Alweer een boek over filosofie?
Er zijn toch al zoveel boeken over filosofie?
Klopt… Maar wie over de geschiedenis van de filosofie wil gaan lezen, komt er al snel achter dat de inleidende boeken over de filosofie vaak erg droog zijn, en voor een leek nogal lastig te verteren. Andere boeken zijn dan wel weer leuk om te lezen, maar blijven nogal aan de oppervlakte steken. Wat heel erg jammer is, want filosofen gaan nou juist zo graag de diepte in. (bladzijde 9)
Een onmogelijke opgave
Kees Alders, afgestudeerd in de theoretische sociale psychologie, heeft zich met zijn eerste boek tot taak gesteld om een aantrekkelijk, leesbaar, maar toch diepgaand verhaal over filosofie te schrijven. Hij heeft zich daarbij zelfs niet alleen tot de westerse filosofie beperkt, maar wijdt ook enkele bladzijden aan de Chinese en Indiase filosofie.
Dit is een moeilijke opgave, misschien zelfs een onmogelijke. Als filosofie namelijk zoiets is als nadenken over nadenken, dan moet je er op zijn minst af en toe even over nadenken om te begrijpen waar het over gaat. Wie nooit nadenkt, heeft er geen behoefte aan om iets over filosofie te leren, omdat hij of zij vindt dat dit zinloos is. Een vlot geschreven tekst is juist een tekst waarbij je weinig hoeft na te denken, een tekst waarvan de inhoud vanzelfsprekend lijkt.
Daarnaast is het zo dat de details vaak belangrijk en veelzeggend zijn. Iedereen die weleens een speurdersroman leest of naar een soortgelijke serie op de televisie kijkt kan dit bevestigen. Dit is ook het geval bij het beoefenen van filosofie. Een vlot geschreven tekst is echter een tekst waarbij de schrijver niet erg moeilijk doet over de details, hij of zij wil graag weergeven ‘waar het op neerkomt’. Een filosoof is hiermee niet tevreden en komt er vervolgens achter dat niet alles is zoals het lijkt.
Het boek van Alders is met andere woorden een moedige poging tot het onmogelijke. Daar komen soms mooie dingen uit voort, maar de lezer mag als resultaat geen tot in de puntjes uitgewerkte landkaart verwachten. Het boek is enigszins te vergelijken met een impressionistisch vergezicht dat meer bedoeld is om te inspireren dan te informeren.
De zich herhalende geschiedenis
Toch staat er wel degelijk veel informatie in het boek. Het begint met een beschrijving van het ontstaan van de klassieke Griekse beschaving waar de westerse filosofie haar oorsprong heeft. Het eindigt na veel omzwervingen bij de opkomst van de kerkvaders en de scholastiek, vlak na de opheffing van de toentertijd zieltogende Platoonse academie. Wat zich in die periode heeft afgespeeld is de wereld die voorafging aan God. Het was de wereld waarin goden en mensen nog dagelijks met elkaar omgingen, de wereld die niet geterroriseerd werd door een naamloze God, die alles te zeggen had en waarover de mens niets kon of mocht zeggen.
Een van de redenen dat Alders dit boek heeft geschreven is dat hij van mening is dat deze wereld van het christendom een vervelend intermezzo is geweest in de geschiedenis van het Westen. We kunnen daarom in de huidige post-christelijke wereld nog heel wat leren van de wereld die voorafging aan God. Alders ziet bovendien de klassieke Griekse filosofie voornamelijk als een voorbereiding op de wetenschap. Hij heeft met andere woorden een beetje de neiging om de oudheid te bekijken met de blik van nu en dat staat een dieper inzicht soms in de weg. Zo noemt hij Xenofanes, die leefde tussen 560 en 478 voor het begin van onze jaartelling, de eerste empirist (bladzijde 28), terwijl het echte empirisme pas begint bij John Locke, die leefde van 1632 tot 1704. De empiristen zijn bovendien diepgaand beïnvloed door het christendom.
Objectieve geschiedenis?
Een van de voordelen van het boek is wel dat Alders veel moeite doet om de filosofie te plaatsen in de economische en politieke ontwikkelingen van hun tijd. Dit wordt wel enigszins doorkruist door zijn streven om filosofische stromingen apart te behandelen. Daardoor wordt zo’n stroming natuurlijk wel gemakkelijker te begrijpen, maar de onderlinge discussies, die vaak van grote invloed waren, blijven hierdoor onderbelicht. Bovendien komen hierdoor filosofen die tijdgenoten waren in totaal verschillende hoofdstukken terecht.
Een groot nadeel van de vlotte manier van schrijven is dat alle twijfel wordt verjaagd. De schrijver is volkomen zeker van zijn zaak en de lezer wordt niet aangemoedigd om aan informatie te twijfelen, ook al is die onder specialisten nog onderwerp van discussie. Zo bevestigt Alders het breed gedragen vooroordeel dat Plato de belangrijkste leerling van Socrates was, terwijl uit verschillende feiten en overleveringen zou kunnen worden afgeleid dat Plato maar weinig van de filosofie van Socrates heeft begrepen. Plato kon goed schrijven en had bewondering voor Socrates, maar het is goed mogelijk dat hij diens naam voornamelijk gebruikte om zijn boeken beter te kunnen verkopen. Alders op zijn beurt verdoezelt dit soort onzekerheden omdat ze niet passen in zijn opzet.
