Bernard Mandeville (1670 – 1733) werd geboren in een gegoede remonstrantse familie te Rotterdam. Hij studeerde in Leiden en vertrok tegen het einde van de 17e eeuw naar Londen om er een medische praktijk op te zetten. Daar schreef hij eerst luchtige stukjes proza in tijdschriften, maar later publiceerde hij ook over geneeskunde en economie. Zijn bekendste boek is “De fabel van de bijen”. Hierin laat hij een bijenvolk zijn beklag doen bij de god Jupiter over de welig tierende misdaad en ondeugden in de korf. Jupiter laat deze verdwijnen en het gevolg is dat de economie instort. De slotenmakers zitten zonder werk, de gevangenissen staan leeg en de cipiers blijven thuis, politiebureaus zitten vol met slapende agenten, boekhoudingen worden niet meer bijgewerkt, kortom de korf verandert in een grote puinhoop. De bijen smeken daarom Jupiter om de oude toestand te herstellen. De conclusie is dat “bedrog, luxe en trots moeten bestaan”. Particuliere ondeugden zorgen voor publieke voordelen (private vices, publick benefits). Hoewel dit boek voor veel stof tot discussie zorgde, is het een bron van inspiratie geweest voor de liberale economie.
Een stevige biografie
Renatus Willemsen heeft zich intensief beziggehouden met het werk en het leven van Mandeville en dit heeft geresulteerd in een biografie van meer dan 300 bladzijden. Het boek beschrijft het leven van “the Dutch Doctor” en zijn ideeën over ethiek, de staat, de economie en de geneeskunst. Daarnaast geeft het boek een overzicht van het werk van Mandeville, alsmede de ontvangst ervan en gaat uitgebreid in op de historische omstandigheden. Het was de tijd waarin de Republiek der Nederlanden op het toppunt van zijn macht stond. Er was een levendige uitwisseling tussen Londen en Amsterdam en in Engeland verschoof de macht geleidelijk van de landadel naar de bankiers. In 1688 viel stadhouder Willem III in een door het Britse parlement gesteunde actie Engeland binnen en verjoeg Jacobus II van de troon. Hij werd samen met zijn echtgenote Maria van Stuart koning van Engeland, Schotland en Ierland. Deze gebeurtenis wordt in Engeland nog steeds herdacht als de Glorious Revolution. Men was in die tijd bang dat Jacobus II met Lodewijk XIV samen zou spannen om de protestanten uit Engeland en Nederland te verjagen. In Noord-Ierland lijken sommige mensen daar nog steeds bang voor te zijn. Hoewel Willem III in 1702 overleed is het echter nooit zover gekomen.
Mandeville was in het begin van de negentiger jaren naar Londen gereisd. In 1693 begon hij daar een medische praktijk. In 1695 schreef hij een grafrede bij het overlijden van koningin Mary. Vier jaren later trouwde hij een Engelse vrouw met wie hij twee kinderen kreeg.
Het literaire werk
Mandeville had zich gespecialiseerd in de behandeling van zogenaamde hypochondrische en hysterische aandoeningen, dus psychosomatische ziektes. Dit waren aandoeningen die vooral welgestelden troffen. Zijn praktijk liep goed en leverde voldoende inkomsten op. Hij stelde er echter prijs op niet te veel patiënten aan te nemen om tijd genoeg over te houden voor zijn literaire activiteiten. In het begin schreef hij gedichten in het Latijn, maar al gauw schakelde hij over naar het Engels. In 1705 kwam zijn gedicht “The Grumbling Hive, or Knaves Turn’d Honest” (De morrende korf, of eerlijk geworden schurken) uit. In de bijenkorf zijn er hardwerkende bijen, maar anderen lopen de kantjes ervan af. Geen enkele bij is helemaal eerlijk, maar juist dat houdt de motor van de economie draaiende. Hoewel de bijen elk voor zich genomen veel ondeugden begaan, is het toch goed leven in de korf. Dit zou de basis vormen voor de in 1714 gepubliceerde “Fabel van de bijen”.
