Emeritus-hoogleraar sociologie aan Universiteit van Amsterdam Kees Schuyt publiceerde kortgeleden zijn boek Begrensde tolerantie. Het idee en het begrip vinden hun oorsprong tijdens de strijd om godsdienst- en gewetensvrijheid in de 16de en 17de eeuw in Europa. ‘Het begrip ‘tolerantie’ werd vooral aangewend tegen de onderdrukking en terdoodveroordeling van ketters en andere religieuze dissenten.’ Dit artikel gaat met grote stappen door zijn boek.
In wetenschappelijke studies over tolerantie bestaat er volgens de auteur grote overeenstemming over de omschrijving van tolerantie en van intolerantie.
‘Tolerantie bestaat feitelijk uit het bewust achterwege laten van een negatieve reactie jegens iets of iemand, waartegen men reële en serieuze bezwaren heeft. Het is een samengaan van een afkeurende houding tegenover ideeën, opvattingen, gedragingen, groepen of organisaties met het nalaten, al of niet tijdelijk, van een negatieve houding.’
‘Intolerantie bestaat uit het samengaan van een negatieve houding met het juist wél voltrekken van een negatieve handeling. De negatieve reactie kent veel gradaties: van gemene, hatelijke opmerkingen, beledigingen, via sociale of juridische discriminatie en uitsluiting, tot onderdrukking, gevangenschap, fysieke mishandeling, marteling en moord; vernietiging van mensenlevens’, inleiding bladzijde 10.
Gradaties
Ondanks het feit dat het begrip in de loop van de geschiedenis verschillende betekenissen kreeg, bleef de grondbetekenis herkenbaar. Kort en bondig noemt Schuyt tolerantie op bladzijde 8: ‘de onderdrukking van de neiging anderen te onderdrukken.’ Hij onderscheidt drie gradaties van de grondbetekenis.
De eerste gradatie is tolerantie als vreedzame co-existentie. Men geeft de eigen overtuiging niet op, maar bereikt een minimaal compromis waardoor men elkaar leert verdragen. Omdat het de start inluidt van vreedzaamheid en afzien van geweld is deze pragmatische vorm van groot belang. Interessant is ook dat het geschikt is bij conflicten tussen staten én ‘voor godsdienstig of politiek stug tegenover elkaar staande bevolkingsgroepen.’
De tweede gradatie is tolerantie als erkenning: afweging van waarden. Groepen buitenstaanders of vreemdelingen die worden geduld of ‘getolereerd’ streven naar erkenning en het krijgen van rechten, waardoor hun aanwezigheid een stevigere en zekerder basis krijgt.
Tolerantie veronderstelt de macht om te beslissen, men kan iets doen, maar ziet er bewust van af in het belang van een andere waarde of goed. Naastenliefde in plaats van rechtzinnigheid in de leer, is bijvoorbeeld zo’n waarde. Tolerantie is dan het afstandelijk afwegen van tegenstrijdige doelen en waarden. Politieke tolerantie ontstaat door politieke tegenstanders noch als vijand, noch als vriend te zien, maar als ‘opponenten’ met wie men praktisch kan samenleven en kan samenwerken.
Ondanks de grote politieke en religieuze verschillen vond men in de loop van de geschiedenis overeenstemming, vastgelegd in de fundamentele rechten van de democratie en rechtstaat. In Europa volgde tolerantie het patroon van gunst naar recht en van recht naar erkenning van fundamentele mensenrechten.
De derde gradatie is tolerantie als deugd: leren omgaan met verschillen. Dit bestaat uit wat de auteur een principiële openheid noemt naar medemensen, naar de Ander en het Andere. Juist door het verschillend zijn en om de verschillende eigenschappen en ‘wezen’ worden zij uit principe gewaardeerd.
