Hoewel de dharma tolerantie en harmonie predikt, is dat helaas niet altijd van toepassing op het gedrag tussen volgelingen van de verschillende scholen onderling. Niet alleen het onderscheid tussen vajrayana – mahayana – theravada maar ook tussen mahayanisten onderling. Denk maar aan de Puur Land boeddhisten – versus de zenschool. Soms lijken de Hoekse en Kabeljauwse twisten in ons kikkerlandje weer op te laaien, of andere, mede door Bijbel-uitleg veroorzaakte schisma’s, scheuringen en verketteringen in onze Calvinistische cultuur.
Is dat ook zo? Toch, ja toch, valt het allemaal best wel mee als je je bronnen van je dharma-interpretaties en overtuigingen beschouwt. En lijkt het er vaak op dat niet wat we bedoelen fundamenteel verschilt, maar hoe we het zeggen. En daarover staat in dat andere heilige boek een mooie legende, over een Toren die tot Babylonische spraakverwarring leidde. Mede geïnspireerd door de reflecties van een collega-leraar van me, (zie link onderaan het artikel), vat ik het geregeld samen als drie mythen: drie manieren om symbolisch het Pad van de Boeddha, leidend tot Verlichting, uit te drukken en daarmee ook te bewandelen.
En alle drie zijn ze in het geheel niet ‘echt’ maar mythisch: het zijn pogingen om iets in taal uit te drukken wat in essentie niet in woorden uitgedrukt kan worden. Vandaar dat elk van die mythen sterke aspecten heeft maar ook valkuilen: manieren waarop ze in de praktijk verkeerd begrepen kunnen worden, en doorschieten. Waardoor de beoefening van een volgeling of groep niet meer het originele door de Boeddha en sangha bedoelde pad is, maar langzaamaan afglijdt naar een karikatuur. Aan ons allen om ons juiste eigen pad te vormen, gebaseerd op de kernwaarden achter deze drie mythen, gesterkt door een sangha die ons probeert te behoeden voor karikaturen…
Mythe 1: de Ontwikkelweg
Deze zie je veel bij theravada maar ook in de meeste (mahayana) zen-scholen. We zitten in de samsara-shit vol begeerte en willen ons ontwikkelen naar de begeerteloze en gelukzalige verlichte staat, of die nu nirwana of een-zijn-met-Sunyata genoemd wordt. De sterke kant hiervan is duidelijk maken dat het pad volgen altijd ‘hard werk’ is: om je ego te overstijgen en om onzuiverheid en begeerte kwijt te raken. Met meditatie, studie, ethisch gedrag, puja’s etc. werk je hier hard aan. De valkuil is dat je de illusie zou kunnen krijgen dat ‘je’ het zelf doet. En de truc is dat bereiken van verlichting juist boven ‘je’ uitstijgt, ‘het ego kan niet zelf het ego opheffen’. Dus in het hele proces van hard werken is het de kunst om langzaamaan in te zien dat de doener, dat wat zich in jou ontwikkelt, iets veel groters is dan je oude zelf – en misschien wel meer en meer één met alles om je heen!
Mythe 2: de overgave-weg
Verlichting bestaat hier niet zozeer uit zelf het voortouw nemen maar om je te laten inspireren door bodhisattva’s en Boeddha’s. Zij “helpen jou verlicht te worden” doordat je jezelf laat inspireren door hun voorbeeld, dat natuurlijk zelf weer afgeleid is van de historische Boeddha. Puur Land is in deze route de meest expliciete school, maar je vindt die inspiratie natuurlijk ook volop in delen van Tibetaanse/Vajrayana-scholen. En zoals veel latere scholen is hij wel degelijk geïnspireerd op c.q. gaat terug naar de tijd van de Boeddha zelf. Je ziet hem in de Pali Canon vooral bij directe volgelingen van de Boeddha zoals Mogallana en Ananda, die vereren hem zoals later mahayanisten de bodhisattvas en Boeddha’s vereren.
De sterke kant is jou steeds weer duidelijk te maken dat er een bovennatuurlijke kracht van verlichting is, en de kunst is om je eigen ego-willetje (soms) uit te schakelen en in plaats daarvan te doen waartoe die kracht je inspireert. De valkuil is echter dat mensen soms ‘lui’ worden van de overgave-weg. Ze doen nauwelijks meer iets aan meditatie, studie en ethisch gedrag en zijn eigenlijk alleen maar aanwezig bij de puja’s/chanting-diensten zonder zich er echt voor open te stellen. Terwijl juist niets zoveel inspanning eist als scherp worden hoe je het voorbeeld van Amitabha, Boeddha, Padmasambhava etc. op elk gegeven moment kunt volgen. Scherpte in het polijsten van je intuïtie en openheid (nee het woord ‘ontwikkelen’ kan ik hier beter vermijden) en in het openstellen voor die Inspiratie-van-verlichte-energie. En ook daarin zijn studie, meditatie/reflectie en ethisch handelen essentieel!
Mythe 3: de Boeddhanatuur-weg
Oftewel de ‘Tathagatagarbha’: ‘Ik ben in de kern al verlicht maar moet het nog waarmaken’. Hier is de kunst niet zozeer ontwikkelen-door-nieuwe-eigenschappen-aanleren of verlichting-absorberen-door-inspiratie-van-buiten, maar verlichting realiseren door te zien dat de essentie al binnen jezelf aanwezig was. Je ziet het in diverse mahayana- en vajrayana-scholen. Inspiratie gaat mede weer terug naar de Pali Canon: denk maar aan de scene dat uitgemergelde Gautama besluit weer te gaan eten doordat ie terugdacht aan een meditatieve ervaring als kind. Een ervaring die hem leerde dat hij eigenlijk die ideale Nirvana-ervaring altijd al in zich gekend had. De sterke kant is je duidelijk maken dat verlichting niet iets raars ver weg is maar iets heel dichtbij je Ware Aard; als nu dat domme ego niet maar steeds die Ware Aard zou blokkeren! En de valkuil is tweeledig. Ten eerste wederom luiheid, je kunt jezelf foppen met kreten als ‘ik ben er toch al bijna’. En ten tweede loop je risico op verwarring van stukjes verborgen ego met je Boeddhanatuur/Ware Aard. Het wordt bijna saai, maar studie, meditatie/reflectie, ethisch handelen en puja’s/devotie kunnen ook in deze weg een belangrijke rol spelen!
Dus als je twijfels hebt over de beoefening van een mede-boeddhist is het de kunst om deze Babylonische spraakverwarring te vermijden, en terug te gaan naar jullie gemeenschappelijke kern aan principes van de dharma. En een ieder kan dan zijn juiste eigen pad vormen, gebaseerd op de kernwaarden achter deze drie mythen. En andere beoefenaars helpen om de valkuilen van het pad, en nog specifieker de valkuilen specifiek voor elk van die wegen, te vermijden. Hopelijk heb je er wat aan!