‘Evam me sutam’, aldus heb ik gehoord.
Deze woorden werden uitgesproken door Ananda, de neef en persoonlijke verzorger van de Boeddha. Volgens de traditie had hij een uitzonderlijk geheugen en reciteerde hij, tijdens het eerste concilie dat vlak na de dood van de Boeddha werd gehouden, alle leerredes.
Evam me sutam is dan ook, traditiegetrouw, de aanhef van elke sutta in de Pali-Canon.
Al van in de tijd van de Boeddha vormen de uposatha de ruggengraat van het boeddhistische jaar.
Hierbij wordt de maankalender gevolgd. De vier maanstanden – volle maan, eerste kwartier, laatste kwartier en nieuwe maan, delen de maand op. Bij volle en nieuwe maan wordt er in de kloosters de kloosterleefregels gereciteerd en wordt er extra gemediteerd. De leken, die op die dagen de voorschriften extra proberen te volgen, komen naar de tempels om naar de voordrachten van de monniken te luisteren.
Ook de feestdagen zijn gekoppeld aan deze uposatha en dan vooral aan de volle maan dagen.
Evam me sutam, aldus heb ik gehoord…
De Boeddha verhaalt van de tijd voor zijn ontwaken. Hij geeft aan hoe hij leerde onheilzame gedachten te vervangen door heilzame. Deze methode is verrassend modern en blijkt succesvol in de huidige cognitieve psychotherapie.
Eens verbleef de Verhevene in Savatthi, in het Jetavana, het park van Anathapindika. Daar richtte hij zich tot de monniken:
“Monniken, voor mijn ontwaken, toen in nog een niet ontwaakte bodhisattha was dacht ik het volgende: “Als ik nu eens steeds mijn gedachten in twee categorieën zou verdelen.”
Zo zette ik mijn zinnelijke gedachten, mijn boze gedachten, mijn agressieve gedachten aan één kant en mijn gedachten aan verzaking, mijn gedachten die vrij waren van boosheid, mijn gedachten die vrij waren van agressie aan de andere kant.”
[Iets gelijkaardigs vinden we terug in het levensverhaal van Milarepa, de grote Tibetaanse yogi.
Milarepa, zo wil het verhaal, had in zijn grot een hoopje steentjes, witte en zwarte door elkaar. Bij een heilzame gedachte legde hij links, in een kom, een wit steentje en bij een onheilzame gedachte rechts een zwart. Hij bleef dit doen totdat de kom voor de zwarte steentjes leeg bleef.]
…”Terwijl ik zo niet aflatend, ijverig, resoluut verwijlde, rees er [soms] een zinnelijke gedachte in mij op.
Ik had dan het volgende inzicht:
“Deze zinnelijke gedachte leidt tot beschadiging van mijzelf, tot beschadiging van anderen, tot beschadiging van beiden. Zij staat inzicht in de weg, is verbonden met mentale problemen en leidt niet tot nibbana.
Dit overwegend, zakte deze gedachte weg. Zo, monniken, gaf ik een zinnelijke gedachte op. Steeds wanneer zij opkwam, verdreef ik haar, maakte ik er een einde aan.
Hetzelfde deed ik met boze en agressieve gedachten.”
“Monniken, waar een persoon veel aan denkt en overweegt, in die richting buigt zich zijn geest. Als iemand vaak zinnelijke gedachten najaagt en koestert, dan cultiveert hij deze gedachten, dan neigt zijn geest tot zinnelijke gedachten.
Hetzelfde geldt voor boze en agressieve gedachten.”…
[ Vervolgens geeft de Verhevene een gelijkenis:]
…”Het is te vergelijken met een herder die de laatste maand van het regenseizoen, wanneer het koren rijp op het veld staat, zijn koeien hoedt. Hij zal ze steeds met een stok daarvandaan slaan en meppen; hij zal ze tegenhouden [zo niet vertrappelen zij de oogst]. En waarom? Die koeherder ziet immers geseling, gevangenneming, confiscatie en berisping in het verschiet [omdat zijn koeien de gewassen vertrappelen]. Net zo zag ik het nadeel van onheilzame, zinnelijke gedachten.”