Spanningen
Tolerantie veroorzaakt spanningen, bij hen die tolereren zowel als bij hen die worden ‘getolereerd’. Tolerantie komt er voor beide partijen dan op neer en elkaar te dulden en geduld te hebben en het toepassen van de ‘mogelijkheid die tolerantie biedt tot conflictbeheersing en vreedzame conflictbeslechting.’ Schuyt verwijst hierbij naar de Duitse psychoanalyticus Alexander Mitscherlich. De psychoanalyticus van voegde aan zijn definitie een belangrijk element toe: ‘Tolerantie is het verdragen van anderen met de bedoeling hen beter te begrijpen.’
Waarom zouden we eigenlijk tolerant zijn? Vaak worden als antwoord principiële en opportunistische motieven tegenover elkaar geplaatst. Tolerantie uit eigen overtuiging, uit gulheid en welwillendheid staat tegenover niet-reageren op ergerlijke gedrag uit gemakzucht, uit onnadenkendheid of onverschilligheid. Tolerantie uit onmacht komt ook voor. Een machthebber of wettige regering kan iets te verbieden, maar als handhaving van het verbod te lastig is, wordt de situatie bijvoorbeeld gedoogd.
Twijfel
Twijfel is een motief voor tolerantie. Met veel meningen, ontstaat er twijfel over de waarheid en juistheid ervan. Na theologische twijfels leidde het ontstaan van de moderne wetenschap tot een nieuwe vorm van twijfel. Het wetenschappelijk denken zocht de waarheid en vond deze soms ook, maar veroorzaakte nog vaker nieuwe onzekerheid. Uit empirisch onderzoek verkregen wetenschappelijke kennis is altijd voorlopig, absolute zekerheid is hier niet te vinden. Pas na kritisch wetenschappelijk onderzoek maakt een vermoeden plaats voor enige zekerheid en ‘maakt het vooroordeel plaats voor een oordeel’, bladzijde 21.
Deze wetenschappelijke twijfel heeft grote gevolgen voor de onderlinge tolerantie: geloof en wetenschap blijven botsen. Verschillende wetenschappen geven ook nog eens een veelheid aan perspectieven, aan opvattingen en aan meningen. Twijfel over het eigen gelijk en dit van anderen als gevolg hiervan, roept veel vragen op. Deze vragen zijn op hun beurt verbonden met de vrijheid van meningsvorming en -uiting. Een heel andere vraag is: “Blijft er nog wel een rol over voor tolerantie als regeringen en commerciële grootmachten het doen en denken van grote groepen beheersen?”
Waarschuwing
In de Nationale Vergadering van 23 augustus 1789 keerde de gezaghebbende Franse revolutionair Mirabeau zich tegen religieuze tolerantie. Dit schrijft Schuyt in hoofdstuk 5 Als tolerantie verdwijnt: van gunst naar recht, van revolutionair recht naar terreur. Mirabeau stelde tolerantie gelijk aan tirannie, omdat de autoriteit die de macht om te tolereren, heeft ook de macht om niet te tolereren. ‘Het is niet de tolerantie die ik uitroep, het is de vrijheid,’ riep de revolutionair. Op 26 augustus besloot de vergadering dat de vrijheid van godsdienst een recht is. Inbreuk hierop kan worden rechtgezet door de rechter of worden verboden bij uitspraak van de rechter. Net als andere rechten werd deze vrijheid van godsdienst opgenomen in de eerste geschreven Franse grondwet (1791). De Brits-Amerikaanse vrijdenker en filosoof Thomas Paine die een grote rol speelde tijdens de Amerikaanse en Franse revolutie, verwees in zijn boek Rights of Man (1791) naar deze beslissing van de Algemene Vergadering en valt Mirabeau bij.
Mirabeau en Paine zagen echter niet in dat als religieuze tolerantie overbodig is, hiermee niet andere vormen van tolerantie overbodig zouden zijn. Bijvoorbeeld tolerantie voor anders zijn, voor ‘andersdenkenden’, voor het hebben van andere idealen, zoals die van politieke rivalen. De Franse Revolutie gaf velen hoop maar de extreem heftige Jacobijnse Terreur (september 1792 tot oktober 1795) van onder andere Robespierre is volgens de socioloog Schuyt de grootste waarschuwing tegen totalitaire democratie en gewelddadig totalitarisme. Zie het artikel Frankrijk onthoofdde 40.000 mensen na invoering mensenrechten.
