. Als de Boeddha uitdrukkelijk geen antwoord geeft op de vraag of hij na het nirvāṇa nog bestaat, dan wil hij daarmee zeker niet zeggen dat hij dan een eeuwig levende god zal zijn geworden. Het nirvāṇa is voorbij de dood, voorbij het leven, voorbij de eeuwigheid en voorbij de tijd. Dat is ongetwijfeld een van de redenen waarom de Boeddha zich nooit met politiek heeft ingelaten. De Boeddha is niet iemand die iets wil van of in deze wereld. Dit is het toppunt van verdraagzaamheid, maar het is voor velen helaas te moeilijk om te begrijpen. Toch is het boeddhisme vaak in politiek vaarwater terecht gekomen. Hoe is dit mogelijk?
Het kijkspel van de waarheid
In de Lotussoetra worden de geboorte, de meditaties, het ontwaken het preken en de dood van de Boeddha beschreven als niet meer dan een show die hij opvoert. Het is een didactische methode. In feite is hij de eeuwige wetgever van het universum en daarom de inrichter van de ware politiek. De Lotussoetra zegt herhaaldelijk dat dit de enige waarheid is en dat je naar de hel gaat als je het niet gelooft. Wij van WC-eend adviseren WC-eend. Deze redenering zal voor een christen heel vertrouwd klinken, alles draait immers om het geloof. In dit opzicht lijkt de tekst sterk op de Bhagavadgīta, die in dezelfde periode of iets eerder moet zijn geschreven. Daar voel je de angst voor de teloorgang van de traditie, met als toppunt “de vermenging van de kasten”. Als enig redmiddel wordt de devotie voor Kṛṣṇa aanbevolen. Geef je over aan de Here en je zult behouden blijven. Ook in de Bhagavadgīta is Kṛṣṇa de enige absolute godheid. Hij toont zich na lang aandringen van de hoofdpersoon Arjuna zelfs in zijn ware onthutsende universele gedaante (in hoofdstuk 11). Deze ervaring van het sublieme moet het geloof opwekken. Net zoals de Boeddha in de Lotussoetra is hij alles in alles. Het grote verschil is wel dat de Bhagavadgīta een goed geschreven tekst is met grote diepgang en zich niet te buiten gaat aan ritueel en tovenarij. Voor de Lotussoetra geldt dit niet en dit is waarschijnlijk de reden waarom deze tekst in India zo weinig werd gewaardeerd.
De geboorte van de goden
Wat is de achtergrond van deze opbloei van devotie? Volgens de socioloog Emile Durkheim moeten we de oorsprong van religieuze gevoelens zoeken in de ervaring van machten die boven de individuele levenssfeer uitgaan. Denk maar aan het gebrul van duizenden mensen in een voetbalstadion of op een slagveld als twee legers elkaar aanvallen. Denk maar aan een geweldig onweer of een storm op zee. Als je daar getuige van bent heb je het gevoel met iets bovenmenselijks, iets onvoorstelbaar machtigs te worden geconfronteerd. Bovendien hebben mensen deze ervaring samen en weten ze het van elkaar, maar het is niet iets gezelligs, niet iets kneuterigs. Het is geen extase en je gaat niet uit je dak. Het gaat ook voorbij aan een soort groepsgevoel van solidariteit, het is een speciaal soort ervaring die niet van deze wereld lijkt te zijn.
Sinds Immanuel Kant noemen we zo’n ervaring van iets wat ons voorstellingsvermogen te boven gaat een ervaring van het sublieme. Het is een ervaring waarbij je gedachten even stil staan, waarbij je even uit de sfeer van alledaagsheid wordt getild en dat is ook wel een beetje eng. Kant dacht dat je zo’n ervaring maar even kunt hebben, omdat je verstand al gauw weer alle aandacht opeist. Je kunt deze ervaring echter voor langere tijd vasthouden door meditatie of door je er in een geschikte omgeving aan over te geven. Kerken, tempels en moskeeën zijn daarvoor ingericht. Misschien bestaat deze ervaring van het sublieme wel in verschillende soorten en maten.
Rituelen
De retoriek van de Lotussoetra is te pompeus en schiet zijn doel voorbij, maar de Bhagavadgīta herinnert nog aan de ervaring van het sublieme. Een complicatie is in dat geval wel dat je tijdens het lezen je voorstellingsvermogen gebruikt om de tekst te beleven. Het komt er dan op neer dat je je voorstellingsvermogen moet gebruiken om je het onvoorstelbare voor te stellen. Als het verhaal door een ervaren verteller wordt verteld is het effect waarschijnlijk sterker. Rituelen dienden om het gevoel van het onvoorstelbare levend te houden. Gewoonlijk worden deze ingepast in het dagelijkse leven. Nu nog lopen mensen zo nu en dan gewoon even een kerk, moskee of tempel binnen. In India waren er vroeger bovendien regelmatig grote collectieve offerrituelen. De teksten daarvan zijn de Veda’s.