In die tijd groeide de stroom van nieuwe wetenschappelijke publicaties in Europa zozeer dat niemand deze nog kon bijhouden. Daarom verschenen er tijdschriften waarin de nieuwste publicaties werden besproken. In Rotterdam gaf bijvoorbeeld Pierre Bayle “The Grumbling Hive, or Knaves Turn’d Honest” het tijdschrift “Nouvelle de la République des Lettres” uit. Voor de ontwikkelde leken verschenen er de zogenaamde spectatoriale tijdschriften, in Engeland waren dit bijvoorbeeld The Tatler (De roddelaar), The Spectator (De toeschouwer) en The Guardian (De hoeder). Mandeville publiceerde enige tijd korte stukjes in The female tatler.
In 1709 verscheen van hem een boek over de vrouwelijke seksualiteit waarin de minder rooskleurige kanten van het huwelijk worden beschreven. Het gaf hem ook een goede gelegenheid om de schijnheiligheid van de seksuele moraal uit de doeken te doen. Zijn in 1724 verschenen verdediging van de inrichting van staatsbordelen deed een storm van protest opkomen. Omdat prostitutie uit de maatschappij niet kan worden uitgebannen, beval hij aan om van staatswege prostituees onder medische controle en goede arbeidsvoorwaarden te laten werken. Hiervan verscheen al gauw een Franse vertaling. Het laatste werk dat Mandeville het licht deed zien was “Een brief aan Dion”, dat uitkwam in 1732. Dit is een reactie op een boek van de filosoof George Berkeley, waarin Mandeville onterecht van alles en nog wat wordt beschuldigd.
Ethiek en economie
Herhaaldelijk komt Willemsen terug op Mandeville’s opvatting van de ethiek. De laatste zou ethiek niet zozeer willen opvatten als een beschrijving van hoe de mens hoort te zijn, maar eerder een beschrijving van de hoe de mens eigenlijk is (bladzijde 96). Dit laatste is volgens Mandeville iets dat altijd over het hoofd is gezien, of is ontkend. De mens is namelijk een dier, een voortbrengsel van de natuur. Daarom kan het niet anders of hij wordt beheerst door natuurlijke instincten of hartstochten. Het meest fundamentele instinct is de hartstocht van het zelfbehoud. Als je het gedrag van de mens zorgvuldig gadeslaat dan zie je dat de hartstocht van het zelfbehoud aan de basis ligt van al het menselijk gedrag en zich uit in allerhande ondeugden.
Hoe komt het dan dat de mensen toch in staat blijken om min of meer georganiseerde samenlevingen te vormen? Volgens Mandeville komt dit door het principe van de wederkerigheid. Als ik ergens naartoe wil en ik zie een fiets onbeheerd staan, zou ik het liefste op deze fiets willen springen en ermee naar mijn bestemming fietsen. Ik weet echter dat als iedereen dat zou doen, niemand meer zijn fiets nog terug zou kunnen vinden. Het is dus in mijn eigen belang om de fiets van een ander te laten staan. Dit is de reden dat er regels en wetten zijn gemaakt om enige veiligheid en regelmaat in de samenleving te garanderen en instanties die deze wetten en regels moeten handhaven. Zonder de drang tot zelfbehoud zouden deze niet nodig zijn, maar er zou ook geen enkele drijfveer meer zijn voor de mensen om zich nog ergens voor in te spannen. Egoïsme is dus natuurlijk en gezond, niet alleen voor het individu maar ook voor de samenleving als geheel.
De geneeskunde
Mandeville kwam uit een familie die al generaties lang geneesheren had voortgebracht. Al jong was hij vastbesloten om deze traditie voort te zetten. Het was zijn overtuiging dat een goede arts allereerst de kunst moest beheersen van het observeren, hij was dus een empiricus. De theorie kwam voor hem op de tweede plaats. Daarnaast waren er natuurlijk ook nog de vele kwakzalvers die voor elke kwaal een middel te koop aanboden zonder zich echt druk te maken over de effectiviteit daarvan. De traditie van de empirische geneeskunde gaat terug tot in de Romeinse tijd. Een bekende vertegenwoordiger hiervan is bijvoorbeeld de sceptische auteur Sextus Empiricus, die leefde in de tweede eeuw van onze jaartelling. Mandeville baseerde zijn diagnoses dus op zorgvuldige observaties en zocht dan naar onevenwichtigheden in de leefwijze van de patiënt. De therapie die hij dan voorschreef bestond vaak uit een evenwichtig dieet en voldoende beweging.