Tolerantieparadox
In hoofdstuk 8 Emancipatie, verzuilde politiek en de tolerantieparadox: het ondraaglijke gaat onder andere in op zorgen die velen hadden in 1935. De reden was dat tijdens de provinciale statenverkiezingen van dat jaar een ‘radicaliserende partij’ meteen 8 % van de kiezers achter zich kreeg. Professor in het staatsrecht en administratief recht George van den Bergh nam de uitdaging aan tijdens zijn beroemde rede van 28 september 1936. Het is en was duidelijk dat een democratie zich mag en moet beschermen tegen ‘het gevaar dat antidemocratische partijen met geweld of dreigend gewelddadige acties de democratie omver wilden werpen.’ Tolerantie heeft een grens en Van den Bergh (VdB) gaf deze helder en duidelijk aan in zijn rede.
Kort samengevat schrijft het Boeddhistisch Dagblad in het artikel Weerbare democraten gezocht (oktober 2021): ‘De twee ‘onaantastbare beginselen’ geestelijke vrijheid (godsdienstvrijheid en vrijheid van overtuiging) en gelijkheid vormen naar de mening van VdB het grondbeginsel voor de democratische staat: ‘Partijen, die deze pijlers van onze staat aantasten, zijn onze vijanden. De staat moet hen met al zijn machtsmiddelen bestrijden.’ In zijn beschrijving wordt democratie niet alleen gekenmerkt door de ‘meerderheidsregel’ (‘majority-rule’). Elders in zijn rede zegt de jurist ‘Het [volk] kent zijn verantwoordelijkheid, het verbetert eigen fouten. In beginsel is iedere democratische beslissing herroepelijk, al kunnen natuurlijk niet altijd alle gevolgen ervan ongedaan gemaakt worden.’ Deze zelfcorrectie maakt de democratie uniek en tot een betere bestuursvorm.’
Gesprek
Schuyt wijdt in hoofdstuk 9 Rechten van de mens (1948), verzuilde verdraagzaamheid, pluraliteit en tolerantie: Hannah Arendt vijf bladzijden aan haar opvattingen. Toen de Duits-Joodse politiek filosofe in 1941 naar Amerika vluchtte, viel haar de enorme diversiteit op. Die diversiteit aan groepen en naast elkaar bestaande culturen is kenmerkend geworden voor de ‘moderne’ samenleving, in het bijzonder ‘in samenhang met de democratische staatsvorm.’
In Arendts optiek is de ‘wereld’ de ruimte tussen mensen in het meervoud. ‘De mens’ bestaat niet. De hele ‘wereld’, de politiek van mensen, het dierenrijk, de natuur, het universum, alles bestaat uit…pluraliteit, zie bladzijde 276. Wil een politiek systeem recht doen aan de menselijke kwaliteiten, dan moet deze het mensen in staat stellen samen te leven zonder dat hun pluraliteit en vrijheid worden vernietigd. Elke vorm van despotisme waarbij de een de rest regeert is hiermee dus uitgesloten. Alleen in een open politieke arena kunnen deze pluraliteit en vrijheid bewaard blijven. ‘Bij Arendt gaat het om vrije mensen die op vriendelijke voet en op beschaafde, humane afstand blijven staan tot hun politieke tegenstanders (géén vijanden), met wie zij samen tot politieke oordelen moeten komen.’
