Het spijtlijden is het 167ste avontuur van heer Bommel en Tom Poes van Marten Toonder. Berouw leidt tot inkeer, waarmee men de wereld kan verbeteren, is het thema. De wereld verbeteren is de roeping van heer Ollie B. Bommel, in dit geval bijgestaan door de Zwarte Zwadderneel. Als altijd is jonge vriend Tom sceptisch. Hieronder mijn samenvatting van gedeeltes uit het relaas, met enkele citaten. Hierna leg ik een verband met de parabel van de Verhevene over de twee pijlen.
Pardoes
De vertelling van Marten Toonder opent met beer Bommel die een wandelingetje maakte, omdat het mooi weer was. Bij zich had Bommel een radiootje, want hij wilde het twaalf uur weerbericht horen. Plotseling nam hij de stem van Kwetal waar. De dwerg wilde zijn kort tevoren ontdekte vaasvormige pardoes ruilen voor het radiootje. Wat Bommel niet wist, was dat de dwerg een gewelddadige doerak ermee had verjaagd. Kwetal wilde aan de pardoes nog een lokpieper vasten waarmee spijtlijsters kunnen worden gelokt. Zij voedden zich met spijtgrein en dat is goed, want het kruid gaf een zwart gevoel en men werd er stuipig van. Het kruid tierde welig rondom Rommeldam en er waren te weinig spijtlijsters.
Kasteelheer Bommel wilde zijn radiootje niet ruilen en hervatte zijn wandeling. Per ongeluk zette hij zijn radiootje aan en werd bedreigd door twee doerakken met knuppels. De beer rende voor zijn leven en Kwetal blies met zijn pardoes de twee wildemannen omver. Daarna ging de ruil van het radiootje voor de pardoes alsnog door.
Opgetogen arriveerde heer Bommel op Bommelstein, waar Tom Poes en bediende Joost in gesprek waren. Tijdens Bommels uitleg over de pardoes mengde ambtenaar eerste klasse Dorknoper zich in de conversatie om de kasteelheer bewegen belastingaangifte te doen. Per ongeluk blies Ollie met de pardoes de ambtenaar omver. Ook lokte de beer een spijtlijster, die landde op de ambtenaar, die dreigend afdroop. Poes meldde dat er bij Bommelstein geen wildemannen waren, alleen ambtenaren en die komen altijd terug.
Zwarte Zwadderneel
Beer Bommel legde aan Tom Poes uit hoe het spijtgrein eruit ziet, toen een dunne stem hem onderbrak: de Zwarte Zwadderneel. Deze was op zoek naar het heilbrengende zaad van het spijtgrein, om de wereld te verbeteren. Een kolfje naar de hand van de kasteelheer, die zijn diensten aanbood. De zonderlinge Zwadderneel ging hierop in. Voor de pardoes, een voorwerp vol ijdeltuiterij, had hij geen emplooi. De boetedoener en de kasteelheer begaven zich op weg naar het spijtgreinveld.
Onderweg kwamen ze de Kwetal tegen, die het radiootje wilde terugruilen voor de pardoes. Bommel had die bij Tom Poes in bewaring gegeven, omdat boeteprediker Zwadderneel meende dat het spijtkruid nuts was om de wereld te verbeteren. De dwerg betwijfelde de intentie van de boeteling, maar Bommel had een groot denkraam, dus.
Kort erna bereikte het tweetal de locatie van het woekerende gewas. De prediker was in zijn nopjes en Bommel wees vertederd naar de spijtlijster, die zich te goed deed aan het kruid. De prediker verloor daardoor het laatste sprankje vertrouwen in de beer en zond hem heen. Miskend liep de kasteelheer naar zijn automobiel. Hij wilde de hele affaire het liefst vergeten, maar dacht aan de woorden van poes: ‘als je de wereld wilt verbeteren moet je bij jezelf beginnen?’
Spijtheibel
Terwijl de beer ontdaan naar huis reed, zette zijn trouwe dienaar een tafeltje buiten. Het was zacht weer en een goed idee om met kruidenier Grootgrut een verkwikkend kopje koffie te drinken. De kruidenier wist Joost ervan te overtuigen zes pakjes Hupsakee-koffie te kopen, die de middenstander toevallig bij zich had. De bediende besloot daarop om Algorijnse foezel in te kopen. Te serveren in Bordeaux-flessen, zonder dat de heer des huizes dit zou merken.
Een ijle stem en een zeer lokale regenbui onderbrak het samenzijn. De Zwarte Zwadderneel sprak zijn ongenoegen uit over het nuttigen ‘van zondige koffij’. Hij spoorde het gezelschap aan tot inkeer en deed onopvallend enkele zaadkorrels in de twee kopjes koffie. Met vertrokken gezichten zetten Joost en de kruidenier hun kopjes neer, gevolgd door een regen van wederzijdse beschuldigingen en spijtbetuigingen.
