Studenten, volgers, staf en bestuur van boeddhistische gemeenschappen stellen zich soms keihard en ongenaakbaar op tegen klokkenluiders en slachtoffers van misbruik in die organisaties. Als ze vaak na jaren van slachtofferschap de moed hebben de dader en zijn organisatie in het openbaar aan te klagen worden slachtoffers niet gehoord en weggetreiterd door hun mede sanghaleden, staf en/of leraar. Ze voelen zich in de steek gelaten, kapotgemaakt, eenzaam en raken gedeprimeerd of erger. Er zijn er die een eind aan hun leven maken. Wat is dat toch dat boeddhisten die de mond vol hebben van empathie en compassie en de bodhisattva gelofte- redden wie er te redden valt, de slachtoffers, hun boeddhistische vriend zo in de steek laten?
In hun artikel Heroism vs. the bystander effect in Psychology Today van 30 april 2018 gaan de psychologen Rosemary K.M. Sword and Philip Zimbardo Ph.D. in op het fenomeen van niet-helpen.
Velen van ons proberen te leven volgens het altruïstische spreekwoord Behandel anderen zoals je zelf behandeld wil worden. De schrijvers noemen dit the golden rule ( de gouden regel). Die regel lijkt tegenwoordig, in plaats van puur altruïstisch te zijn: ik zal anderen nu helpen en op een dag, wanneer ik hulp nodig heb, zullen anderen er voor mij zijn, steeds minder vaak van toepassing.
Niet altijd krijgen mensen die hulp nodig die aangeboden. We draaien ons hoofd af en lopen snel door. Dit gedrag komt zo vaak voor dat onderzoekers het een naam hebben gegeven; ze noemen het The Bystander Effect of Bystander Apathy. De term werd bedacht door de sociaal psychologen John Darley en Bibb Latane, die les gaven in NYC in de jaren zestig toen in een groot appartementencomplex Kitty Genovese werd vermoord. De buren hoorden het geschreeuw van het slachtoffer maar kwamen haar niet te hulp. Waarom niet?
Als mensen denken we allemaal maar al te graag dat we hulp zouden bieden als dat nodig is. Maar in werkelijkheid doen de meesten van ons dat niet; het is ongemakkelijk, of we willen er niet bij betrokken raken, of we denken dat iemand anders zal helpen. Ze nemen echter wel de tijd om het evenement te fotograferen of op video te zetten en op het internet te plaatsen. Verrassend genoeg hebben studies van de afgelopen 45 jaar aangetoond dat hoe meer mensen een noodsituatie waarnemen, hoe kleiner de kans is dat zij zullen helpen. Wat gebeurde er met de gouden regel? En wat kunnen we doen om meer maatschappelijk betrokken te zijn?
Waarom we niet helpen
Een van de redenen kan zijn dat als een situatie onduidelijk is, we wachten op aanwijzingen van anderen. We nemen dan beslissingen die (soms ten onrechte) gebaseerd zijn op het handelen, de reactie of het gebrek aan handelen van anderen. Dit staat bekend als pluralistische onwetendheid – wanneer de meerderheid van de factie privé iets gelooft, maar ten onrechte aanneemt dat anderen het tegenovergestelde geloven.
Het resultaat is dat ze zich schikken naar wat ze denken dat anderen geloven, op basis van wat we aannemen dat anderen weten. Pluralistische onwetendheid komt vaak en in uiteenlopende situaties voor, zeggen de schrijvers van dit artikel.
In haar artikel, “Waarom helpen we niet? Less Is More, in Least When It Comes to Bystanders,” deelde Melissa Burkley een paar belangrijke voorbeelden van pluralistische onwetendheid die helpen verklaren waarom haar studenten er vaak niet in slagen om vragen te stellen in de klas. Een van haar studenten snapt de zojuist behandelde lesstof en wil Burkley om opheldering vragen. Alvorens haar hand op te steken, zal de student waarschijnlijk de ruimte in kijken om te zien of andere studenten het ook niet begrijpen en hun hand opsteken.
Als dat niet het geval is zal ze tot de conclusie komen dat zij de enige is die het lesmateriaal niet heeft begrepen. Om er niet dom uit te zien, kan ze besluiten haar vraag niet te stellen. Burkley ontdekte dat als één student onzeker is over de lesstof de kans groot is dat het grootste deel van de klas het ook niet snapt en onzeker is. Dus in deze situatie lijdt de klas aan pluralistische onwetendheid. Daardoor spreekt niemand zich uit en blijven ze allemaal met vragen zitten.
Hetzelfde proces kan zich voordoen wanneer we getuige zijn van een dubbelzinnige noodsituatie. Omstanders kijken meestal naar elkaar om te bepalen of ze getuige zijn van een misdrijf, en als niemand reageert, zullen ze allemaal tot de conclusie komen – in veel gevallen ten onrechte – dat dit geen noodsituatie is. Als gevolg daarvan helpt niemand.