In het begin stonden de goden dicht bij de mensen. De Germanen zagen de bliksem flitsen, hoorden de donder rommelen en stelden zich voor dat de god Donar, god van de donder en de smeden, zijn bovenmenselijke hamer tegen de rotsen smeet. De Indiërs stelden zich voor dat Indra met zijn Maruts (stormgoden) op hemelse paarden door het hemelruim stormden. Er waren verschillende goden en je kon een beetje met ze communiceren, net zoals je een babbeltje kon maken met een legeraanvoerder of een priester.
Goddelijk management
Nu is het zo dat de smeden niet een hamer gebruiken omdat Donar er een heeft, of dat de mensen op paarden rijden omdat Indra dat doet. Het is omgekeerd: het hemels baldakijn is een projectie van het leven op aarde. Als het leven op aarde verandert, dan gaan de goden erin mee. Een van die veranderingen is dat door veroveringen en schaalvergroting de koning of de keizer met een hele hofhouding ergens ver weg woont en niet meer aanspreekbaar is. In dat geval ligt het voor de hand dat de goden ook wat verder af komen te staan van de mensen. Je ziet deze verandering duidelijk bij de god Kṛṣṇa in de Bhagavadgīta. Hij is eerst bestuurder van de strijdwagen van de hoofdpersoon Arjuna, maar blijkt later ook de hoogste universele god te zijn. Wetenschappers hebben ontdekt dat hij verschillende lokale stamgoden, zoals Kṛṣṇa, Govinda, Narayana, Viṣṇu, Rāmacandra, Paraśurāma en Balarāma in zich heeft opgenomen, zoals Facebook dat met Whatsapp en Instagram heeft gedaan en zoals koning Aśoka de staat Kalinga veroverde.
De stamgoden zijn allemaal eens helden en succesvolle legerleiders geweest. Doordat de god nu verder van de mensen af is komen te staan, moet er als het ware een managementlaag bij. Vaak bestaat die uit de halfgoden, die dan het contact met de mensen verzorgen. Zo heeft de god van het christendom Jezus in dienst en de vergoddelijkte Boeddha de bodhisattva’s. De helden worden met andere woorden stamgoden en die worden in de loop van de tijd “veroverd” door een van hen die carrière heeft gemaakt. Meestal krijgen ze hierdoor een baantje als halfgod, die dichter bij de mensen staat, maar in India werden ze ook wel eens een “aspect” van de absolute god.
Een bijzonder aspect van de absolute god is de avatar, een gedaante van de god waarin hij zich regelmatig zelf “incognito” onder de mensen begeeft om ze weer op het rechte pad te brengen. Viṣṇu had er eerst zes, maar later tien avatars, een ervan is de Boeddha. Deze heeft tot taak om de slechteriken van de goeden te scheiden door ze door middel van leugens naar de hel te sturen. Deze voorstelling van zaken kan best op de Lotussoetra zijn gebaseerd, waar de Boeddha met didactische trucs zijn volgelingen voor de gek houdt. Hierbij slaat Viṣṇu twee vliegen in een klap: het boeddhisme wordt in het vishnoeïsme ingelijfd en tegelijk gedefinieerd als dwaalleer.
Monisme
De monarchie brengt het monotheïsme met zich mee en omgekeerd. Waarom is er maar een god? Omdat er maar een de baas kan zijn! Er kan maar een waarheid zijn en wel de waarheid zoals God die ziet! Twee bazen is geen baas en twee waarheden is geen waarheid. Waarom is er maar een keizer? Omdat God het zo wil! Er moet nu eenmaal iemand verantwoordelijk zijn voor het rijk. Nu nog is Willem Alexander “koning der Nederlanden bij de gratie Gods”. Twee kapiteins op een schip betekent zwalken en niemand krijgt de schuld. De koning garandeert de eenheid van het land. Democratie betekent eindeloos gekibbel. Daarom schrijft God ons voor om ons te voegen naar het door Hem gesanctioneerde (geheiligde) gezag. Alleen zo is er vrede en tevredenheid in het land! Zo klinkt althans de logica van het monisme.
Net zoals de enige god wordt de monarch in verband gebracht met het sublieme, het onvoorstelbare aspect van de wereld. Daarom gaan vele verhalen in religies, ook in het boeddhisme, over koningen en keizers. De Boeddha wordt altijd een prins genoemd, hoewel zijn vader volgens de Pālicanon zelf het land ploegde. De macht van de monarch is immers van bovenindividueel niveau, want hij moet voor iedereen beslissen. Omdat de monarch dicht bij de goden staat, moet hij in luxe leven, deze luxe symboliseert zijn status.
