Wie aan de Europese Verlichting komt, komt aan ons allemaal, want alle wereldburgers zijn in zekere zin kinderen van die Verlichting. De voorvechters van de Europese Verlichting en hun geestelijke nazaten hebben ideeën over samenleven, recht, humaniteit en identiteit geformuleerd, die de hele wereld over, tot ver buiten Europa, gedrag en bewegingen hebben voortgebracht en tot op heden weergalmen in de inspiratie van mensen. In de inspiratie bijvoorbeeld van Narges Mohammadi, die opgesloten in de Evin-gevangenis in Teheran, onlangs de Nobelprijs voor de Vrede toegekend heeft gekregen, “voor haar strijd tegen de onderdrukking van vrouwen in Iran en haar strijd om mensenrechten en vrijheid voor iedereen te bevorderen”, aldus het juryrapport. Een andere strijder voor verlichtingswaarden als humaniteit, tolerantie en vreedzame dialoog, een Tibetaanse boeddhist met de naam Tenzin Gyatso (ook bekend staand als de veertiende Dalai Lama) won dezelfde prijs in 1989.
De vraag naar de boeddhistische waardering van de Europese Verlichting komt aan de oppervlakte nu vipassanaleraar Paul Boersma zich in een artikel in het Boeddhistisch Dagblad van 6 oktober 2023 over christendom en boeddhisme keert tegen een aantal ontwikkelingen in de vroegmoderne en moderne geschiedenis van Europa, waaronder de Verlichting. Er zijn boeddhisten die met minder omhaal van woorden en meer openheid voor moderniteit een gemeenschappelijke opdracht van christendom en boeddhisme bepleiten, zoals wijlen Thich Nhat Hanh, die Jezus en Boeddha eenvoudigweg als broeders betitelde.
Boersma maakt in zijn stuk een aantal vreemde wendingen, zoals in dit citaat: “De beide religies [christendom en boeddhisme – T.] doen een moreel appèl op de mens; de modernen – liberalen zowel als socialisten – menen dat alles wel goed komt als er eenmaal op verstandige wijze aan de structuur van de samenleving (wetten of staatsinrichting) gesleuteld is.” Alsof er geen christen-socialisten en liberale christenen hebben bestaan en nog steeds bestaan, die hun doen en denken baseren op een respectabele waardenethiek. Het is een onhoudbare positie om ware moraliteit voor te behouden aan mensen die christen of boeddhist zijn zonder te zijn aangestoken door de verworvenheden van de vroegmoderne en moderne tijd.
Maar kennelijk appelleert Boersma met zijn antimoderne stellingname aan lezers van deze krant. Eén van de reageerders schrijft: “Buitengewoon boeiend artikel. Het bevredigt mijn begeerte naar kennis en begrip.” Los van het feit dat Boersma juist begeerte naar kennis en begrip onder de banvloek der verwerpelijkheid lijkt te scharen, geeft deze reactie aan hoe makkelijk meelevende en meelezende boeddhisten meegaan in een hunkering naar de vastigheid van oude, vertrouwde waarden en een afkeer van de tegenwoordige tijd. Dit mag best onrustbarend heten, want vastigheid heeft geen plaats op de boeddhistische spijskaart van welke traditie dan ook.
In Boersma’s artikel is ook sprake van ahistorische voorstellingen, alsof je eeuwen van christendom en boeddhisme op één hoop kunt gooien. Het is zeker dat eventuele boeddhisten die zich in de tijd van Thomas van Aquino in Europa hadden gewaagd, een gerede kans hadden gehad op vervolging vanwege de kerk, de toenmalige bewaker van de grenzen van de geestelijke vrijheid. Dat Boersma thans in deze krant vrijuit zijn visie op de geschiedenis kan publiceren, komt mede omdat wij, met dank aan de bewegingen die in de vroegmoderne tijd in gang zijn gezet, inmiddels de vruchten kunnen plukken van zulke afdwingbare grondrechten als vrijheid van meningsuiting. Laat Boersma dus blij zijn dat er door ‘modernen’ – in zijn woorden – “op verstandige wijze aan de structuur van de samenleving (wetten of staatsinrichting) gesleuteld is”.
