Ik ben een echte stedeling maar er stroomt ook veel platteland bloed door mijn aderen. Dat zit zo: Mijn opa, de vader van mijn vader, Johannes (Jan) Vink, was een befaamd dahliakweker, hij kweekte onder andere de zwarte dahlia, en had een stuk grond op Terbregge, die haar naam ontleent aan de brug over de Rotte, de naamgever van Rotterdam. Oorspronkelijk ‘bij de brug’ of te wel ‘Terbrugge’ later verbasterd tot Terbregge. Dat voert terug tot het eind van de 13e eeuw. Terbregge ligt op loopafstand van Rotterdam-Noord, het Oude Noorden van Rotterdam, waar ik tot mijn achtste als kind woonde. Het was een van de mooie en groene buitengebieden van Rotterdam.
Na de dood van mijn opa, die ik persoonlijk nooit gekend heb, geboren in Delfshaven in de Tulpenstraat, en overleden in 1935 (vijfenvijftig jaar oud) werd het stuk land, waarop zijn kwekerij, verdeeld onder zijn zoons en de vier eerdere kinderen van mijn oma, Sophia Hoek. Wij noemden het stuk grond van mijn vader de tuin. Alle zes kinderen in ons gezin werden ingeschakeld om fruit en groenten te oogsten op die tuin, waarop ook een houten huisje stond, waar we met nat weer konden schuilen en ook een pot thee gezet werd. In de herfst en winter lagen op kranten in dat huisje bruine bonen te drogen, maar ook op de zolder van ons huis in Noord, want de oogst was vaak overvloedig. En werd gedeeld met andere familieleden die in Het Oude Noorden woonden. Allemaal arbeiders.
Mijn vader was van de bio. In de tijd dat het nog geen mode was, decennia terug, was hij wars van het spuiten met DDT om luizen en ander (on)gedierte op groenten en fruit te doden. Inplaats daarvan groeiden er Afrikaantjes, plantjes die nu geplant worden om de grond te verbeteren en hongerige insecten van de gewassen weg te houden. De bedden waarin de groenten groeiden waren smal, zodat je er makkelijk bij kon en geen plantjes hoefde te vertrappen. De planten in de tuin werden gevoed met natuurlijke mest van dieren. Bonen groeiden omhoog tegen bonenstaken, vastgebonden met zogenaamd tuinderstouw.
Tegen gaas bloeide het Lathyrus, ook wel pronk- of siererwt genoemd, heerlijk geurend en prachtig van kleur, om vlinders en bijen te lokken. En ook andere bloemen, dahlia’s ook, natuurlijk. De gewassen werden besproeid met water uit een brede en diepe sloot die de afscheiding vormde met onze tuin, het stuk landbouwgrond. Er lag een smalle plank overheen, de toegang naar onze tuin vanaf de dijk. Levensgevaarlijk smal. Ik ben als jongetje bijna in die sloot verdronken toen mijn twee jongere broertje van die plank viel en mij aan de benen meetrok de sloot in. We zijn gered door mijn moeder die twee plukken haar nog een keer aan de oppervlakte van het water zag verschijnen. Haar kinderen.
Wij kenden in die tijd geen bio of vega, al zal die stroming er best wel kunnen zijn geweest. Er groeiden appels, pruimen en peren aan de bomen, bessen en aardbeien aan planten en struiken, we noemden dat fruit. Tegenwoordig bio, de prijs is ernaar. Soms wel een beetje wormstekig maar dat sneden we weg. Andijvie, sla, komkommers, kool, bonen, noemden we gewoon groenten. Van koolsoorten werd in grote bruine aardewerk Keulse potten op zolder zuurkool gemaakt, met een plank en een theedoek en een kei er overheen, want dat spul kon nogal gisten (en stinken). Ook sperziebonen werden ingemaakt, we aten ’s winters vaak zuurkool en bonen, ook bruine bonen en erwten, zeg maar naar het seizoen. Wim Zonneveld zong het al: Wat was het leven eenvoudig toen.
Mijn vader zorgde voor betere opbrengsten door rassen van fruitbomen te kruisen, takken te enten. In een archiefdoos heb ik nog een van zijn knipmessen waarmee hij dat deed. Zaad voor groenten kocht hij bij de in 1924 geopende zaadhandel De Zwaan aan het Zwaanshals in Rotterdam, een initiatief van Rijk de Zwaan die uit een familie van zaadtelers en zaadhandelaren uit Enkhuizen stamde, dat eind negentiende eeuw opkwam als centrum voor zaadproductie. In 1932 bouwde hij in Bergschenhoek bij Rotterdam eigen faciliteiten voor zaadteelt en veredeling om zelf de kwaliteit te kunnen controleren. Het bedrijf ontwikkelde na de Tweede Wereldoorlog snel en verhuisde naar De Lier in het Westland. Zwaan heeft nu veel vestigingen in het buitenland en houdt zich bezig met zaadveredeling, ook met het oog op de problemen van gewassen die gepaard gaan met de milieuveranderingen.
Het Zwaanshals komt uit op het Noordplein dat aan de Rotte grenst en waar vroeger per platboomschuit groenten van boeren en kwekers werden aangevoerd om elders te worden verkocht. Tegenwoordig is er elke zaterdag een Rotterdamse Oogstmarkt, een wekelijkse boerenmarkt. Dé plek voor super verse en smaakvolle producten, voor een eerlijke prijs en rechtstreeks van de makers.