Arendt, zo stelt de auteur, heeft geen afzonderlijke theorie ontwikkelt over tolerantie. ‘Als tolerantie wordt omschreven als ‘het onderdrukken van de neiging om anderen te onderdrukken’, dan is Arendts opvatting van ‘oordelen’ een perfecte illustratie van praktische tolerantie.’ Oordelen is immers een praktische handeling die in gesprek met anderen tot stand komt. Het is een gesprek tussen burgers met andere opvattingen en wereldbeschouwingen, dat niet wordt onderdrukt, maar in het eigen oordeel wordt opgenomen. Volgens haar bestaat tolerantie uit het besef dat in dialoog gaan met een ander altijd tot beter begrip en inzicht kàn leiden. Het gesprek moet voortgang vinden. Ook geeft ze de grens van tolerantie aan: ‘wie de wereld niet met mij wil delen, wie mij wil vernietigen, mijn vrijheid niet toestaat, mijn menselijke waardigheid niet wil erkennen, uit mensenhaat of rassenwaan, met die mensen kan en wil ik niet samenleven.’
Dubbele loyaliteit
Democratie en pluralisme gaan hand in hand, net als pluralisme en tolerantie, aldus de socioloog Schuyt in hoofdstuk 11 Slotbeschouwing: tolerantie en democratie (2000-2022). Dit hand in hand gaan van democratie en pluralisme wordt gezien als dubbele loyaliteit. Dit wil zeggen: loyaliteit aan de eigen opvattingen en tegelijkertijd aan het politieke systeem van de democratie. De democratie geeft op haar beurt de politieke vrijheid aan de burger om voor zijn ‘eigenste overtuigingen’ uit te komen.
De auteur noemt het tweezinnige pluralisme van de Amerikaans politicoloog William Conolly een goede basis voor deze dubbelzijdige democratische plicht. Bij tweezinnige pluralisme gaat het om de gelijktijdige erkenning van de eigen overtuiging naast die van andere overtuigingen. De dubbele loyaliteit aan een tweezinnig pluralisme in de politiek, wetenschap en samenleving biedt een heldere basis om vreedzaam voort te gaan met zo rechtvaardig mogelijk samenleven.
De Amerikaanse filosoof John Rawls formuleerde het idee van een overlappende eensgezindheid op metaniveau van gewetensvrijheid, godsdienstvrijheid en politieke overtuigingsvrijheid die voor iedereen gelijk is. Hierdoor kan men tot een gemeenschappelijk besluit komen, hoewel de overwegingen hiervoor kunnen verschillen. De filosoof stelt dat in onze moderne pluralistische samenleving tolerantie verschoven is van godsdienstige naar politieke diversiteit van opvattingen. Hierdoor is politieke tolerantie de noodzakelijke en dragende deugd tussen burgers, tussen politici en tussen burgers en het openbaar bestuur. Schuyt noemt dit op bladzijde 326 ‘beschaafd burgerschap’ (‘civility’) voor burgers en politici. Dit geeft in combinatie met ‘civic competence’ (vaardig, bekwaam burgerschap) een belangrijke plaats aan burgers in het politiek bestel.
Tegenover de noodzaak van de dubbele loyaliteit staat echter een meer communautaire opvatting van tolerantie. Als individuen zich tot een zelfstandig denkende en oordelende persoon willen kunnen ontwikkelen, dan is het noodzakelijk dat zij behoren tot een groep met eigen normen er waarden. ‘Slechts op basis van de moraal van de groep, waar men vrijwillig toe behoort en wil blijven behoren, is het verkrijgen van een identiteit mogelijk.’ Tolerantie betekent hier dus niet de nadruk leggen op de individuele autonomie. Het betekent het respecteren van morele gemeenschappen, maar ook niet-religieuze gemeenschappen. Hierbij kunnen binnen deze gemeenschappen waarden en normen heersen, die totaal verschillen van die binnen andere groepen. De samenleving is een gemeenschap van gemeenschappen, maar men matigt zich geen mening aan over de interne groepsnormen.
Deze communitaire visie op tolerantie in de samenleving en democratie valt moeilijk te verenigen met die van de liberaal-individualistische visie. In deze visie is de staat neutraal ten opzichte van alle individuele oordelen en dient de staat deze autonomie te beschermen. ‘In de communitaire visie dient de staat de gemeenschappen in staat te stellen te floreren en hun zelfs groepsrechten te verschaffen. De staat is nimmer neutraal’, bladzijde 327.
