Viert een boeddhist Kerstmis?
Dit is een veel gestelde vraag. Viert een (bekeerde) boeddhist de feestdagen die traditiegetrouw in zijn/haar land bestaan?
Op 25 (en in sommige landen ook op 26) december vieren de christenen de geboorte van Jezus, de zoon van God. Omdat er in de boeddhistische filosofie geen scheppende en heersende God erkend wordt kun je dus verwachten dat een boeddhist de geboortedag van de zoon van God, Kerstmis, niet viert.
Ik ken verschillende boeddhisten die Kerstmis wel vieren. Jezus wordt door hen beschouwd als een groot bodhisattva. In de mahayanatraditie wordt iemand die zichzelf opoffert en zijn/haar verlichting uitstelt om anderen te helpen een ‘bodhisattva’ genoemd. In die zin kan een boeddhist de geboorte van Jezus wel vieren.
Er is veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de historische feiten over Kerstmis en National Geographic kan avonden vullen met pseudowetenschappelijk giswerk.
In het boeddhisme gaat men meer praktisch te werk: zowel de geboorte, de verlichting als de dood van de Boeddha worden op één en dezelfde dag gevierd; namelijk op Vesak (19 mei 2019). En geen boeddhist ligt er wakker van of dit nu historisch correct is of niet.
Geboorte van Boeddha
Maar er zijn wel overeenkomsten tussen Jezus en de Boeddha. Bijvoorbeeld wat betreft de conceptie. In het christendom is er de ‘maagdelijke geboorte’ waarbij Jezus zonder toedoen van een man uit Maria is geboren en verwekt werd door de heilige Geest (Mattheüs 1:20) en in het verhaal van de Boeddha droomde zijn toekomstige moeder Maya dat een kleine witte olifant, terwijl ze lag te slapen, haar zijde binnendrong. Blijkbaar mag er bij de conceptie van spiritueel hoogstaande mensen geen seks aan te pas komen.
Ook na de geboorte is er nog een overeenkomst. Een engel komt de herders vertellen dat de Messias, de Verlosser, is geboren (Lucas 2:8-11). Bij de Boeddha doet de ziener Asita de voorspelling dat Siddhattha Gotama een boeddha, een groot spiritueel leraar zal worden (Sutta-Nipata 693).
Wat het einde betreft zijn er wel duidelijke verschillen. Waar de Boeddha, alvorens aan de gevolgen van een voedselvergiftiging te sterven, de gezegende ouderdom van 80 jaar bereikte haalde Jezus zelfs de pensioengerechtigde leeftijd niet en kwam door geweld om het leven.
Het uitspreken van wensen op zowel Kerstmis als Vesak, is dan weer wel een punt van overeenkomst.
Toch een kanttekening bij de, in Vlaanderen, traditionele wens: ‘Vrede op aarde aan alle mensen van goede wil.’
Uit boeddhistisch standpunt, waar mededogen, gelijkmoedigheid, liefdevolle vriendelijkheid en vergeving centraal staan (de hel in het boeddhisme is geen eeuwige straf maar een tijdelijke training) zou de wens eerder moeten klinken: ‘Vrede op aarde aan alle mensen van slechte wil.’
We spreken de wens uit dat deze mensen vrede kennen. Want juist zij hebben de steun en mededogen van hen die in ‘vrede’ leven nodig om hun onwetendheid betreffende de gevolgen van onheilzame daden voor zichzelf en anderen te beseffen. Je wenst toch ook niet iemand die in blakende gezondheid verkeert veel beterschap toe; een zieke wens je beterschap.
Het nieuwe jaar of als ik ooit eens vijf minuten tijd heb…
Het maken van voornemens is zowat een internationale sport. Je kan niet met enkele vrienden samen zijn of er is wel iemand die zegt dat hij zich voorgenomen heeft dit of dat te veranderen. Te stoppen met roken, vroeger op te staan, meer te sporten, minder voor de computer te zitten, meer te mediteren, enzovoorts. Er is altijd wel iemand met een goed voornemen. En daar is op zich niets mis mee. Ware het niet dat die voornemens zelden in de praktijk worden gebracht.
Nieuwjaar, het afsluiten van het oude en het begin van een nieuw jaar is de periode bij uitstek om voornemens te maken. Een frisse nieuwe start met alles erop en eraan. De nieuwjaarsbrieven van onze klein- en petekinderen puilen uit van de wensen en goede voornemens. Nu ja, vroeger toch. Waar blijft de tijd … Nieuwjaarsbrief voor ‘tante Nonneke’ anno 1949:
‘Eerwaarde tante,
Wat ben ik blijde dat het Nieuwjaar is!
Nu mag ik eens zeggen, hoe gaarne ik U zie.
Dat lief Jezuke U zegene, U een lang leven schenke en U daarna mild belone in den hemel.
Ik beloof U altijd braaf te zijn en een heel jaar mijn best te doen op school en thuis.
