De makers in de culturele sector zijn er niet alleen voor het maken van schoonheid en vertier. Ze zijn er ook niet alleen voor het najagen van hun eigen dromen. Ze zijn er ook niet om afgeserveerd te worden als subsidieslurpers. Aan de kunst wordt flink verdiend, maar zelden door de makers zelf. En kunst is meer dan een schilderij aan de muur en een beeld in het park.
De bibliotheek zou een leeg gebouw zijn als er geen boeken worden geschreven, het museum zou leeg staan als er geen beeldend kunstenaars zouden zijn en het theater zou slechts een verzameling stoelen zijn zonder de acteurs of musici die een voorstelling maken of een concert ten gehore brengen. Het Museumplein in Amsterdam zou een enge buitenruimte worden zonder de mensen die onderweg zijn naar museum of concertgebouw. Nederland zou een eng en triest land worden. Zonder makers geen kunst en geen uitingen van cultuur en beschaving.
Geen kunst, geen economie
We staan er niet altijd bij stil, maar ook de dingen die we dagelijks in handen hebben komen voort uit de kunsten en zijn bedacht door de ‘makers’. De fluitketel met het vogeltje van Alessi, de fietsen van Koga, lantaarnpalen van Piet Zwart, verlichte fietspaden, het zou er allemaal niet zijn zonder de kunstenaars die het bedenken en vorm geven. De stoelen in de theaters, de boeken, de boekomslagen, de uitgevers, de curatoren, de directeuren van culturele instellingen, de designs van dekbedovertrekken en gordijnen, de koffieschenkers in de pauze, de bank waarop we zitten, de wanden in de Tweede Kamer, de tapijten in paleizen, de schilderijen van grote geesten uit de geschiedenis, de Ferrari ‘s en Lamborghini’s, de films over verleden en toekomst, de lamp op het bureau, vliegtuigen, de tekeningen in de rotsen, het zou er allemaal niet zijn. Er zou geen economie zijn zonder de kunsten, zonder de makers.
We zouden allemaal leven in een grauwe grijze wereld. De wereld van achter het ijzeren gordijn, de wereld van voor 1989 aan de andere kant van de muur. Een wereld zonder vooruitgang waar zelfs het dromen werd verboden. Waar iedereen werd opgeborgen in een mensenpakhuis met hooguit een Trabantje voor de deur.
Geen kunst, geen geld
Het is zelfs letterlijk te nemen. Zonder kunstenaars hadden we in ons kleine landje nooit het mooiste geld van de wereld gehad. Eppo Doeve, ontwerper van decors en tekenaar van boekomslagen tekende in de jaren vijftig onze bankbiljetten, de serie Erflaters, met portretten van grote Nederlanders uit het verleden. Maar vooral ook Robert ‘Ootje’ Oxenaar maakte voor ons briljante bankbiljetten. Je had niet alleen geld op zak, maar je liep rond met echte kunstwerken. Het vijftig gulden biljet met de zonnebloem, de Snip van honderd gulden en de vuurtoren van tweehonderdvijftig gulden. Geld was opeens de drager van een culturele boodschap. Het was revolutionair en zette Nederland op de kaart. Het ademde Nederlandse cultuur, weidevogels, landschap en vuurtorens langs de kust.
Wees zuinig op de kunsten, maar wees vooral zuinig op de kunstenaars, de makers van alles wat ons bindt, wat we maken en wat we verhandelen, pijlers onder onze economie. Vooral in tijd van crisis. Zonder makers is er niets.
Henk Molenaar zegt
Uhuh…pijlers onder onze economie. Vooral in tijd van crisis. Volgens mij mist hier wat realiteitsbesef: Corona steun banken aan bedrijven gaat naar €12,8 miljard en de overheid steunt voor meer dan 90 miljard, dat zijn pijlers. De wereld kan het uitstekend af met tijdelijk wat gratis amateurkunst.