“Toen ik zo, monniken, niet aflatend, ijverig, resoluut verwijlde, rees er [soms] een gedachte aan verzaking [aan het opgeven van onheilzame gedachten en het cultiveren van heilzame] op.
“Ik had dan het volgende inzicht:
Deze gedachte aan verzaking leidt niet tot beschadiging van mijzelf, niet tot beschadiging van anderen, niet tot beschadiging van beiden. Zij bevordert inzicht, is niet verbonden met mentale problemen, leidt tot nibbana.
Als ik deze gedachte gedurende de dag en de nacht zou overwegen en koesteren, dan ervaar ik op grond daarvan geen angst. Maar wanneer ik haar te lang overweeg en koester, dan wordt mijn lichaam moe. Wanneer mijn lichaam moe wordt, dan raakt mijn geest verstoord. Wanneer mijn geest verstoord is, dan is mijn geest ver van concentratie.”
[De Verhevene verwijst hier naar de ‘middenweg’ (majjhima patipada). Inspanning op het edele achtvoudige pad, dat eindigt in de juiste concentratie (samma samadhi) en ontwaken (nibbana) is noodzakelijk, maar lichaam en geest mogen niet verkrampen. Extremen moeten daarom vermeden worden.]
“Monniken, waar een persoon veel aan denkt en overweegt; in die richting buigt zich zijn geest. Als iemand vaak de gedachte aan verzaking overweegt en koestert, dan cultiveert hij gedachten aan verzaking, dan neigt zijn geest tot de gedachte aan verzaking.
Hetzelfde geldt voor gedachten die vrij zijn van boosheid en agressie.”
“Het is te vergelijken met een herder die in de laatste maand van het hete seizoen, wanneer alle gewassen de dorpen zijn binnengebracht, zijn koeien hoedt. Terwijl hij aan de voet van een boom zit, hoeft hij er alleen maar op te letten dat de koeien in de buurt blijven. Net zo hoefde ik er alleen maar op te letten dat de heilzame gedachten er bleven.”
“Zo werd in mij energie opgewekt; een onvertroebelde aandacht rees in mij op, mijn lichaam was rustig, mijn geest geconcentreerd, eenpuntig.”…
Na zijn geest aldus voorbereid te hebben beschrijft de Verhevene vervolgens de meditatieweg (jhana) die hij tijdens de nacht van zijn ontwaken is gegaan:
In het eerste stadium voelde hij zich vrij van storende objecten die het voorwerp van verlangen zouden kunnen zijn en van onheilzame mentale toestanden zoals haat en begeerte. Hierdoor maakte een gevoel van lichamelijk welbehagen en vreugde zich van hem meester. Denken en overwegen bleef bestaan.
Geleidelijk namen de gedachteprocessen af en ontstond er een toestand van innerlijke rust; waarbij zijn geest op één punt gericht was. Het lichamelijke welbehagen en het gevoel van vreugde, nu ontstaan uit concentratie, duurden voort. Dit was het tweede stadium van meditatie, dat geleidelijk door het verdwijnen van het gevoel van vreugde overging in het derde stadium, waarin hij alleen nog maar lichamelijk welbehagen en concentratie van de geest ervoer.
Toen ook het besef van het lichaam verdween [het fysieke lichaam is er nog, maar het bewuste besef ervan verdwijnt naar de achtergrond] bleef er alleen nog een ervaring van zuivere gelijkmoedigheid en aandacht over, vrij van vreugde en leed. Deze toestand werd door de Boeddha aangeduid als het vierde stadium.
Door het opeenvolgend wegvallen van denkprocessen en gevoelens had hij een diepgaande transformatie van zijn geest bereikt; een toestand van uiterste helderheid en stabiliteit.
Maar dit was nog niet het Ontwaken dat hij zocht en hij zette zijn zoektocht verder.