De gevolgen van Verlichting, ontdekkingsreizen en wetenschappelijke revoluties, en vooral het beheersmotief, worden door Boersma stuk voor stuk verantwoordelijk gehouden voor de opeenstapeling van crises waarin de wereld zich momenteel bevindt, alsof er zich in een gouden tijd van oorspronkelijke moraal van christenen en boeddhisten nooit existentiële crises hebben voorgedaan. Niet dat de verworvenheden van de vroegmoderne en moderne tijd geen nadelen hebben gehad. Niet dat de Europese Verlichting tot lang na de achttiende eeuw geen heftige religieuze reacties en intellectuele kritiek heeft uitgelokt. In Nederland bijvoorbeeld heeft het neocalvinisme van Abraham Kuypers gereformeerde kerken zich ontwikkeld uit verzet tegen verlichtingswaarden, maar tegelijkertijd op politiek vlak de mogelijkheden van de verlichte grondwet van 1848 aangegrepen voor de uitbouw van zijn machtsbasis. Willen wij anno 2023 echter een gereformeerd boeddhisme?
Anderzijds bevindt Boersma zich intellectueel in het goede gezelschap van vele auteurs wanneer hij er bijvoorbeeld op zinspeelt dat de Verlichting uiteindelijk twee wereldoorlogen heeft gebaard (en, zouden sommigen daaraan toevoegen, verschillende revoluties). Beroemd is het wetenschappelijke debat over de ‘dialectiek der Verlichting’, naar aanleiding van het gelijknamige boek van de Duitse neomarxistische filosofen en maatschappijcritici Max Horkheimer en Theodor Adorno (Dialektik der Aufklärung, 1947). De auteurs, die tijdens de Tweede Wereldoorlog in de Verenigde Staten verbleven, ontvouwden hierin onder andere de theorie dat de vooruitgang in dat land een amusementswereld had doen ontstaan die zij typeerden als een ‘bewustzijnsindustrie’. Verspreid door zijn omvangrijke oeuvre haalt ook Thich Nhat Hanh in korte zinnetjes uit naar de onheilzame uitwerking van film en reclame op het bewustzijn van boeddhistische beoefenaars.
Beroemd is eveneens het boek ‘De angst voor vrijheid’ van filosoof en psycholoog Erich Fromm, waarin hij de stelling ontwikkelt dat sommige mensen de vrijheid van geheel en al op eigen benen staan niet aankunnen en door de secularisering vatbaar worden voor de lokroep van autoritaire bewegingen (Escape from Freedom, 1941). De kritische analyse van Horkheimer, Adorno en Fromm sluit goed bij elkaar aan. In het voetspoor van deze en andere voorlopers hebben generaties sociale wetenschappers zich tot op de dag van vandaag beziggehouden met verschillende historische en empirische moderniseringstheorieën, waarin wordt uitgewerkt wat nu precies vroegmodern, modern en postmodern is, en welke eigenschappen deze verschillende periodes kenmerken.
Maar wat is voorgevallen in de verleden tijd zelf, kun je achteraf niet repareren. Stereotyperingen van de geschiedenis zijn niet zelden een voedingsbodem voor een ruk naar het reactionaire, waarbij mensen zich keren tegen datgene wat hen in de tegenwoordige tijd niet aanstaat, zonder zich voldoende te realiseren dat deze wereld, met al zijn uitdagingen, maar ook kansen, de enige is die we hebben. Boersma moet oppassen dat hij met zijn artikel niet deze kant uit beweegt en zijn leerlingen en lezers met zich meeneemt. De lotus groeit immers in de modder.