Door het geraas bleef de komst van de kasteelheer onopgemerkt. Bommel reageerde streng en ontsloeg Joost op staande voet. De grutter was reeds woedend vertrokken. Verbitterd bleef de kasteelheer achter toen Tom Poes toevallig langskwam, die zich verbaasde over het gedrag van Joost. Was spijt in het spel?
Stadsmuseum
Na een vreugdeloos middagmaal besloot Bommel naar de vernissage te gaan van Terpen Tijn. In het stadsmuseum was buffethouder Sijpel bezig de glazen te vullen. Weldra begon burgemeester Dickerdack zijn redevoering over het nieuwe oeuvre van de artiest. Een verlate, zonderlinge bezoeker rommelde onopgemerkt met de glazen. Tijn nam een slok, smeet ruw roepend zijn glas op de grond en rukte zijn schilderijen van de muur. Hij betuigde spijt voor zijn geklieder en haalde ongemeen fel uit naar zijn publiek, waarna hij met zware tred het kunstpaleis verliet. Een schandaal!
De burgemeester was herstellende van het voorval toen verslaggever Argus van de Rommeldamse Courant hem aansprak. De journalist had lucht gekregen van het incident. Dickerdack verweet het systeem dat hij in zijn positie maar wat kletste. De interviewer nam een grote teug wijn en smeet het glas tegen de muur. Hij kon zijn werk niet goed doen, eerst Terpen Tijn loven in de courant en vervolgens een schandaal. Hij verscheurde zijn bloknootje en zei te stoppen met ‘het opkliederen van die praatjes!’
Kleine Club
Hoofdschuddend begaf Bommel zich daarop naar de Kleine Club en moest telkens aan het spijtgrein denken. Aangekomen mengde hij zich in het gesprek van commissaris Bas met de markies de Canteclaer. Niemand merkte echter de zondeling op die zich met de drank bemoeide. De aanvankelijke rust was van korte duur. De opgefokte Argus confronteerde zijn chef O. Fanth Mzn met zijn spijt. Fanth, tevens eigenaar van de Rommeldamse Courant pikte dit niet en gebood hem aan het werk te gaan. Argus weigerde dit resoluut en sneerde dat had spijt voor zijn ‘taalmishandeling’.
In mineur dronken de edelman en commissaris Bas stilzwijgend hun glaasjes leeg. Bas zette met een dreun zijn glaasje neer en verklaarde dat er met de drank was geknoeid. De markies stak een tirade af wat leidde tot onmin met de commissaris. Kasteelheer Bommel, die niets had geconsumeerd, verliet aangeslagen de exclusieve herenclub.
Dagend inzicht
Buiten gekomen ontmoette hij Poes en vertelde hem over zijn wedervaren. Het ging allemaal om spijt, wat de scherpzinnige Poes deed denken aan de spijtlijster en het spijtkruid: Zwadderneel steekt hierachter! Ollie wees hem terecht. Iemand die de wereld wilde verbeteren, zoals hijzelf, moest wel hoogstaand zijn.
Op Bommelstein aangekomen troffen beer en poes een huilende Olivier. Hij had enorme spijt over de Hupsakee-koffie en de foezelwijn. De kasteelheer streek met de hand over zijn hart, waarna de knecht zijn tranen droogde en aan de slag ging. Achter de westertoren luisterde een zwartgeklede figuur toe, met misnoegen. Het spijtgrein was te snel uitgewerkt en hij moest het redden van de wereld kordater aanpakken.
En verder
Ik volg met grotere stappen het relaas van Marten Toonder over Bommel en Poes, om daarna een verband te leggen tussen het Bommelavontuur en de Sallattha Sutta (SN 6:36) van de Verhevene over de twee pijlen.
Tijdens het oogsten van spijtgreinzaad, werd Zwadderneel belaagd door een doerak die met zijn knuppel rake klappen uitdeelde. Eenmaal bij bewustzijn, besefte de prediker hulp te behoeven. Hij vond dit in de altijd jolige Wammes Waggel, die een gammele kar bezat. Met een tranentrekkend verhaal wist Zwadderneel hem in te schakelen bij het oogsten van het spijtgreinzaad, om vervolgens de rijke oogst in de Rommel te kieperen.