Nadat hij zijn geest op deze wijze geconcentreerd en gezuiverd had en hem onwankelbaar maar toch soepel en hanteerbaar had gemaakt; richtte hij hem op de herinnering van zijn vroegere bestaansvormen. Dit was het eerste weten.
Vervolgens daagde het tweede weten; namelijk het inzicht in de ethische causaliteit: heilzame daden hebben na de dood een goede bestemming en onheilzame daden hebben een slechte bestemming tot gevolg [ karma, oorzaak en gevolg].
Tenslotte bereikte hij het derde weten, de kennis van de totale vernietiging van de mentale vergiften [begeerte, haat en onwetendheid].
Gotama was tot Ontwaken gekomen en was dus een Boeddha. Hij was van alle vormen van mentaal lijden bevrijd en daarmee uit de keten van wedergeboortes (samsara) verlost.
[Binnen de theravada traditie wordt deze weg als uiterst moeilijk (maar niet onmogelijk!) beschouwd. Er wordt vaak gezegd dat de doorsnee mens in dit leven hooguit het tweede meditatiestadium kan bereiken. Alleen al de juiste voorbereiding tot de meditatie is een hele opgave.](2)
…”Het is te vergelijken, monniken, met een groot, laag gelegen moeras in een bos of in de wildernis, in de nabijheid waarvan een grote kudde herten verblijft.
Stel dat daar een man zou opduiken die uit was op hun ongeluk, op het verstoren van hun rust. Hij zou het veilige pad, dat daar was, afsluiten en een gevaarlijk pad openleggen. Hij zou een tamme hertenbok neerzetten en een tamme hinde opstellen. Zo zou die grote hertenkudde na verloop van tijd tot rampspoed komen en sterk in aantal afnemen.
Stel dat daar een andere man zou opduiken die uit was op hun geluk, op hun heil, op hun veiligheid. Hij zou het veilige, zekere pad, dat met vreugde te begaan is en dat daar al was, weer openleggen en het gevaarlijke pad afsluiten. Hij zou de tamme hertenbok wegjagen en de tamme hinde doden. Zo zou die grote hertenkudde na verloop van tijd tot groei en bloei komen en sterk in aantal toenemen.”
“Monniken, dit is de betekenis van deze vergelijking:
‘een groot laaggelegen moeras’ is een term voor de geneugten,
‘een grote kudde’ is een term voor de wezens,
‘een man die uit is op hun ongeluk’ is een term voor Mara, de Boze,
‘een gevaarlijk pad’ is een term voor het verkeerde achtvoudige pad,
‘een tamme hertenbok’ is een term voor de passie van vreugde,
‘een tamme hinde’ is een term voor onwetendheid,
‘een man die uit is op hun geluk’ is een term voor de Voleindigde,
‘het veilige, zekere pad, dat met vreugde te begaan is’ is een term voor het edele achtvoudige pad.”(3)
“Zo, monniken, heb ik het veilige, zekere pad, dat met vreugde te begaan is, opengelegd en het gevaarlijke pad afgesloten; de tamme hertenbok weggejaagd en de tamme hinde gedood”
“Wat door een meedogende leraar, die uit is op het heil van zijn leerlingen, gedaan moet worden, dat heb ik voor jullie gedaan.
Hier hebben jullie de voeten van de bomen, hier hebben jullie de lege hutten. Mediteert ( jhana ) monniken, weest niet nalatig, opdat jullie later geen spijt zullen hebben! Dit is mijn instructie aan jullie.”
Aldus sprak de Verhevene. De monniken waren verrukt en verheugden zich over zijn woorden.
(sutta ingekort)
1.Tenzij anders vermeld komen alle citaten van de Pali-Canon uit de vertalingen van Jan de Breet & Rob Janssen. Uitg. Asoka;
2.’Aldus sprak de Boeddha’ Jan de Breet & Rob Janssen Asoka 2007
- Het edele achtvoudige pad.