Uw liefhebbend neefje,
Jozef Vandromme, Westouter, 1 januari 1949’.
Bij een peiling naar de voornemens voor het nieuwe jaar staan ‘grenzen trekken’ en ‘meer tijd voor mezelf’ vooraan; goed voor samen 50%. 20% gaat voor ‘gezonder en bewuster leven’ en slechts 1% heeft als voornemen een kind in de buik. Een kwart zegt geen specifieke voornemens te hebben. Nog een opmerkelijk antwoord: ‘Ik heb bij het begin van het nieuwe jaar geen tijd voor goede voornemens; de uitverkoop begint al.’
Waarom is het toch zo moeilijk om voornemens waar te maken? Een voornemen is steeds gekoppeld aan een verandering van een gewoonte, een meestal hardnekkige gewoonte. En dat is het grote struikelblok. We zijn allemaal gewoontebeesten. Als er iets verandert, langzaam, voorspelbaar en gecontroleerd, dan hebben we daar minder problemen mee. Maar een radicale, onverwachte ommezwaai is moeilijk te verteren. Als deze ommezwaai echt extreem en voor de buitenwereld duidelijk zichtbaar is, vinden we dit wel een tijdje oké. Een drastische verandering in voedingsgewoonten of een inschrijving bij de plaatselijke BASE jump club is een kick, iets waar we naar kunnen verlangen. Maar zoals alle kicks verwateren ook deze snel omdat er nooit volledig aan onze verwachtingen wordt voldaan. Het kost bijvoorbeeld veel moeite en inzet of er gaat veel tijd overheen alvorens we enig resultaat zien. En dan vermindert het enthousiasme en gaan we op zoek naar een volgende uitdaging. Ook het tijdstip van de verandering leggen we in ons voornemen vast: Nieuwjaar, onze verjaardag, de vakantieperiode, de lente … Alle datums in de toekomst zijn goed; zolang we maar niet ‘nu’ moeten beginnen.
We zijn allemaal meesters, nee grootmeesters, in het uitstellen. Plannen worden gemaakt. ‘D-day’ wordt weken, soms maanden voor ons uit geschoven. Zo ontmoette ik eens een jonge astroloog. Hij leefde gezond op één hapering na: hij was een verstokt roker. Geen alcohol, gezonde voedingsgewoonten, op tijd naar bed … maar een kettingroker eerste klas. Toen zijn rokersverslaving op een keer ter sprake kwam was zijn antwoord: ‘Ik weet het, maar ik kan er nu niets aan doen, want volgens mijn horoscoop staan mijn planeten momenteel niet in een geschikt aspect om met roken te stoppen.’ Alle redenen, zelfs de stand van sterren en planeten, zijn goed om maar niet aan een drastische verandering te moeten beginnen. Maar als we dan toch zulke kampioenen zijn in het uitstellen, waarom stellen we dan het uitstellen niet uit? Dat zou pas mooi zijn. Als we nu eens in plaats van ons voornemen uit te stellen nu eens dat uitstellen uitstellen en onverwijld beginnen met dat wat we willen veranderen, wat we willen bereiken?
De Boeddha heeft het over toewijding aan het pad en over discipline; over vastberadenheid in onze praktijk en streven naar verlichting. In de sutta’s komt regelmatig de volgende passage voor:
‘Toen dan bereikte de eerwaarde alleen, in afzondering levend, met niet aflatende ijver en energie het onovertroffen einddoel van het heilige leven [verlichting] … Hij besefte: “Vernietigd is geboorte, geleefd is het heilige leven, gedaan is wat gedaan moest worden, er is niets meer dat tot terugkomst hier leidt.’ En zo werd de eerwaarde een van de heiligen [arahat].1
In het Maha-Parinibbana-Sutta staan de laatste woorden van de Boeddha genoteerd: ‘Welaan, monniken, ik zeg jullie, wat de mens bezielt, is aan vergankelijkheid onderhevig. Streeft niet aflatend!’2
De Boeddha zegt ‘streeft niet aflatend’. Hij zegt niet ‘als het jullie eens past of als jullie eens even tijd en zin hebben, beoefen dan de Dhamma.’ Hij zegt ook niet: ‘Neem jullie voor om op een keer in de toekomst, als het jullie uitkomt, de Dhamma te beoefenen.’ Nee, de Boeddha heeft maar één laatste boodschap voor zijn volgelingen, voor ons: ‘Streeft niet aflatend.’
We kennen allemaal het gezegde: ‘De weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens.’
In een boeddhistische context zou dit gezegde zo kunnen klinken: ‘De weg naar wéér een volgend leven is geplaveid met goede voornemens.’
1 De Breet & Janssen, De verzameling van middellange leerredes, MN 57 v.15; MN 73 v.26; MN 82 v.14
2 De Breet & Janssen, De verzameling van lange leerredes, DN 16 6.7