Individualisme
In de 17e eeuw vond er in Europa een enorme omwenteling van het wereldbeeld plaats. Het middeleeuwse beeld van een wereld waarvan het centrum (God) zich ergens buiten bevindt maakt plaats voor het moderne waarbij het centrum overal is, in de kleinste elementen. God is niet langer de schepper, maar het zijn atomen die de dingen maken tot wat ze zijn. Later ontdekt Darwin dat zelfs de indeling van de natuur vanzelf tot stand komt. De plaats van de macht is niet langer het staatshoofd, maar het individu. Elk ding is een tijdelijke samenstelling van onveranderlijke elementen en elke samenleving een tijdelijke verzameling van individuen.
Als het individu echter van nature vrij en verantwoordelijk is, hoe kan het dan dat het staatshoofd voor hem beslissingen mag nemen? Het antwoord kwam van Rousseau: de vrijheid van het individu is gewaarborgd als hij kan bepalen wie er over hem regeert. Zo ontstaat de moderne democratie, die al vanaf het begin steeds is bedreigd door de voortwoekerende resten van het monisme. Sommige van die resten zijn onschadelijk gemaakt, het koningschap is bijvoorbeeld niets meer dan een symbolische functie. Andere, zoals de religies, zijn ongeloofwaardig (“dood” zei Nietzsche), maar brengen nog steeds grote groepen mensen op de been.
De grootste bedreiging van de democratie is het kapitaal. Dit heeft een massa consumenten gekweekt die niet willen meedoen met de democratie. Om te kunnen consumeren verkopen zij hun ziel aan de eerste de beste narcistische charlatan die hen gouden bergen belooft onder het mom dat zij daar recht op hebben. De bedreiging wordt ernstig als het kapitaal gaat samenwerken met een religie, zoals nu het geval is in de V.S., of in Saoedi-Arabië.
Conclusie
Als we met deze geschiedenis in gedachten naar de Lotussoetra kijken, is het duidelijk dat deze uitgaat van het middeleeuwse centralistische wereldbeeld. Ze past dus niet in de moderne tijd. China en Japan zijn echter altijd erg centralistisch geweest, daar wordt de Lotussoetra nog geëerd. Chinese historici zijn nooit blij geweest met de perioden waarin China in verschillende staten was opgesplitst. China is in hun ogen pas echt China als er een enkele keizer over het gehele grondgebied regeert. Nu nog wordt China geregeerd door een partijraad die in Xi Jinping een enkele persoon als spreekbuis heeft. De tekenen van verzet tonen aan dat niet alle Chinezen het hiermee eens zijn. Hongkong heeft volmondig de moderniteit aanvaard, ze hebben grote moeite met hun gedwongen terugval naar het monisme van de middeleeuwen.
Japan is dan wel een democratie, maar de keizer is nog steeds heilig. Bovendien hebben beide landen altijd een ingewikkeld hofleven gekend met veel vleierij en statuskwesties, hetgeen de houding van geloof en devotie stimuleert. Daarbij komt nog dat de taal in die landen veel gevoeliger is voor retoriek dan voor logica, de tegenspraken en ongerijmdheden in de Lotussoetra vallen dus minder op.
Natuurlijk heeft het modernisme minstens even veel problemen. De Chinese Communistische Partij kijkt met afgrijzen naar de chaos die in het Westen regelmatig de kop op steekt. Aanhangers van de Lotussoetra hebben geen goed woord over voor de harteloze en barbaarse gebruiken in deze gedegenereerde tijd van Mappo, of Kaliyuga.
Orde is echter levenloos en dus zinloos zonder chaos en complete chaos is minstens even zinloos. Het komt aan op het vinden van een middenweg, maar een middenweg die een uitweg is, geen compromis. Laat die nu net centraal staan in de leer van de Boeddha!
In leegte is er geen zelf, zijn er geen goden, is er geen politiek, geen orde en geen chaos.
- Kern (tr.) (1963): Saddharmapuṇḍarīka or the Lotus of the true law. Dover Pub., New York
Henk van Kalken zegt
In leegte bestaat geen verschil tussen zelf, niet-zelf, politiek, a-politiek, orde en chaos. Alles manifesteert zich in de leegte.
marcel zegt
Dag Erik, het zijn twee heldere artikelen vind ik. Verder geen commentaar daarop.
Wat ik vreemd vind is, dat er nooit eens een geshe, lama, dalai lama, sokko gakai leraar of wie dan ook
uit de mahayana hoek de zaken zo uitspreekt. ..of misschien ben ik niet goed genoeg geïnformeerd…
Henk van Kalken zegt
Over het algemeen zijn geshe’s en Lama’s ‘afkomstig’ uit het vajrayana. Het vajrayana omsluit weliswaar het mahayana, maar heeft toch een andere benadering. Niet zozeer het opgeven van hechtende gewoontes, maar de energie (die hetzelfde is als verlichtende energie) omzetten en gebruiken om tot bevrijding te komen.
Ton Smal zegt
Verhelderende tekst Eric, om uit te printen en als naschrift bij de lotussoetra te voegen!