Het resultaat was alom ontreddering, geruzie en spijtbetuigingen in Rommeldam. Omdat Poes getuige was de spijtruzie van de Grootgrutjes, miste hij commissaris Bas met een glas water. Bas wilde dit water laten onderzoeken door professor Prlwytzkofski en zijn assistent Pieps van het stadslaboratorium. De commissaris vermoedde namelijk vals spel. Na zijn vertrek dronk proefkonijn Pieps van het water, ging finaal uit zijn dak en ruïneerde de inventaris. De te hulp geroepen zielkundige diagnosticeerde een geval spijtsyndroom en adviseerde geen water te drinken en uit de buurt van spijtlijders te blijven.
Onderweg naar het veld met spijtgrein kwamen Poes en heer Bommel toevallig bij het vernielde laboratorium, waar zij werden bijgepraat. Per ongeluk reed Bommel met zijn automobiel de wegfietsende zielkundige aan. Poes gaf dader en slachtoffer water. Foutje, besefte hij toen hij Wammes Waggel sprak. Waggel vertelde over de lekkere erretjes die hij in hij het riviertje kieperde. En ja, er was een man in het zwart. Tom wist hoe laat het was en nam zich voor daadkrachtig op treden.
Afgang snoodaard
Even later reden Waggel en Poes met de Oude Schicht naar Poes’ bescheiden huisje. Hij ging zijn huisje binnen en kwam naar buiten met de pardoes. Waggel was nieuwsgierig en Tom legde uit dat het vaasvormige een ding was om pret mee te maken.
Op de heuvel waar het spijtgewas woekerde beklaagde de spijtzaad oogstende Zwarte Zwadderneel zich over zijn lot. Tom en Wammes zagen hoe een horde doerakken op de prediker afstormde en met een krachtige ademstoot op de pardoes blies Poes ze omver. De prediker sprak van zegenrijk werk en Waggel vond het reuze enigjes en wilde ook blazen.
Poes wilde Waggel de lokpieper best laten uitproberen en ontkurkte daarom de andere opening ervan. Een door merg en been dringend fluitend geluid weerklonk en de lucht verduisterde door een nader vliegende zwerm spijtlijsters, die zich stortte op de spijtzaden. Wammes gaf zich over aan zijn pret en de Zwadderneel was de wanhoop nabij. Dit was precies wat Tom Poes beoogde. Verander de wereld, begin bij jezelf. Te veel berouw maakt de wereld slechter, niet beter. Mistroostig droop Zwadderneel af, maar het spoor van spijtleed dat hij had getrokken in de geesten en harten was nog niet uitgewist.
Mijn samenvatting stopt hierbij, maar niet Marten Toonders relaas over de onfortuinlijke ontwikkelingen die ondertussen hadden plaatsgevonden in Rommeldam. Ter geruststelling, de heer Bommel en de zielkundige heer Zielknijper herstelden zich de van de gevolgen van de aanrijding.
Personalia Zwarte Zwadderneel
De Zwarte Zwadderneel, alias Zwadke Korneliz, alias Cornelis Zwadder is een stripfiguur bedacht, beschreven en getekend door Marten Toonder. De stripfiguur is een prototypische en onverbeterlijke onheilprediker, die door boetedoening de wereld wil verbeteren. Volgens deze profeet moeten de mensen zich bekeren, om onheil te voorkomen. Zijn in het zwart geklede verschijning gaat vergezeld van een zwarte paraplu, om hem te beschermen tegen de regenbui die hem begeleidt, overal waar hij zich vertoont. ‘Om gelukkig te worden moet men eerst de wegen der smart bewandelen,’ is hem ten voeten uit. Klaas Driebergen schrijft in zijn boek Bommel en Bijbel: ‘Als Toonder in 1965 in een interview gevraagd wordt naar zijn lievelingsfiguur, antwoordt hij: Dat is moeilijk te zeggen. Een figuur die naar mijn gevoel geslaagd is, is de Zwarte Zwadderneel.’ De doemdenker figureert in diverse relazen van de Bommelsaga, waaronder Heer Bommel en de Zwarte Zwadderneel (1957) en De blijdschapper (1970).
Als er onweer in de lucht hangt, waart de Zwarte Zwadderneel rond. Bediende Joost kent daarover een oud rijmpje:
‘De wind is in de bomen,
De regen op ’t struweel.
Nu zal hij weldra komen:
De Zwarte Zwadderneel!’
Boeddha’s parabel over de twee pijlen
Mogelijk is het van de ene kant een grote overgang van de parabel van Toonder naar die van de twee pijlen van de Ontwaakte. Van de andere kant valt dit te bezien, het neologisme spijtlijden en de parabel van Toonder zijn duidelijke aanwijzingen voor de tweede pijl: spijt. Spijtlijden is volgens mij lijden aan spijt, of het lijden door spijt veroorzaakt.