Volgens Willemsen verloor de klassieke medische theorie van de vier lichaamssappen in de tijd van Mandeville zijn overtuigingskracht en kreeg de empirische geneeskunde meer aanhangers. Het was ook de tijd waarin in Engeland de filosofische stroming van het empirisme ontstond. Mandeville zelf is echter ook zeer beïnvloed door zijn opleiding aan de universiteit van Leiden en door het werk van Spinoza.
De realiteit van de fabel
Willemsen heeft een erudiet en doorwrocht boek geschreven. Het is in eerste instantie een historische studie, met uitgebreide verwijzingen naar wat er over het leven van Mandeville al is geschreven. Het is filosofisch echter wat minder degelijk, veel speculaties over invloeden van filosofen zijn de oppervlakkig en vaak ook aanvechtbaar. Als voorbeeld noem ik hier de suggestie dat Mandeville door de filosofie van Epicurus zou zijn beïnvloed. Op de omslag van de voorkaft wordt een passage uit de Fabel geciteerd: “Zonder grote ondeugden, is een ijdele utopie, gezeteld in de hersenen. Bedrog, luxe en trots moeten bestaan.” In 1516 was het boek Utopia verschenen, dat was geschreven door Thomas More, Engels humanist en vriend van Erasmus. Als kritiek op de zedeloosheid van zijn tijd beschrijft More in dat boek een denkbeeldige maatschappij waarin de mensen min of meer leefden volgens de principes van Epicurus. Men vond luxe en eerzucht kinderlijk en had de maatschappij ingericht volgens het principe van het maximaliseren van het gemeenschappelijk en individueel geluk. Willemsen noemt dit nergens, maar het is heel goed te verdedigen dat de Fabel het antwoord was van Mandeville op het boek “Utopia”. Het is het antwoord van het Bruto Nationaal Product op het Bruto Nationaal Geluk, het antwoord van de benepen kleine burgerij op een boeddhistische opvatting van de economie.
Mandeville is namelijk helemaal niet consequent als het gaat om de noodzaak van verspilling. In de Fabel vinden we onder andere een essay tegen het oprichten van scholen voor de armen. Hij vindt dat arme kinderen niks hoeven te leren, want dat hebben ze later voor hun werk niet nodig. De armoede mag wel een beetje draaglijk worden, maar ze mag niet worden opgeheven, anders werken de arbeiders niet meer zo hard en dat is slecht voor de economie. (Dit is nog steeds een vanzelfsprekend uitgangspunt voor de VVD.) Dit vasthouden aan het eigen belang en aan verschillen in inkomsten is typisch voor de derde stand die er immers zijn welvaart aan te danken heeft.
De stelling dat in de natuur het eigenbelang voorop staat, wordt bovendien niet door observaties bevestigd. Vele dieren offeren hun eigen leven op voor het verdedigen van de groep of van hun nest. In de geschiedenis van de mensheid hebben ook vele helden en heiligen hun leven gegeven voor het geluk van anderen en geen zinnig mens is bereid te geloven dat mensen als de Boeddha, Gandhi en Nelson Mandela hun rol in de geschiedenis uitsluitend hebben gespeeld om aanzien te krijgen en tevreden over zichzelf te kunnen zijn. Het verdedigen van het eigenbelang heeft geleid tot de waanzin van de reclame die ons huidige leven vergiftigt en de klimaatcatastrofe die ons allemaal dreigt te vernietigen.
Willemsen vermijdt deze onderwerpen echter zorgvuldig, hij vermijdt ook elke kritiek op zijn held Mandeville en verdedigt hem door dik en dun. Dit heeft echter toch een erudiet en boeiend boek opgeleverd dat de lezer kennis laat maken met een heel interessant stukje van de Europese geschiedenis.