Inspiratie
Dit zijn echter kleine tekortkomingen die weinig afdoen aan de waarde van dit boek als geheel. Alders is erin geslaagd om de geschiedenis van de eerste fase van de westerse filosofie overzichtelijk en inspirerend te vertellen. Het boek geeft vooral een goede indruk van alle denkbeelden op grond waarvan ons wereldbeeld en onze kennis tot stand zijn gekomen. Hij laat bovendien zien hoe we nog steeds lessen kunnen trekken uit de leer van oude filosofen. Vele inzichten van deze denkers zijn trouwens zo ingeburgerd geworden dat velen geneigd zijn om te denken dat ze kenmerkend zijn voor onze eigen tijd. Zijn uitleg is bovendien vaak verhelderend en zijn opmerkingen dikwijls zeer terecht.
De sympathie van Alders zelf ligt bij het relativisme, dat wil zeggen de opvatting dat we de waarden van de dingen niet absoluut zouden moeten nemen, maar ze zien in hun context. Hij laat ook zijn instemming blijken met het pantheïsme, de ervaring dat de werkelijkheid op zich in zekere zin al heilig is. Deze zaken komen echter pas aan het einde van het boek aan de orde, zijn voorkeuren beïnvloeden niet merkbaar de beschrijvingen van minder relativistische filosofieën.
Uit het geheel van 390 bladzijden wijdt Alders er 36 aan een overzicht van de Chinese en Indiase filosofie. Dit had hij beter niet kunnen doen. Wat hij daar aanbiedt is kwalitatief en kwantitatief nog minder dan wat over dit onderwerp op Wikipedia te lezen valt. De beschrijving van de opkomst van het jodendom en het manicheïsme vind ik daarentegen wel verhelderend.
Conclusie
Alders maakt in het algemeen zijn belofte waar. Het boek is vaak inspirerend en leest vlot. Zijn boek is een poging om bijzondere en geniale inzichten als vanzelfsprekend te beschrijven. We herkennen deze stijl in de prietpraatprogramma’s op de tv, die inderdaad hoge kijkcijfers scoren. Daarbij verwart Alders ‘vlot schrijven’ met ‘schrijven in spreektaal’. Het boek leest dus alsof iemand in de kroeg naast je zit te vertellen. Iedereen kent het gevaar van iemand die in de kroeg steeds weer het woord neemt. Zo iemand wordt vaak een babbelaar of een ‘zeikerd’ genoemd en tv-kijkers schakelen in zo’n geval dan toch maar over naar dat vervelende culturele programma.
Dit is wat Alders natuurlijk niet op het oog heeft, hij wil juist inspireren. Op sommige plaatsen had dit echter best wat dramatischer en spannender gekund. Deze neiging naar gebabbel komt onder andere doordat hij tegenstellingen en onzekerheden vaak maar even opvult met eigen speculaties. Hij wil niet moeilijk doen, maar hoe kun je filosoferen zonder moeilijk te doen?
Heel wat feiten in de geschiedenis van de filosofie zijn onzeker en de uitleg daarvan wordt vaak betwist. Alders wilde juist graag een boek schrijven zonder voetnoten. Daar is misschien wel wat voor te zeggen, maar je gaat te ver als je die voetnoten vervangt door eigen aannames. Zo noemt hij de Stoa een soort salonsocialisme (bladzijde 251), een oordeel waarmee hij duidelijk de plank totaal misslaat, hetgeen blijkt uit de biografieën van vele Stoïcijnen. Een daarvan is die van James Bond Stockdale (1923 – 2005), in zijn tijd de meest gedecoreerde generaal in de V.S.
Het boek heeft wel een trefwoordenregister, maar helaas kloppen bij een aantal lemma’s de verwijzingen niet.
Het is dus een mooi boek om mee te nemen op vakantie. Het is wel te veel om in één keer uit te lezen. Je moet het doseren en af en toe eens over mijmeren over wat je hebt gelezen. Om het wat spannender te maken zou je er nog een boek met een andere invalshoek naast kunnen lezen. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan een boek van Pierre Hadot, waar Alders nog nooit van blijkt te hebben gehoord.
Achter in het boek geeft Alders aanbevelingen voor verdere studie. Dit hoofdstuk kan de lezer volgens mij het beste maar overslaan. Het meeste is gedateerd, onvolledig, oppervlakkig of eenzijdig. De echte aanraders vind ik er niet in terug. Gelukkig is er altijd nog het internet.
C.J. Alders: De wereld vóór God, Filosofie van de Oudheid,
Klokwerk -Design, Amsterdam 2018, paperback 390 bladzijden