Spreiden van verantwoordelijkheid
Volgens studies van wetenschappers Darley en Latane is de spreiding van verantwoordelijkheid (het niet nemen van verantwoordelijkheid) de tweede reden voor het zogenoemde omkeereffect, je afzijdig houden. In hun jaren van onderzoek ontdekten ze een paradox: hoe groter het aantal ooggetuigen, hoe minder verantwoordelijkheid elke getuige voelde om te helpen. Hoe komt dat? Als iedereen veronderstelt dat iemand anders zal helpen, helpt niemand echt. Na een interview met de deelnemers aan het onderzoek ontdekten ze dat hun proefpersonen (omstanders) zich zeker niet afzijdig wilden houden, maar dat ze zich niet persoonlijk genoeg verantwoordelijk voelden om iets te doen. Als er anderen aanwezig zijn, helpen mensen meestal maar in 20 procent van de tijd – maar als er maar één omstander is, neemt de kans om te helpen toe tot 80 procent. Toch weten we over het algemeen niet hoe sterk we beïnvloed worden door de aanwezigheid van anderen. Wat is die onzichtbare sociale norm die naar boven komt in die overvolle omstandersituaties?
Het bijzondere is dat als de deelnemers aan dat onderzoek naar een video van dergelijke situaties kijken, ze voor de voor de volle 100% zouden antwoorden dat ze zouden ingrijpen; dit betekent dat onze goede bedoelingen worden overschaduwd door de externe sociale norm zoals die ter plekke geldt.
Als we ons bewust zijn van pluralistische onwetendheid en de spreiding (niet nemen) van verantwoordelijkheid, kunnen we die machtige onzichtbare barrières doorbreken en actie ondernemen. Zodra een persoon helpt, zullen anderen vrijwel direct meehelpen vanwege de nieuwe sociale norm: Doe iets nuttigs.
De psychologen noemen ook het directe contact tussen hulpverleners als drijvende kracht: als je hulp nodig hebt om een ander te helpen, kijk dan een andere toeschouwer recht in de ogen en vraag om hulp. Een persoonlijk beroep op een specifiek persoon doorbreekt de afwachtende houding.
Held-in-wording
Het Heroic Imagination Project (HIP) werd ontwikkeld door Phil Zimbardo om mensen de vaardigheden en het bewustzijn bij te brengen die nodig zijn om effectieve beslissingen te nemen in uitdagende situaties. Ieder van ons is een held-in-wording, en door het aanleren van een aantal basisvaardigheden worden we helden-in-opleiding. Een aantal programma’s is ontworpen om mensen te helpen zinvolle inzichten en concrete instrumenten te verwerven die ze dagelijks kunnen gebruiken om negatieve situaties te transformeren en positieve verandering te creëren. Mensen van alle leeftijden leren alledaagse helden te zijn door op te staan, zich uit te spreken en verstandig en effectief te handelen.
Ieder van ons heeft een innerlijke held, stelt Zimbardo, waarop we in geval van nood een beroep kunnen doen. Als je denkt dat er zelfs maar een mogelijkheid is dat iemand hulp nodig heeft, doe er dan iets aan. De sleutel is om een alledaagse held te leren worden die egocentrische behoeften onderdrukt om sociaal-centrisch te worden. Niet meer Ik en Mij. Help in plaats daarvan een wereld te creëren waarin de focus ligt: Wij en wij. Jouw effectieve, reflecterende actie kan een leven redden. Jij bent de held die van de wereld een betere plek voor ons allemaal maakt, te beginnen in je gezin, school, het bedrijfsleven en de gemeenschap.
Bystander intervention in emergencies: Diffusion of responsibility by Darley, J. M. & Latané, B. (1968). Journal of Personality and Social Psychology
The unresponsive bystander: why doesn’t he help? by Darley, J. M., & Latane, B. (1970). New York, NY: Appleton Century Crofts.
Why Don’t We Help? Less Is More, at Least When It Comes to Bystanders by Melissa Burkley. Psychology Today, November 4, 2009.
Why Crowds Make Us Callous by Sam Sommers, Psychology Today, October 19, 2011.
Living & Loving Better by Phil Zimbardo and Rosemary Sword, McFarland, October 2017.
G.J. Smeets zegt
Joop,
interessante informatie over sociaal-psychologisch onderzoek. Maar ik zie zo een twee drie niet de relevantie daarvan voor wantoestanden in religieuze en hiërarchisch opgezette congregaties zoals sommige boeddhistische sangha’s.