Daarbij vergeet Boersma nog een ander belangrijk punt. Hij kan zijn boeddhistische waarden wel toeschrijven aan een ver verleden, maar de ontmoeting van Oost en West in Azië heeft sinds de achttiende eeuw een boeddhistische beweging van wederzijdse beïnvloeding en vereenvoudiging op gang gebracht, waar Boersma’s vipassana een van de voortbrengselen van is. Sommigen denken altijd maar dat er landen zijn waar een oorspronkelijk boeddhisme voortleeft, maar boeddhisme is in die landen vaak eeuwenlang van de kaart geveegd.
Zo krijgt Theravada, een relict uit de veelscholentijd van het boeddhisme, in Cambodja pas in de vijftiende eeuw weer voet aan de grond en begint de renaissance van het boeddhisme in Sri Lanka pas in de achttiende eeuw. In de negentiende eeuw vindt in het toenmalige Britse Birma het vijfde boeddhistische concilie plaats, waaraan wij mede de zogenaamd ‘oorspronkelijke’ teksten van de leerredes van broeder Gautama ontlenen. Eerst in de vroege negentiende eeuw begint in Europa in kleine kring de receptie van oude Indische teksten. Zo bezien verdient Boersma’s boeddhisme het meer om westers neoboeddhisme te worden genoemd.
De vreemdste kronkel van Boersma’s artikel ligt besloten in deze zin: “[Uit]eindelijk zal de spirituele weg naar een groter geluk leiden dan het geluk en comfort dat de techniek biedt. Het boeddhisme vindt ook de neiging om de buitenwereld te willen beheersen een handicap op weg naar de bevrijding.” Dit is wat bedoeld wordt, wanneer hiervóór wordt gewezen op het gevaar van reactionair gedachtengoed, dat zich met de rug naar de geschiedenis en de huidige tijd keert. Boersma toont zich hier niet alleen antimodern, maar ook antimaatschappelijk.
En dit terwijl het grote verschil tussen christendom en boeddhisme is dat het eerste de eindregie buiten de mens legt en het tweede de mens zelf verantwoordelijk maakt voor de vormgeving van zijn leven. De uitdaging van het westerse neoboeddhisme is dan ook om wortel te schieten binnen de huidige maatschappelijke orde, met alle uitdagingen van dien. Daarbij moet boeddhisme op zoek naar eigentijdse steunpilaren, want van zichzelf heeft het, buiten zijn sangha’s, inderdaad een meer spirituele dan een sociale visie. Laten we hopen dat Boersma bereid is de tegenwoordige tijd met een open vizier tegemoet te treden, met een genuanceerdere waardering van de producten van de Europese Verlichting.
Je kunt je namelijk niet op een willekeurig punt afkeren van een historische verandering die altijd voortgaat. De zaden voor bevrijding liggen in de mensen die leven en mede gevormd zijn door hetgeen vóór hun leven is voorgevallen. In die zaden, die zij delen met hun voorzaten, liggen ook inventiviteit en vernieuwingskracht besloten, die hoop op een betere toekomst mogelijk maken. Het door Boersma verfoeide ‘beheersen van de buitenwereld’ heeft ongetwijfeld bijgedragen aan bestaande crises, maar anderzijds kun je je afvragen hoe je zonder dat beheersen de gerechtvaardigde noden van een exponentieel gegroeide wereldbevolking kunt lenigen en oplossingen kunt vinden voor de genoemde crises.
In laatste instantie is de vraag of je een van de wereld afgekeerd boeddhisme wilt hebben, zich wentelend in het ‘gelijk’ van zijn eigen spirituele zelfverheffing, levend aan de randen van de samenleving, zoals de Amish-gemeenschappen in Pennsylvania. Of een boeddhisme dat midden in de wereld staat en daar actief goed probeert te doen. De keuze tussen deze twee opties is terug te voeren op eeuwenoude voorkeuren van verschillende boeddhistische tradities, waarmee de Europese Verlichting echter in genendele iets te maken heeft.
kees moerbeek zegt
Hartelijk dank voor je doorwrochte artikel, Taigu. Ik deel je mening en de bezorgdheid die uit het stuk spreekt.