In 2010 nam Harry Kuitert (1924-2017) het eerste exemplaar in ontvangst van mijn boek ‘Zingeving als spel: Over religie, macht en speelse spiritualiteit’. Ik had hem uitgenodigd omdat hij kennis had gemaakt met synodale machthebbers die het zingevingspel versjteerden. En ook omdat hij oog had voor het menselijke spelen met betekenissen. Zo had hij de scholastiek ‘een grandioos spel’ genoemd.
Ik wilde hem ook wel uitdagen. Kuitert liet op zijn pelgrimsweg steeds iets weg uit het rugzakje van het christelijk geloof. Mijn spelrecept was: gun elk mens zijn eigen levensbeschouwelijke bagage, maar laat vooral zien dat iedereen, gelovig èn ongelovig, speelt met betekenissen.
Kuitert zei na afloop: ‘Je hoort nog van me’. Een paar maanden later mailde hij een uitgebreide reactie. Hij had zo zijn bedenkingen. Het spel was voor hem uit zodra hij het door had. Godsdienst bestond bovendien niet zonder machtsuitoefening. Dus als ik probeerde gelovigen uit het diensthuis van hun religieuze machthebbers te leiden, hield hun religie dan niet op te bestaan? Uitnodigende doordenkers, begin van een gedachtewisseling.
Ik bleef per saldo mijn spelrecept toch maar uitspelen. Immers, je kunt in het spel opgaan en vergeten dat je speelt. Spel vergt ernst. En macht is weliswaar alomtegenwoordig, maar kan wel kritisch en hinderlijk gevolgd worden.
Aan het eind van ons mailgesprek kwam Kuitert toch een eindje mijn kant op: ‘Ik ben helemaal in jouw lijn als ik de psalmen van mijn jeugd bezig ben te zingen, zelfs op de fiets, en merk dat ze me nog steeds kunnen ontroeren.’
Dat vond ik een mooi voorbeeld van speelse spiritualiteit.