We hebben het over sommige sangha’s waar (financiële, seksuele) uitbuiting geen incident is maar onderdeel van het spel. En dat is hoe-dan-ook-georganiseerde misdaad. Spirituele mafia. Het specifieke kenmerk van mafia is dat het gebaseerd is op uitruil van gunsten: iedereen van hoog tot laag doet mee aan algemene goedgeefsheid. Het is de donkere kant van de goedbedoelde bodhisattva-gelofte en van zogeheten dhana in het algemeen.
Het punt is m.i. dat bij die ruil geen zwart-op-wit afspraken worden gemaakt met als gevolg dat gedupeerde klagers zich nergens op kunnen beroepen. Ze hebben geen poot om op te staan, psychisch niet, groepsdynamisch niet en juridisch niet.
Effe concreet. In Zen Centrum Amsterdam is nu herrie vanwege de ceremoniële ontvangst onlangs van Dennis Merzel door Nico Tydeman. Merzel is een wereldwijd bekende spirituele mafia baas [hier http://hardcorezen.blogspot.com/2011/02/disrobing-genpo_11.html de details]. Tydeman heeft de gunst geaccepteerd dat hij (Tydeman) als ‘roshi’ in de zen-boeddhistische boekhouding is opgenomen onder de naam Hemels Licht. En hij kondigt meteen aan dat hij vijf getrouwen op het oog heeft voor ‘transmissie’. In gunst-gebaseerde kringen is dergelijk aanbod welhaast onweerstaanbaar.
Louis zegt
Ik denk dat de relevantie gelegen is in het feit dat sanghaleden kunnen leren zien welke krachten hen ervan weerhouden zich uit te spreken en kunnen leren hun moed te mobiliseren. De diepere redenen van het niet handelen die hierboven beschreven worden, overstijgen specifieke situaties.
G.J.Smeets zegt
Louis, ik snap wat je bedoelt en wat het stuk van Joop bedoelt: moed verzamelen. Het aandachtspunt in mijn reactie hierboven was / is nu net dat in een (sub)cultuur van gunstverlening niemand die zich gedupeerd voelt een poot heeft om op te staan, juridisch niet, psychisch niet en ook groepsdynamisch (daarover gaat de info van Joops stuk) niet. Met andere woorden: wie in zo’n (sub)cultuur een gedupeerde klager steun aanbiedt doet het a) cultuur-getrouw om de gedupeerde een gunst te verlenen ofwel b) om de cultuur van gunstverlening aan de kaak te stellen.
Dat laatste is au fond deserteren, het kamp verlaten, Ausstieg, dropping out. Daarvoor is een beetje moed nodig maar vooral vastberadenheid om er niet meer aan mee te doen. Het punt van elke sangha, familie, clan of subcultuur is nu net ‘meedoen’. Niet meer meedoen is verraad en laat dat nu net het grote taboe zijn binnen alle gunstverlening verenigingen.
Clementine zegt
Goed gesproken.
Louis zegt
Hoe dan is een oprechte sangha mogelijk? Als de cultuur van dienstverlening in het licht wordt gezet, dan betekent dat niet automatisch dat de klokkeluider de sangha moet verlaten. Hij/zij is niet alleen. Moeilijk zal het zijn.
G.J. Smeets zegt
Louis, een oprechte sangha is enkel en alleen mogelijk als de eindverantwoordelijke oprecht is. Zo simpel en dus moeilijk is het.
Klokkeluiders staan altijd voor de vervelende keus: uit hun vereniging stappen en ergens anders iets nuttigs gaan doen, of lid blijven en proberen de (sub)cultuur te veranderen. Dat is een puur individuele overweging die ieder voor zich maakt. Geloof me maar op mijn blauwe ogen als ik zeg dat elke poging om de (sub)cultuur te veranderen zonder effect is als de eindverantwoordelijke er niet mee accoord is.
Louis zegt
Is de conclusie houdbaar dat niet een persoon eindverantwoordelijke moet zijn?
G.J. Smeets zegt
Daar is wat voor te zeggen, Louis. Een bestuur is het gebruikelijke alternatief. Maar dan moet dat bestuur niet aan de leiband van een ‘geestelijke leider’ zitten. Zoals het geval was bij de crisis binnen ZCA ruim twee jaar geleden; er is toen maar 1 bestuurslid afgetreden en uit de sangha gestapt. En nu is er daar weer heibel over dezelfde thematiek: de gedragslijn van de geestelijke leider.
Een ongebruikelijk alternatief is hoofdelijke stemming onder alle sangha-leden bij dergelijke ingrijpende kwesties. Eigenlijk gek dat van dit alternatief nauwelijks gebruikt wordt gemaakt. Ook weer niet gek want hoofdelijke stemming betekent: iedereen met de billen bloot en open kaart. En dat is iets waar onderlinge gunstverleners niet tuk op zijn.