Juiste zienswijze: onderkennen wat heilzaam en onheilzaam is; het kennen van de vier edele waarheden; de aard kennen van gevoelens en zintuiglijke indrukken (de zes zintuigen: zien, horen, ruiken, proeven, voelen en denken)
Juiste gerichtheid: de geest gericht houden op het uiteindelijke doel: ontwaken. Wanneer iemand zijn gedachten en overwegingen in een bepaalde richting laat gaan, dan zal zijn geest in die richting buigen (bijvoorbeeld: zachtmoedigheid of boosheid…)
Juiste spreken: niet liegen, niet schelden of roddelen, niet zinledig babbelen of tweedracht zaaien.
Juiste handelen: niet doden, niet stelen, niet verdoven met bedwelmende middelen, zich op seksueel gedrag niet misdragen.
Juiste wijze van levensonderhoud: geen beroep uitoefenen waarmee men andere levende wezens schade berokkent (wapenverkoop, handel in dieren en mensen, verdovende middelen en vergiften).
Juiste inspanning: het opkomen van onheilzame, slechte gedachten voorkomen; het stoppen van reeds opgekomen onheilzame, slechte gedachten; het laten opkomen van heilzame gedachten en het laten voorbestaan en cultiveren van reeds opgekomen heilzame gedachten.
Juiste aandacht: zich helder bewust zijn van de staat waarin het lichaam verkeert, van de gevoelens die men koestert, van de geestestoestand waarin je, je bevind (bijvoorbeeld: vervuld zijn van haat of verstrooid zijn); en van de mentale factoren die op dit moment een rol spelen (bijvoorbeeld: zich bewust zijn van geestelijke sloomheid en traagheid als één van de vijf hindernissen).
Juiste concentratie: bestaat uit het beoefenen van de vier meditatiestadia (jhana) zoals beschreven bij het proces van ontwaken van Gotama. De vierde jhana is een voorwaarde voor het ontstaan van bevrijdend inzicht en transformatie van de persoonlijkheid; die bestaat uit de vernietiging van begeerte, haat en verwarring (de drie mentale vergiften).
*Het verkeerde achtvoudige pad, zoals hoger in de tekst vermeld, is dan gewoon het tegengestelde van het juiste edele achtvoudige pad (bijvoorbeeld: het niet onderkennen van wat heilzaam of onheilzaam is of wel een beroep uitoefenen waarmee men levende wezens schade berokkent).
kees moerbeek zegt
‘Evam me sutam’, het zal, maar wat is je punt?
Ik twijfel er niet aan dat je de leer juist verkondigt. Hoe kunnen leerstelligheden inclusief () en [] ons in deze tijd helpen?
Ik zeg niet dat je dit beweert, maar ‘juiste aandacht’ is geen Haarlemmerolie (Hollands gezegde) waarmee alles opgelost zou zijn. Nogmaals ik zegt niet dat je dit beweert.
Je schreef je tekst op 22 april 2020. Wat wil je ons melden en wat verlang je van ons?
G.J. Smeets zegt
Kees,
Goede vragen van je. Op de keper beschouwd is dit stukje, evenals de andere in de serie, niet meer dan dumpen van linkjes naar de Pali canon. En gezien het feit dat de auteur wel een reactie-mogelijkheid geeft maar zelf nooit reageert op reacties kwalificeer ik het als trollen: iets in de vijver gooien en inhoudelijk niet reageren op de golven die ervan komen.
Joop Ha Hoek zegt
Het zijn inderdaad suttas die Andre Baets in zijn door de BD-redactie gewaardeerde serie Buddhavacana beschrijft. Ze zijn tijdloos. En afkomstig van de Boeddha zelf (of van zijn neef). Geniet ervan. De antwoorden staan in de tekst zelf.
G.J. Smeets zegt
“Ze zijn tijdloos. En afkomstig van de Boeddha zelf (of van zijn neef)”
Dat is nepnieuws, desinformatie dus, mijnheer de redacteur. Maar ook daar kan ik van genieten.