‘Chef gelooft niet in een scheppende God, maar noemt zich niet vaak atheïst, omdat hem dat weer in een hokje plaatst. En hij haat hokjes,’ lees ik op de ochtend van 18 september in de dagelijkse bijdrage van de chef van de Kloosterbunker. Mooi. Ik houd ook niet van hokjes. Hokjes zijn mij veel en veel te benauwd! Maar wanneer je ben je eigenlijk atheïst?
Het voorvoegsel a- wijst op ‘nee’, ‘niet’, ‘zonder’ … dat soort zaken. Is een a-theïst dan iemand die zegt dat er geen god is? Weet ik niet. Zegt ie dan dat er misschien wel een god is, maar dat ie die god gewoon niet erkent? Weet ik niet! Het enige dat ik weet is dat ie zegt atheïst te zijn. En zelfs daar ben ik niet zeker van, want misschien zegt ie dat niet eens zelf maar zeggen ander dat over hem. Kortom: wat zegt dat eigenlijk, atheïst zijn? A-wat?
Een theïst gelooft dat er tenminste één god bestaat en soms zelfs meer dan één. In de vroegste geschriften van het boeddhisme kun je over allerlei goden lezen die met Gautama in gesprek gaan. In dat licht bezien is iemand die de Tripitaka (de vroegste geschriften van het boeddhisme) serieus neemt allesbehalve een atheïst. Tenzij… ? Tenzij die iemand ervan uitgaat dat die goden helemaal niet echt zijn, en de gesprekken die deze gefantaseerde figuren met Boeddha voeren louter ‘bij wijze van spreken’ bestaan omdat je anders een in zichzelf murmelende monnik overhoudt.
In het boeddhisme heb je allerlei stromingen, waarvan sommige in mijn ogen gewoon theïstisch zijn. Zij erkennen meerdere goden en halfgoden, in allerlei rangen en standen. Wat dat betreft kun je het vergelijken met de Griekse mythologie, met Zeus als hoogste baas en een hele schare goddelijke familieleden, bastaards en weet ik wat nog meer.
Hoe meer ik over goden, halfgoden, religies, godsdiensten en wat al niet meer lees, hoor en nadenk, hoe meer ik erachter kom dat ik daar maar niet te veel over moet lezen, horen en nadenken, want ik word er hoorndol van. Iedereen heeft gelijk! Niemand heeft gelijk! En ik heb er inmiddels geen enkele behoefte meer aan om gelijk of ongelijk te hebben, te krijgen, of zelfs maar te vermoeden. Daarmee zeg ik niet dat ik opgehouden ben te beschouwen, opgehouden ben mij te verwonderen of opgehouden ben alles te nemen zoals het tot mij komt om daar vervolgens wel of niet op te reageren. Ik heb gevoelens, en meningen die niet in beton zijn gegoten. Ik leef de weg van de minste weerstand, net als water! De kracht van water is enorm… maar daar schrijf ik later misschien een keer over.
Terug naar het atheïsme. Er zijn mensen die het begrip ‘god’ ervaren of zien als een symbool voor het goede. Niks mis mee. Maar dan moet je consequent zijn en dat betekent dat je als atheïst ook geen geloof kunt hechten aan het woord ‘god’ als symbool voor het goede. Mijn vraag nu: is er een alternatief? Een beter symbool? Of schudden we alle symbolen en concepten als druppels uit onze vacht en gaan we verder zonder … Ik voorzie dan wel wat communicatieproblemen, want zonder symbolen en concepten wordt het uitermate lastig om het met elkaar ergens over te hebben. Iedere taal bestaat uit symbolen en iedere conversatie is alleen mogelijk door concepten te gebruiken. Andere woorden voor ‘concept’ zijn bijvoorbeeld: begrip, idee, voorbeeld, voorlopige formulering… En er bestaan meer betekenissen.
Laat ik afsluiten met het volgende: ik blijf het begrip God voorlopig nog gebruiken als symbool voor … (lees mijn bijdragen van afgelopen en komende tijd). Het is (voor mij) een bruikbaar concept.