De mening over de eenheid van opvatting binnen een groepscultuur of gemeenschap wordt echter zwaar overschat. Elke groep of gemeenschap is immers fundamenteel pluralistisch. De verschillen binnen groepen of gemeenschappen zijn doorgaans even groot als de verschillen tussen groepen en gemeenschappen. Dit wordt echter te weinig erkend en herkend, met als gevolg dat ‘geloofsafval leidt tot vervolging en achtervolging of totale isolatie.’
(On)verdraagzaamheid vandaag de dag
De auteur signaleert dat er een situatie ontstaat van algemeen wantrouwen door snelle en gemakkelijke veralgemeniseringen, overdrijving, vereenvoudiging en stereotypering en dit is slecht voor een democratische samenleving die juist een open discussieklimaat nodig heeft. Dit gegroeide wantrouwen is een voedingsbodem voor nieuw opkomend intolerant gedag op oude maatschappelijke gebieden zoals over godsdienst, politiek en de omgang met vreemdelingen. Ook richt het intolerante gedrag zich op nieuwe gebieden zoals op wetenschap, redelijkheid en seksuele geaardheid/gender. ‘Wie de kranten, weekbladen, tijdschriften en televisiejournaals jarenlang specifiek heeft bijgehouden op het onderwerp ‘tolerantie’ werd zo goed als elke dag over een of meer manifestaties van (in)tolerantie.’ Ergerlijke tot ernstige misdragingen krijgen in en via sociale media nog meer aandacht en de omvang niet meer bij te houden.
Tolerantie geeft de mogelijkheid en de ruimte om een definitief oordeel (voorlopig) nog open te houden. Andere morele houdingen hebben dit niet of minder, omdat de neiging bestaat te denken in tegenstellingen: in goed/kwaad, juist/verkeerd, rechts/links, racistisch/niet-racistisch en zo meer, somt de auteur op. Toegegeven, de werkelijkheid van onze pluralistische samenleving is ingewikkeld en vraagt veel van ons, vooral bij het vervullen van de oproep tot beschaafd burgerschap en tot vaardig burgerschap. Echter, ‘het recht op bestaan voor eenieder, de erkenning van menselijke waardigheid, de vrijheid van keuze voor een levensplan en levenslot, is en blijft daarbij het onverwoestbare uitgangspunt’, aldus Kees Schuyt op bladzijde 335 van zijn boek Begrensde tolerantie.
Overpeinzing
In haar artikel uit 2016 schrijft sociaal-psychologe Marjoka van Doorn nadrukkelijk: ‘Het is hoog tijd om de intolerantie in onszelf te erkennen. Alleen dan kunnen we beginnen te begrijpen we hoe moeilijk het is om intolerantie van anderen te veranderen.’ Een ander belangrijk citaat uit haar artikel is: ‘Voorleven van tolerantie, dus respect opbrengen voor de opvattingen van anderen die er fundamenteel anders over denken, werkt beter dan voorschrijven.’
Dit sluit wonderwel aan bij de oproep in het kortgeleden uitgekomen boekje van George Orwell Over nationalisme, met een essay van Bas Heijne. Hierin pleit Heijne in navolging van Orwell ervoor dat het individu zichzelf en zijn overtuigingen tegen het licht leert houden. Orwell verstaat onder ‘nationalisme’ partij kiezen en vervolgens niet meer in staat zijn om deze partij en dus ook jezelf kritisch tegen het licht te houden. Het is de neiging om alles alleen in het licht van je overtuigingen te plaatsen. Het nationalisme zoals Orwell het bedoelt ‘erkent geen uitwisseling van argumenten, alleen overwinningen.’ Omdat de overwinning uitblijft groeit vooral de frustratie en in zijn radicale gedaantes is die riskant voor de democratie. ‘Verbinding is alleen mogelijk met zelfkritiek, anders dreigt het een leeg begrip te worden.’ Zie vooral ook de inhoud van de link naar de uitzending van Buitenhof met Heijne.