De spijt die opduikt in het relaas van Poes en Bommel is veelkoppig. Bij Pieps van het stadslaboratorium en in het geval van echtgenote Grootgrut lijken spijt een emotionele reactie op geknakte en teleurgestelde ambities. Mogelijk dat hierbij ook een ervaren gevoel speelt van mondigheidsfalen, ook wel genoemd een gebrek aan assertiviteit. Toonder was een uitstekende aanvoeler en kritische observator van de tijdsgeest. Mogelijk verwijst hij naar het sentiment dat het niet realiseren van ambities, het tekort aan ambities en bescheidenheid zondes zouden zijn. Deze zondes zouden dan weer aanzetten tot spijt.
In weer andere gevallen is spijt een reactie op het tekort doen aan anderen, zoals bij Olivier en bij de journalist Argus. Ook lijkt het of sommigen, bijvoorbeeld verslaggever Argus versus hoofdredacteur O. Fanth Mzn tegen elkaar opbieden bij hun spijtbetuigingen. Een vorm van eigen leed eerst. Bij het echtpaar Grootgrut ziet men dit ook. Bij enkele beschreven uitbarstingen moest het huisraad, dan wel de inventaris het ontgelden, blijkbaar zat de gekwetstheid de spijter hoog. Of gehechtheid hierbij een rol speelt is een onderwerp voor studie. Mogelijk is spijt mede een van de onderliggende drijfveren van de Zwarte Zwadderneel, maar misschien is dit psychologie van de kouwe grond.
De twee pijlen parabel van de Boeddha, de Sallattha Sutta (SN 6:36), gaat over hoe we het best kunnen omgaan met onze gevoelens. Wanneer we iets tegen komen dat ons kwetst of zelfs maar irriteert, hebben we de neiging een hele reeks gevoelens uit de kast te trekken, die het aanvankelijke lijden verergeren. We geven ons over aan afkeer, aan verwijten, aan kritiek en we klagen. Het is net of we, nadat we geraakt zijn door de eerste pijl een tweede op ons zelf afschieten. Dit schiet dus niet op.
Een voorbeeld: de eerste pijl is een ziekte waaraan we lijden. De tweede pijl is onze emotionele reactie op die ziekte. De zorgen die we ons erover maken, beletten ons te slapen en we raken geprikkeld enzovoorts. Gevoelens van schaamte en spijt kunnen de kop opsteken. Emotioneel reageren op ons leed is natuurlijk en begrijpelijk. Een opeenstapeling van lijden als gevolg, is echter het paard achter de wagen spannen.
Uit eigen ervaring wist de Boeddha daarvan alles, van hem zijn dus geen verwijten aan ons adres. Omdat de preek van de Volmaakte is gericht aan monniken, is de instructieve toon anders dan wanneer hij zich zou richten tot leken. De onderscheidende factor is die tussen: ‘the well-instructed disciple of the noble ones and the uninstructed run-of-the-mill person.’ De discipel heeft geleerd de emoties die de eerste pijl kunnen vergezellen te herkennen; wat hun herkomst en aard zijn en heeft geleerd ze te neutraliseren. Daardoor zal de volgeling idealiter niet worden geraakt door de tweede pijl. De Verhevene: ‘Hij voelt één pijn: fysiek, maar niet mentaal.’ Dit is ook iets dat de leek ook kan leren tijdens meditatie bijvoorbeeld, maar niemand zegt dat dit eenvoudig is. Bij de bronnen vindt de lezer verwijzingen naar artikelen die mogelijk zinnig zijn.
Aansluitend en ten slotte een citaat uit een recent bericht van Jack Kornfield:
‘Dear Friends,
We have a choice.
Epidemics, like earthquakes, tornadoes and floods, are part of the cycle of life on planet Earth.
How will we respond?
With greed, hatred, fear and ignorance? This only brings more suffering.
Or with generosity, clarity, steadiness and love?
This is the time for love.
…
What can I do? What can we do?
In this moment we can sit quietly, take a deep breath, and acknowledge our fear and apprehension, our uncertainty and helplessness… and hold all these feelings with a compassionate heart. We can say to our feelings and uncertainty, “Thank you for trying to protect me,” and “I am OK for now.” We can put our fears in the lap of Buddha, Mother Mary, Quan Yin, place them in the hearts of the generations of brave physicians and scientists who tended the world in former epidemics.
…
When a baby is born our first response is love.
When a dear one dies, the hand we hold is a gesture of love.
Timeless love and awareness are who you are.
Trust it.
Dear Bodhisattva,
The world awaits your compassionate heart.
Let’s join in this great task together.
With metta,
Jack’