“Consciousnes cannot be accounted for in fysical terms. For consciousness is absolutely fundamentel. It cannot be accounted for in terms of anything else”.
Citaat van Erwin Schrödinger, natuurkundige, beroemd door zijn bijdragen aan kwantum fysica.
Wanneer we zeggen dat we bewustzijn hebben, dan bedoelen we dat we een innerlijke beleving hebben gebaseerd op sensaties en gevoelens. Deze beleving is strikt privé. We denken dat bewustzijn niet voort komt uit materie (de hersenen), maar uit iets ondefinieerbaars dat fundamenteel is. We denken dat er een kosmische intelligentie is die aan de basis staat van ons bewustzijn. Die intelligentie kunnen we wordingsdrang noemen of zoals Schopenhauer deed “de Wil”.
Alles in het universum begint vanuit deze wordingsdrang en alles is ermee doordrenkt. Het beeld van de rivier met diverse draaikolken kan helpen ter verduidelijking. De rivier staat in deze analogie voor alles en draaikolken (materie) komen voort uit die rivier, zonder dat deze daarbij iets af doen aan die rivier. Draaikolken zijn een onderdeel van de rivier, bestaan uit dezelfde substantie en zijn te onderscheiden en zullen in de toekomst weer rivier zijn. In deze gedachtengang ontstaat bewustzijn dus niet vanuit materie (hersenen), maar materie (draaikolk) uit bewustzijn(rivier). Als we geboren worden komen we voort uit de al omvattende Wil of kosmische intelligentie en we starten als potentie en ervaring. We ervaren de wereld vanuit ons gezichtspunt en we vergeten dat we afkomstig zijn uit de kosmische intelligentie. De draaikolk vergeet dat hij uit de rivier afkomstig is en er weer toe zal terugkeren. We identificeren ons totaal met ons lichaam en onze “ik-beleving” en daarmee vergeten we wie we in wezen zijn.
Op basis van wat we meemaken trekken we conclusies en delen we in. Eén van de indelingen is die tussen “Ik” versus “de wereld” (de draaikolk en de rivier). Is het aanvankelijk -in-de-wereld-zijn, bij het opgroeien wordt het steeds meer -ik-en-de-wereld-. Het ‘ik-besef’ wordt steeds dominanter en we gaan ‘geloven’ dat we een afgescheiden ‘ik’ zijn. We vergeten dat we slechts een draaikolkje zijn in de rivier.
Het ‘ik’ (de linkerhemisfeer-activist) maakt een model van de wereld. Mensen worden ingedeeld in deugers en niet-deugers, mannen en vrouwen, homo’s en hetero’s. De hele wereld wordt ingedeeld, oorlogen worden gevoerd, mensen zonder pardon vermoord. Op basis van een model, een geloof, een gedachtengang. Voorbeeld: onder het begrip LHBTIQ+ vallen lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transseksuelen, interseksuelen en queers. Deze categorieën worden gehanteerd alsof ze feitelijke aparte entiteiten zijn.
Bij de start van groep één van de basisschool zien de kinderen andere kinderen en de juf. Hun rechterhemisfeer is nog dominant, ze ervaren. Twintig jaar later zijn deze kinderen volwassen en zien ze mannen en vrouwen, blanke en donkere mensen, Joden en Palestijnen, succesvolle mensen en mensen die mislukt zijn, slachtoffers en daders.
Veelal loyaal aan het gezinssysteem waarin we opgroeiden hebben we kernovertuigingen van onze ouders overgenomen en dat beïnvloedt onze aandacht en perceptie. We ontwikkelen ons als categoriseer-automaten en we gebruiken de categorieën om in te delen in goed en fout. We delen onszelf ook in, voor de buitenwereld en ook voor onszelf. Een vierjarig meisje zei tegen haar vader dat ze liever een jongen was, want jongens zijn stoerder. Haar vader legde haar uit dat meisjes en jongens even stoer kunnen zijn, dat we vrij zijn in plaats van ons gevangen te geloven in een categorie. Vrij zijn is een eigenschap van de wordingsdrang, waar we uit afkomstig zijn en mee doordrenkt zijn.
Wie ik wezenlijk ben? Een kind in groep één is wat het ervaart of heeft hij of zij misschien ook al kernovertuigingen geleerd van zijn ouders? Dat zou spijtig zijn. Als we volwassen zijn weten we niet meer wie we wezenlijk zijn, we hebben ons vaak vereenzelvigt met de geleerde categorieën. We zijn gaan geloven dat materie fundamenteel is en we hebben de illusie ontwikkeld dat we ons lichaam zijn. Veel categorieën zijn gebaseerd op trauma’s en overlevingsgedrag van de ouders en de ouders leerden weer categorieën van hun ouders. Een categorie is het begin van buitensluiten, van polarisatie, strijd en oorlog.
In het begin van de oorlog stonden Zelensky en Poetin volgens journalisten dicht bij een vredesakkoord. Maar de NAVO voelde daar niets voor. Boris Johnson zelf zou naar Kiev gereisd zijn om duidelijk te maken dat er met Poetin niet onderhandeld mocht worden. We ondertekenen niets, let’s just fight, zou hij gezegd hebben. Geloven in categorieën en deze hanteren als ware entiteiten brengt ons weg van het besef van verbondenheid. In ons wezen zijn we allemaal gelijk en in onze verschijning en wordingsproces zijn we uniek. Des te meer we ons vereenzelvigen met categorieën des te meer geloven we in ons gescheiden zijn. Vervolgens kunnen we ons gerechtvaardigd ervaren oorlog te voeren, omdat andere mensen van ons “verschillen”. Wij zijn goed, met als noodzakelijk gevolg dat die anderen niet goed zijn. Dat houdt een dergelijke classificatie in, anders heeft het geen zin.
Maar wie zijn we nu eigenlijk? Alle classificaties vertellen niet wie we zijn, het vertelt ons waar we ons mee identificeren en vereenzelvigen. Misschien hebben we dit nodig om ons te onderscheiden van elkaar en kunnen we het gebruiken in het raamwerk van goed en fout. We willen de stelling innemen dat we voor wie we zijn niet samenvallen met welke categorie dan ook. We zijn dynamisch en niet te vatten in statische concepten. De vraag wie ik ben beantwoorden in statische concepten lijkt ons dan ook zinloos. Wat kunnen we dan zinvol antwoorden op de vraag wie we zijn? We kunnen vertellen wat onze zintuigen ons kenbaar maken, we kunnen iets vertellen over wat we denken, geloven en wat we emotioneel en fysiek voelen en dan houdt het op. We zijn de waarnemer en het waargenomene en in ons wezen zijn we allemaal hetzelfde.